Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht was ingediend door een klaagster die zich benadeeld voelde door de gerechtsdeurwaarder, die in drie dossiers beslag had gelegd onder het UWV. De klaagster had in de betreffende dossiers de afgesproken bedragen aan de gerechtsdeurwaarder voldaan, waardoor de beslaglegging onterecht was. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet gerechtigd was om beslag te leggen, en dat dit handelen tuchtrechtelijk laakbaar was. De kamer had eerder een maatregel van berisping opgelegd, maar het hof vond deze maatregel te zwaar en besloot de berisping zonder aanzegging op te leggen. De klaagster had ook een verzoek tot schadevergoeding ingediend, maar het hof verklaarde haar in dat verzoek niet-ontvankelijk, aangezien dit niet mogelijk was in een tuchtrechtelijke procedure. De beslissing van het hof was dat de klachtonderdelen over de onterechte beslaglegging gegrond waren, terwijl de klachtonderdelen over onheuse bejegening en onjuiste uitlatingen ongegrond werden verklaard.