ECLI:NL:GHAMS:2015:96

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
22 januari 2015
Zaaknummer
200.136.514/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen in verband met een minnelijke regeling tussen partijen

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2015 een beschikking gegeven inzake de beëindiging van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschap JMJ Invest B.V. Dit onderzoek was eerder bevolen bij beschikking van 27 februari 2014, waarbij ook onmiddellijke voorzieningen waren getroffen. De aanleiding voor de beëindiging van het onderzoek was een minnelijke regeling die tot stand was gekomen tussen de aandeelhouders van JMJ Invest. De Ondernemingskamer ontving berichten van de betrokken functionarissen dat er geen bezwaren waren tegen de beëindiging van het onderzoek en de getroffen voorzieningen. Zowel de verzoekster als de verweerster hebben verzocht om het onderzoek te beëindigen, wat de Ondernemingskamer heeft ingewilligd. De beschikking verklaart de beëindiging van het onderzoek en de onmiddellijke voorzieningen met ingang van de datum van de beschikking. De uitspraak is gedaan door een panel van rechters, waaronder de voorzitter en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer : 200.136.514/01
beschikking van de Ondernemingskamer van 20 januari 2015
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
gevestigd te [...],
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. K. de Vries, kantoorhoudende te Groningen,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JMJ INVEST B.V.,
gevestigd te Elst (Gelderland),
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. C.J. van Dijk, kantoorhoudende te Ede,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende],
gevestigd te [...],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DORMIL OOSTERHOUT BEHEER B.V.,
gevestigd te Oosterhout,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. C.J. van Dijk, kantoorhoudende te Ede.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
- verzoekster met [verzoekster];
- verweerster met JMJ Invest;
- belanghebbende 1 met [belanghebbende], en
- belanghebbende 2 met DOB.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 27 februari en 3 maart 2014 in deze zaak.
1.3
Bij haar beschikking van 27 februari 2014 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van JMJ Invest over de periode vanaf 1 januari 2009, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, alsmede – bij wijze van onmiddellijke voorzieningen en vooralsnog voor de duur van het geding – DOB geschorst als bestuurder van JMJ Invest, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd tot bestuurder van JMJ Invest en bepaald dat alle aandelen in JMJ Invest ten titel van beheer zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon. Bij beschikking van 3 maart 2014 is mr. D. Cras (verder: Cras) als onderzoeker, J.G.M. Timmer (verder: Timmer) als bestuurder en mr. J.A. Moolenburgh (verder: Moolenburgh) als beheerder van aandelen aangewezen.
1.4
Bij e-mailbericht van 14 januari 2015 heeft Timmer de Ondernemingskamer onder andere bericht dat tussen de drie aandeelhouders een minnelijke regeling tot stand is gekomen, dat alle verplichtingen van JMJ Invest jegens de door Ondernemingskamer benoemde functionarissen zijn voldaan en dat deze functionarissen geen bezwaren hebben tegen toewijzing van een verzoek tot beëindiging van de procedure.
1.5
Bij op 15 januari 2015 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen brief heeft mr. De Vries namens [verzoekster] de Ondernemingskamer verzocht om deze zaak “te royeren”.
1.6
Bij op 16 januari 2015 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen brief heeft mr. Van Dijk namens JMJ Invest, [belanghebbende] en DOB verzocht om het verzoek van [verzoekster] toe te wijzen en het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van JMJ Invest en de getroffen onmiddellijke voorzieningen te beëindigen.
1.7
Op 16 januari 2015 heeft Moolenburgh aan de secretaris van de Ondernemingskamer laten weten dat hij geen bezwaren heeft tegen beëindiging van het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen.
1.8
Op 19 januari 2015 heeft Cras aan de secretaris van de Ondernemingskamer laten weten dat hij geen bezwaren heeft tegen beëindiging van het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen.

2.De gronden van de beslissing

Nu partijen een minnelijke regeling hebben getroffen, er geen bezwaren zijn ontvangen tegen beëindiging van het onderzoek en opheffing van de getroffen onmiddellijke voorzieningen en de Ondernemingskamer ook voorts niet is gebleken van enig belang dat zich daartegen verzet, zal de Ondernemingskamer het verzoek van partijen inwilligen aldus dat zij het bij de beschikking van 27 februari 2014 bevolen onderzoek en de bij die beschikking getroffen onmiddellijke voorzieningen zal beëindigen, één en ander met ingang van heden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beëindigt met ingang van heden het bij haar beschikking van 27 februari 2014 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van JMJ Invest B.V., gevestigd te Elst (Gelderland);
beëindigt met ingang van heden de bij haar beschikking van 27 februari 2014 getroffen
onmiddellijke voorzieningen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. G.C. Makkink en mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, raadsheren, en prof. dr. R.A.H. van der Meer RA en prof. drs. E. Eeftink RA, raden, in tegenwoordigheid van, mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 20 januari 2015.