3.5.Infomedics stelt dat de Overeenkomst en de beëindigingsovereenkomst tot stand zijn gekomen tussen enerzijds Advocatenkabinet en anderzijds de (ontbonden) maatschap. Het hof gaat in dit arrest veronderstellenonderwijs uit van de juistheid van deze (betwiste) stelling.
3.6.1.De grieven 1 en 3 zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Infomedics haar stelling dat de financiële positie van [X] en/of de maatschap bij het aangaan van de Overeenkomst op 19 januari 2012 zodanig was dat [geïntimeerde] wist of behoorde te weten dat [X] in geval van mogelijke niet betaling van vorderingen, de hiervoor van Advocatenkabinet ontvangen vergoedingen niet zou kunnen terugbetalen (retrocessie), onvoldoende heeft onderbouwd.
3.6.2.Infomedics voert ter onderbouwing van de grieven (met een beroep op de faillissementsverslagen van de curator van [X]) aan dat [X] vanaf 2006 geen belastingen meer betaalde, op het moment van het sluiten van de Overeenkomst een belastingschuld had van ongeveer € 220.000,= en in 2012 en 2013 een negatief eigen vermogen had en mogelijk in de jaren daarvoor ook. Verder heeft [X] vanaf 2006 geen jaarstukken meer gepubliceerd en had [geïntimeerde] geen inzicht in de administratie en financiële gang van zaken binnen de maatschap en [X], zodat [geïntimeerde] geen goed zicht kon hebben op de rechten en verplichtingen hiervan. Verder – zo vervolgt Infomedics – verrichtte NO BV sinds 2011 geen activiteiten meer en had sedertdien geen inkomsten en vermogensbestanddelen.
3.6.3.Naar het oordeel van het hof heeft Infomedics onvoldoende gesteld om voormelde stelling (3.6.1) te kunnen dragen. Weliswaar erkent [geïntimeerde] dat het eigen vermogen van [X] in 2012 en 2013 negatief was, maar volgens [geïntimeerde] was het eigen vermogen in 2011 (en derhalve kort voorafgaand aan het sluiten van de Overeenkomst) nog positief. Daarbij erkent [geïntimeerde] dat de belastingdienst bij het aangaan van de Overeenkomst claimde een vordering op [X] te hebben, maar deze vordering was – zo stelt [geïntimeerde] - lager dan € 220.000,= terwijl [X] gewoon bij was met de loonbelasting voor het personeel en omzetbelasting. Daarbij waren de jaarstukken van [X] vanaf 2006 weliswaar niet gepubliceerd, maar die van de maatschap wel, aldus [geïntimeerde]. Mede in het licht van deze stellingen heeft Infomedics naar het oordeel van het hof de grondslag van haar vordering onvoldoende onderbouwd. Dit klemt temeer daar de Overeenkomst niet direct leidde tot een betalingsverplichting van de maatschap jegens Advocatenkabinet, maar enkel tot de (voorwaardelijke) verplichting van de maatschap om in het geval een debiteur in gebreke bleef met betaling, de desbetreffende vordering terug te nemen (de retrocessie) en het hiervoor van Advocatenkabinet ontvangen bedrag aan haar terug te betalen. [geïntimeerde] moest er als bestuurder van [X] weliswaar rekening mee houden dat mogelijk een deel van de aan Advocatenkabinet overgedragen vorderingen op de debiteuren van de maatschap oninbaar zou zijn, maar Infomedics heeft onvoldoende gesteld om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat [geïntimeerde] reeds ten tijde van het aangaan van de Overeenkomst wist of behoorde te weten dat hiermee naar verwachting een hoog totaalbedrag gemoeid zou zijn (zie hierover ook rechtsoverweging 3.8). [geïntimeerde] heeft daarbij onvoldoende weersproken aangevoerd dat hij in 2011 een omzet had van circa € 90.000,= tot € 120.000,= per maand, zodat hij mocht verwachten dat hij over voldoende middelen beschikte om aan een eventuele terugbetalingsverplichting te voldoen.
3.6.4.De grieven 1 en 3 falen.
3.7.1.Grief 2 klaagt erover dat de rechtbank uitsluitend de wetenschap van [geïntimeerde] bij het aangaan van de Overeenkomst heeft meegewogen, terwijl zij ook de wetenschap op de momenten dat de verschillende vorderingen aan Advocatenkabinet werden aangeleverd, had moeten meewegen. Dit geldt temeer daar [geïntimeerde] steeds vaker vorderingen aanleverde op debiteuren die niet konden betalen, zo stelt Infomedics.
