ECLI:NL:GHAMS:2016:1044

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
200.172.548/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris wegens vermeende fraude en valsheid in geschrifte met betrekking tot schenkingsovereenkomsten en testament

In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen notaris mr. [naam] wegens vermeende fraude en valsheid in geschrifte bij het opstellen van vier schenkingsovereenkomsten met uitsluitingsclausule en het testament van de vader van de notaris. Klager stelt dat de notaris in strijd met de Wet op het notarisambt heeft gehandeld. De kamer voor het notariaat heeft klager in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de driejaarstermijn. Het hof bevestigt deze beslissing.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Klager en de zus van de notaris zijn op 25 september 1993 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Na het overlijden van de vader van de notaris in februari 2005, zijn er verschillende schenkingsovereenkomsten opgesteld door de notaris. Klager heeft in 2009 kennisgenomen van de inhoud van deze overeenkomsten, maar pas in 2013 is hij zich bewust geworden van het ontbreken van een schriftelijke volmacht en de mogelijke onregelmatigheden bij de ondertekening van de overeenkomsten.

Het hof overweegt dat klager al in 2009 op de hoogte was van de schenkingsovereenkomsten en dat de klacht daarom te laat is ingediend. Klager heeft ook erkend dat hij in 2005 kennis heeft genomen van het testament van de vader, waardoor ook de klacht over het testament te laat is. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.172.548/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2014/162
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 maart 2016
inzake
drs. [naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 2 juli 2015 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 2 juni 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:17). De kamer heeft in de bestreden beslissing klager in zijn klacht tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De notaris heeft op 16 september 2015 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.3.
Het hof heeft op 3 november 2015 en 24 december 2015 aanvullende stukken van de notaris ontvangen.
1.4.
Op 29 december 2015 heeft het hof van klager aanvullende stukken ontvangen, waaronder een brief gedateerd 23 december 2015.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 7 januari 2016. Klager en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; ieder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
1.6.
De voorzitter heeft tijdens de zitting in hoger beroep aan klager medegedeeld dat voormelde brief van 23 december 2015 een inhoudelijke uiteenzetting betreft in reactie op het verweerschrift van de notaris en dat deze brief buiten beschouwing wordt gelaten omdat het van toepassing zijnde Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven voor het indienen van verdere reacties/schriftelijke uiteenzettingen dan het beroepschrift en het verweerschrift niet de mogelijkheid biedt, tenzij het hof daarom uitdrukkelijk vraagt. De notaris heeft - desgevraagd - verklaard geen bezwaar te hebben tegen kennisneming door het hof van de overige van de zijde van klager op 29 december 2015 binnengekomen aanvullende stukken (de bijlagen 10 tot en met 17), zodat die stukken tot de processtukken behoren.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klager en [naam] , de zus van de notaris (hierna ook: de zus), zijn op 25 september 1993 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
3.2.2.
Op 3 juli 2002 is ten overstaan van mr. [notaris X] , destijds notaris te [plaats] (voorganger van de notaris), het testament gepasseerd van de vader van de notaris (hierna: de vader).
3.2.3.
In een schriftelijke overeenkomst, opgesteld door de notaris op briefpapier met KNB-logo en gedagtekend op 15 januari 2003, is de moeder van de notaris (handelende voor zich en – voor zoveel nodig – als gevolmachtigde van de vader) met de notaris en zijn twee zussen, [naam] en [naam] , overeengekomen dat zij ieder van hen een bedrag van
€ 24.857,- zal schenken. In die overeenkomst is een uitsluitingsclausule opgenomen.
3.2.4.
Na het overlijden van de vader in februari 2005, zijn soortgelijke overeenkomsten in juli 2005, januari 2006 en februari 2007 aangegaan tussen de moeder van de notaris en haar kinderen.
3.2.5.
Nadat klager eind 2006 had vernomen dat het testament van de vader een uitsluitingsclausule bevatte, hebben klager en de zus op 11 juli 2007 door mr. [naam] , destijds notaris te [plaats] , een akte “Huwelijkse voorwaarden staande huwelijk & verdeling en levering” laten passeren (hierna: de akte huwelijkse voorwaarden).
3.2.6.
In 2009 zijn klager en de zus verwikkeld geraakt in een echtscheidingsprocedure. Kopieën van de hierboven vermelde schenkingsovereenkomsten zijn in die procedure door de zus in het geding gebracht.
3.2.7.
Bij beschikking van 8 juli 2010 heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch de echtscheiding tussen klager en de zus uitgesproken. Op 14 oktober 2010 is deze beschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.8.
Bij beschikking van 23 maart 2012 van voormelde rechtbank is de akte huwelijkse voorwaarden - op de door de zus aangevoerde gronden, te weten bedreiging en misbruik van omstandigheden - vernietigd. Op 11 april 2013 heeft het hof ’s Hertogenbosch deze beschikking bekrachtigd.
3.2.9.
Op 29 april 2013 heeft tussen klager, de zus en mr. [naam] , destijds notaris te [plaats] , een gesprek plaatsgevonden over de verdeling van de huwelijksgoederen- gemeenschap van klager en de zus.

