Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken.
[kind A] en [kind B] hebben in hun vroege jeugd gebrek gehad aan basale verzorging, veiligheid en stabiliteit. Voor hun uithuisplaatsing was sprake van huiselijk geweld door de vader, pedagogische onmacht bij de ouders en een uithuiszetting van het gezin.
[kind A] heeft te kampen met hechtingsproblematiek vanwege zijn belaste verleden. Hij heeft voordat hij in het huidige perspectief biedende pleeggezin is gekomen met een groot aantal wisselende opvoeders te maken gehad en in respectievelijk een crisispleeggezin, een schakelgezin en, vanwege ernstige gedragsproblemen, een opvoedgezin van de Bascule gewoond.
[kind B] is een bovengemiddeld intelligente jongen en vraagt om veel uitdaging en stimulans. Gedragsmatig neigt hij ernaar de grenzen op te zoeken en hij laat zich niet automatisch structureren, aansturen en corrigeren. [kind B] heeft eveneens te kampen met hechtingsproblematiek, waardoor hij niet toekomt aan ontwikkeltaken. Voorts is sprake van een onrijpe emotionele ontwikkeling, waardoor hij een kwetsbare jongen is, en bestaan zorgen over zijn gedrag. Hij neigt tot internaliserende gedragsproblemen, zoals zich minderwaardig en schuldig voelen en denken dat niemand van hem houdt.
De moeder heeft een belaste voorgeschiedenis met huiselijk geweld en middelengebruik, waarin ook sprake is van hechtingsproblematiek. Zij heeft sinds 2010 een positieve ontwikkeling doorgemaakt ten aanzien van haar persoonlijke problematiek, maar zij was en is niet in staat de kinderen voldoende en constante duidelijkheid en structuur te bieden. Zij zit ten aanzien van de opvoeding van de kinderen niet op dezelfde lijn als de deskundigen en schat de (hechtings)problematiek van de kinderen anders in dan de deskundigen. Door regelmatig in hoger beroep te gaan tegen beslissingen van de kinderrechter ten aanzien van (onder meer) de uithuisplaatsing van de kinderen, verstoort zij het hechtingsproces van de kinderen bij de pleegouders en hun positieve ontwikkeling in het pleeggezin. Voorts belast de moeder de kinderen met de strijd die zij voert tegen beslissingen van BJZNH of de kinderrechter, waardoor de kinderen onduidelijkheid ervaren en hun gevoel van onveiligheid toeneemt.
Gebleken is dat de opvoedingssituatie van de kinderen moet voldoen aan specifieke voorwaarden, gelet op hun problematiek. [kind B] vraagt, meer dan een gemiddelde leeftijdsgenoot, om structuur, begrenzing, stabiliteit, erkenning, stimulans en geborgenheid. Zijn opvoeder dient derhalve meer dan gemiddeld geduld te hebben, inzicht te hebben in zijn ontwikkelingsbehoeften, flexibel te zijn en te kunnen omgaan met tegenslagen en frustraties. Ook [kind A] heeft specifieke begeleiding nodig gelet op zijn gedragsproblematiek, waaronder woede-uitbarstingen.
Het gaat goed met [kind B] bij de pleegouders, zij bieden hem een duidelijk en consequent opvoedingsklimaat met voldoende veiligheid en structuur. Er is sprake van hechting tussen [kind B] en de pleegouders. Met [kind A] gaat het eveneens goed bij de pleegouders, hij ontwikkelt zich thans voorspoedig.