3.7.2.Naar het oordeel van het hof berust grief 2 deels op een verkeerde lezing van het vonnis. In rechtsoverweging 4.15 overweegt de rechtbank immers duidelijk dat voor het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] als bestuurder van [X] is vereist dat op het moment dat [X] de vergoeding voor de gecedeerde vordering ontving (waarmee de rechtbank naar het hof begrijpt bedoelt het moment waarop de vordering wordt aangeleverd), [geïntimeerde] wist of behoorde te weten dat er een aanzienlijke kans bestond dat de gecedeerde vordering oninbaar zou zijn en dat hij wist of behoorde te weten dat in dat geval [X] niet terug zou kunnen betalen. Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat Infomedics daarvoor onvoldoende heeft aangevoerd.
Ook in hoger beroep heeft Infomedics onvoldoende duidelijk en concreet ten aanzien van één (of meer) bepaalde gecedeerde vordering(en) gesteld dat op het moment dat [X] de vordering(en) aanleverde, [geïntimeerde] wist of behoorde te weten dat er een aanzienlijke kans bestond dat de gecedeerde vordering(en) oninbaar zou(den) zijn en dat hij wist of behoorde te weten dat [X] alsdan niet terug zou kunnen betalen (zie voor dit laatste ook rechtsoverweging 3.6.3). Voor een motivering van dit oordeel wat betreft de vorderingen van [X] op VOC wordt verwezen naar 3.8.
3.7.3.Grief 2 wordt verworpen.
3.8.1.Grief 4 is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde] bij het aanleveren van de vorderingen op VOC aan Advocatenkabinet en het dientengevolge ontvangen van de hiermee gemoeide vergoedingen, niet onrechtmatig jegens Advocatenkabinet heeft gehandeld.
3.8.2.Het hof stelt bij de beoordeling van de grief voorop dat [geïntimeerde] (als bestuurder van [X]) onrechtmatig heeft gehandeld, indien - op het moment dat de maatschap/[X] een vordering op VOC aanleverde en de hiermee gemoeide vergoeding ontving - (1) [geïntimeerde] wist of behoorde te weten dat er een aanzienlijke kans bestond dat deze gecedeerde vordering oninbaar zou zijn, en (2) [geïntimeerde] wist of behoorde te weten dat de maatschap/[X] alsdan niet terug zou kunnen betalen, met andere woorden geen verhaal zou bieden.
3.8.3.Infomedics voert ter onderbouwing van de grief onder meer aan dat [geïntimeerde] in de periode van 8 februari 2012 tot en met 3 mei 2012 voor in totaal een bedrag van
€ 106.456,08 aan vorderingen op VOC heeft aangeleverd. Dit terwijl op 10 februari 2012 een verzoek bij de Ondernemingskamer was ingediend om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van VOC, zo stelt Infomedics. Uit de beschikking van de Ondernemingskamer van 19 april 2012 blijkt onder meer dat in september 2011 sprake was van een nijpend liquiditeitstekort bij VOC waardoor de aandeelhouders hadden besloten tot liquidatie van de vennootschap, terwijl VOC ten tijde van de procedure bij de Ondernemingskamer een belastingschuld had van ongeveer € 2.000.000,=. Verder werd in de beschikking van de Ondernemingskamer een bewindvoerder aangesteld om onderzoek te doen naar het beleid en de gang van zaken. Bewindvoerder [Z] – zo vervolgt Infomedics - schrijft in zijn e-mail van 15 november 2012 dat VOC al langere tijd in financieel noodweer verkeerde waarbij er geen hoop was op een goede afloop. Uit een eventuele verkoop van VOC aan derden zouden de schuldeisers niet kunnen worden voldaan, zo schrijft [Z] verder in deze e-mail. [geïntimeerde] stond VOC tijdens de procedure bij de Ondernemingskamer bij, en was derhalve van de betalingsproblemen bij VOC op de hoogte. Het desondanks blijven aanleveren van de vorderingen op VOC was onrechtmatig, nu er een aanzienlijke kans bestond dat deze vorderingen oninbaar zouden zijn, aldus nog steeds Infomedics.