4.Standpunt van klager

De klacht van klager bestaat uit de volgende onderdelen.
i. De notaris heeft fraude dan wel valsheid in geschrifte gepleegd en in strijd met de Wet op het notarisambt (Wna) gehandeld bij het opstellen van de vier in 3.2.3. en 3.2.4. genoemde schenkingsovereenkomsten met uitsluitingsclausule.
In de schenkingsovereenkomst van 2003 staat dat de moeder van de notaris bij volmacht voor de vader optrad, maar er is geen (specifieke of algemene) volmacht aangehecht of bijgevoegd en - daarnaar gevraagd - ook niet overgelegd. Daarnaast wijst klager erop dat de vader in 1998 door een herseninfarct is getroffen, waardoor hij in 2003 niet in staat was een volmacht te tekenen. Tijdens de echtscheidingsprocedure werd er van de zijde van de zus gesuggereerd dat er een algemene volmacht bestond, die de vader voordat hij een herseninfarct kreeg had opgesteld en waarmee hij de moeder van de notaris ‘levenslang’ had gemachtigd om voor hem op te treden. Uiteindelijk is klager gebleken dat er noch een specifieke noch een algemene volmacht bestond. Klager verdenkt de notaris ervan de schenkingsovereenkomst van 2003 in 2005, na het overlijden van de vader, of in 2009 (ten tijde van de echtscheidingsprocedure) te hebben opgesteld. In dat licht verwijst klager verder naar de schenkingsovereenkomsten van 2005, 2006 en 2007, die volgens hem identiek zijn aan de schenkingsovereenkomst van 2003 en doen vermoeden dat zij alle op dezelfde dag, en niet op de respectieve daarin vermelde tekendata, zijn ondertekend.
ii. De notaris heeft fraude gepleegd en in strijd met de Wet op het notarisambt gehandeld bij het opstellen van het testament van de vader.
De vader was na zijn herseninfarct niet meer compos mentis. Hij heeft derhalve nooit zijn medewerking aan het testament kunnen verlenen. Volgens klager ligt het in de rede te veronderstellen dat de notaris zijn voorganger, notaris mr. [notaris X] , heeft bewogen het testament van de vader te passeren.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Driejaarstermijn
6.1.
Op grond van artikel 99 lid 15 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de klachtgerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, heeft kennisgenomen. Volgens vaste rechtspraak van het hof begint de driejaarstermijn te lopen op het moment waarop een klager van het handelen/nalaten van de notaris op enigerlei wijze is gebleken. Niet doorslaggevend is het moment waarop een klager de betekenis van het handelen/nalaten van de notaris ten volle begrijpt.
6.2.
De kamer heeft overwogen dat klager niet-ontvankelijk is in beide klachtonderdelen vanwege overschrijding van de driejaarstermijn.
6.3.
Evenals in eerste aanleg stelt klager ook in hoger beroep dat voor wat betreft klachtonderdeel i. de driejaarstermijn niet eerder is gaan lopen dan op 29 april 2013, te weten de datum waarop het gesprek over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft plaatsgevonden. Weliswaar was klager reeds in 2009 bekend met de inhoud van de vier schenkingsovereenkomsten, maar pas tijdens het gesprek op 29 april 2013 is hem duidelijk geworden dat er geen schriftelijke volmacht bestond en dat de notaris dus in strijd met de ethiek en gedragscodes van zijn ambt heeft gehandeld. Ook de fraude dan wel valsheid in geschrifte is hem pas in 2013 bekend geworden, aldus klager.
6.4.
Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat klager ten tijde van de echtscheidingsprocedure in 2009 kennis heeft genomen van de inhoud van de vier door de notaris opgestelde schenkingsovereenkomsten met uitsluitingsclausule. Dat klager naar zijn zeggen pas in 2013 gewaar werd van het feit dat een schriftelijke volmacht ondertekend door de vader bij de schenkingsovereenkomst van 2003 ontbrak en dat bij hem toen de verdenking is gerezen dat ook met de andere drie schenkingsovereenkomsten iets mis is in die zin dat deze niet op de daarop voorkomende datum zijn ondertekend, laat onverlet dat klager al in 2009 op de hoogte was van het bestaan van de schenkingsovereenkomsten met uitsluitingsclausule en daarmee van het handelen van de notaris. De klacht is op 4 december 2013 bij de kamer ingekomen en daarmee te laat, want na het verstrijken van de in 2009 aangevangen driejaarstermijn. De kamer heeft klager daarom terecht in klachtonderdeel i. niet-ontvankelijk verklaard.
6.5.
Ten aanzien van klachtonderdeel ii. overweegt het hof dat klager in februari 2005 kennis heeft kunnen nemen (en eind 2006 ook kennis heeft genomen) van de inhoud van het testament van de vader en dat hij om die reden te laat is met klagen. Klager heeft dit in hoger beroep ook erkend.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, C.H.M. van Altena en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2016 door de rolraadsheer.