3.8.4.[geïntimeerde] voert onder meer het verweer dat VOC tot aan het aangaan van de Overeenkomst in januari 2012 steeds alle declaraties aan de maatschap heeft voldaan, terwijl Advocatenkabinet gedurende de eerste maanden van 2012 [geïntimeerde] niet op de hoogte heeft gesteld van het feit dat VOC haar rekeningen niet betaalde. Daarbij rechtvaardigen de vaststellingen door de Ondernemingskamer en de benoeming van een bewindvoerder nog niet de conclusie dat [geïntimeerde] diende aan te nemen dat een aanzienlijke kans bestond dat zijn declaraties niet zouden worden voldaan en hij rekening diende te houden met retrocessie, zo stelt [geïntimeerde]. Het nijpende liquiditeitstekort werd enkel veroorzaakt door de grote belastingschuld, maar liet onverlet dat VOC goed draaide en er voldoende cashflow was om de crediteuren te voldoen. Bovendien blijven ondernemingen in zwaar weer hun adviseurs (waaronder hun advocaten) in de regel betalen, aldus [geïntimeerde].
3.8.5.Naar het oordeel van het hof heeft Infomedics - mede in het licht van het verweer van [geïntimeerde] - onvoldoende gesteld om haar stelling te kunnen dragen dat [geïntimeerde] reeds bij de aanlevering van de vorderingen op VOC wist of behoorde te weten dat een aanzienlijke kans bestond dat deze gecedeerde vorderingen oninbaar zouden zijn (3.8.2 onder 2) en [X] voor de terugbetalingsverplichtingen geen verhaal zou bieden. Weliswaar waren er aanwijzingen dat VOC mogelijk in gebreke zou blijven de vorderingen te voldoen (3.8.3), maar deze waren niet sterk genoeg (3.8.4) om voormelde conclusie te rechtvaardigen. Daarbij komt dat [Z] in zijn e-mail van 12 november 2012 (prod. 13 inl. dagv.) weliswaar een aantal constateringen heeft gedaan die er op neerkomen dat VOC al langere tijd in zwaar weer verkeerde, maar [Z] was ten tijde van het aanleveren van de facturen nog geen bewindvoerder en gesteld noch gebleken is dat hij in die periode contact had met [geïntimeerde] en hem van dergelijke informatie heeft voorzien. Bovendien schrijft [Z] in zijn e-mail van 24 mei 2012 (17.29 uur) dat VOC winst maakte, terwijl hij in zijn e-mail van 25 mei 2012 (15.38 uur) vermeldt dat een activatransactie was overeengekomen waaruit alle crediteuren (waaronder Advocatenkabinet) zouden kunnen worden voldaan (zie voor deze e-mails prod. 16 cva). Nu in mei 2012 voor [Z] als bewindvoerder van VOC niet evident was dat de crediteuren niet konden worden voldaan, is het de vraag of dit voor [geïntimeerde] als advocaat van VOC wél het geval was of had moeten zijn. Het hof beantwoordt deze vraag negatief. Dit wordt niet anders doordat [geïntimeerde] ten onrechte heeft vertrouwd op (mogelijke) mondelinge garanties van de bestuurders van VOC en niet tijdig heeft zorggedragen voor schriftelijke borgstellingen. Overigens legt Infomedics in hoger beroep niet (meer) aan haar vordering ten grondslag dat [geïntimeerde] haar ten onrechte zou hebben medegedeeld te beschikken over borgstellingen van directieleden van VOC, zodat deze stelling door het hof niet wordt meegewogen.
Infomedics verwijt [geïntimeerde] verder dat hij Advocatenkabinet van de ‘curatele’ van VOC op de hoogte had moeten brengen. Mede in het licht van hetgeen Van Boxmeer (Advocatenkabinet) op 23 april 2012 aan [geïntimeerde] mailt (
‘U hebt mij zojuist bevestigd dat alle 4 directieleden van VOC afgelopen week door de Ondernemingskamer uit hun functie zijn ontheven’), heeft Infomedics dit verwijt onvoldoende onderbouwd.
Het aanbod van Infomedics om te bewijzen dat [geïntimeerde] bij aanlevering van de facturen van VOC wist of behoorde te weten dat VOC (en de maatschap) deze niet zou(den) kunnen voldoen, onder meer door het horen van bewindvoerder [Z], wordt verworpen. Het bewijsaanbod betreft een conclusie, terwijl Infomedics in gebreke is gebleven voldoende feiten te stellen om deze conclusie te kunnen dragen.
3.9.1.De grieven 5 en 6 zijn gericht tegen de overwegingen van de rechtbank dat [geïntimeerde] bij het aangaan van de beëindigingsovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat Advocatenkabinet op de hoogte was van het reële risico dat de maatschap en/of [X] niet aan hun verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomsten zouden kunnen voldoen en Advocatenkabinet desondanks deze overeenkomsten is aangegaan.
3.9.2.De rechtbank heeft in het kader van de vraag of [geïntimeerde] als bestuurder van [X] bij het (namens de maatschap) aangaan van de
beëindigingsovereenkomstonder meer overwogen dat deze overeenkomst was gericht op het afbouwen van de relatie en dat de risico’s die Advocatenkabinet liep niet toenamen. Nu Infomedics tegen deze overwegingen geen grief heeft gericht, wordt uitgegaan van de juistheid ervan. Naar het oordeel van het hof brengt het gegeven dat de beëindigingsovereenkomst was gericht op het afbouwen van de relatie en er als zodanig door [geïntimeerde] dus nieuwe verplichtingen werden aangegaan, nog niet met zich dat [geïntimeerde] bij het aangaan van de beëindigingsovereenkomst onrechtmatig heeft gehandeld. Nu de risico’s die Advocatenkabinet door het aangaan van deze overeenkomst liep niet toenamen, heeft Advocatenkabinet immers geen (extra) schade geleden.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat [geïntimeerde] ter zake de betalingsregeling die lag besloten in de beëindigingsovereenkomst melding heeft gemaakt van liquiditeitskrapte en heeft verwezen naar afspraken met debiteur [B] en een te sluiten akkoord met debiteur VOC. Voor zover Infomedics heeft bedoeld tegen deze overweging te grieven heeft zij dit onvoldoende duidelijk en gemotiveerd gedaan, zodat wordt uitgegaan van de juistheid ervan. Naar het oordeel van het hof brengt het gegeven dat [geïntimeerde] Advocatenkabinet op de hoogte heeft gebracht van de bestaande risico’s met betrekking tot de inkomsten van de maatschap, met zich dat Advocatenkabinet er rekening mee moest houden dat moeilijkheden konden rijzen met het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van de beëindigingsovereenkomst. Derhalve heeft [geïntimeerde] door het aangaan van de beëindigingsovereenkomst niet onrechtmatig jegens Advocatenkabinet gehandeld. Dit geldt temeer daar Infomedics naast de hierboven genoemde door [geïntimeerde] in het kader van de tot standkoming van de beëindigingsovereenkomst aan de orde gestelde risico’s, onvoldoende concreet en duidelijk (andere) risico’s heeft gesteld die [geïntimeerde] ten onrechte niet heeft medegedeeld.
Tot slot wordt de stelling dat [geïntimeerde] Advocatenkabinet bij het aangaan van de beëindigingsovereenkomst zou hebben gezegd dat het allemaal goed zou komen en Advocatenkabinet zou hebben bedonderd, door [geïntimeerde] gemotiveerd betwist, onder meer met het verweer dat [geïntimeerde] ervoor heeft gezorgd dat € 50.000,= ter beschikking is gesteld om de vorderingen van Advocatenkabinet te betalen.
3.9.3.De stelling dat [geïntimeerde] als bestuurder van [X] (namens de (ontbonden) maatschap) bij het aangaan van de
vaststellingsovereenkomstonrechtmatig heeft gehandeld, wordt evenzeer verworpen. Infomedics heeft in het licht van het vaststaande gegeven dat Advocatenkabinet bij het aangaan van de beëindigingsovereenkomst er al rekening mee moest houden dat moeilijkheden konden rijzen met het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst, onvoldoende concreet en duidelijk feiten en omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat dit bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst anders lag. Dit brengt met zich dat [geïntimeerde] ook bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst niet onrechtmatig jegens Advocatenkabinet heeft gehandeld, ook in het (veronderstelde) geval dat hij wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat [X] de verplichtingen voor de (ontbonden) maatschap uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst (gedeeltelijk) niet zou kunnen nakomen.
3.9.4.De grieven 5 en 6 worden verworpen.