ECLI:NL:GHAMS:2015:820

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
200.150.348
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing binnen Nederland in het belang van de kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [Y]. De man is in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de vrouw toestemming is verleend om met de kinderen te verhuizen. De man betwist de noodzaak van de verhuizing en stelt dat het in het belang van de kinderen is om in [X] te blijven, waar zij hun hele leven hebben gewoond. De vrouw voert aan dat de verhuizing niet in strijd is met het ouderschapsplan en dat zij in staat is om voor de kinderen te zorgen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man te bepalen, maar het hof oordeelt dat de belangen van de kinderen voorop staan. Het hof overweegt dat de kinderen al veel veranderingen hebben meegemaakt en dat het in hun belang is om stabiliteit te behouden. De huidige regeling biedt hen structuur en duidelijkheid. Het hof vernietigt de bestreden beschikking en wijst het verzoek van de vrouw af, waardoor de kinderen bij de man blijven wonen. De beslissing is genomen op 10 maart 2015 door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 10 maart 2015
Zaaknummer: 200.150.348/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/15/212064 / FA RK 14-890
Uitspraak van de meervoudige familiekamer
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. M. Jonkman te Capelle aan den IJssel,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. N.D. Groenewoud te Nieuw-Vennep.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
De man is op 3 juni 2014 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 21 mei 2014 van de rechtbank Noord-Holland, met kenmerk C/15/212064 / FA RK 14-890.
1.3.
De vrouw heeft op 18 juli 2014 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De man heeft op 24 juli 2014 nadere stukken ingediend.
1.5.
De vrouw heeft op 28 juli 2014 nadere stukken ingediend.
1.6.
De zaak is op 31 juli 2014 ter terechtzitting behandeld. Uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal is gebleken dat de zaak met zaaknummer 200.150.348/01 pro forma is aangehouden met het verzoek aan de Raad onderzoek te verrichten naar, kort gezegd, de vragen of een verhuizing naar [Y] in het belang is van de kinderen, welke hoofdverblijfplaats het meest in het belang van de kinderen geacht moet worden en welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw het meest in het belang van de kinderen is. In de zaak met zaaknummer 200.150.348/02 is het verzoek van de man, de werking van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen, toegewezen.
1.7.
Op 1 oktober 2014 is het rapport van de Raad van 29 september 2014 ingekomen.
1.8.
De behandeling van de zaak is op 30 oktober 2014 voortgezet.
1.9.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [A], vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn [in] [2004] gehuwd. Hun huwelijk is op 24 april 2014 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 24 december 2013 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk zijn geboren [kind A] (hierna: [kind A]) [in] [2006] en [kind B] (hierna: [kind B]) [in] [2008] (gezamenlijk: de kinderen). De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
2.2.
Bij de echtscheidingsbeschikking is bepaald, voor zover in hoger beroep van belang, dat [kind A] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de vrouw en [kind B] haar hoofdverblijfplaats bij de man. Voorts is de tijdelijke regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken conform het door partijen op 10 juni 2013 ondertekende ouderschapsplan bepaald, te weten: de kinderen verblijven in de even weken van zondag 15.00 uur tot maandag naar school bij de man, van maandag uit school tot donderdag naar school bij de vrouw, van donderdag uit school tot vrijdag naar school bij de man, van vrijdag uit school tot zondagochtend bij de vrouw. In de oneven weken verblijven de kinderen van zondagochtend tot maandag naar school bij de man, van maandag uit school tot donderdag naar school bij de vrouw, van donderdag uit school tot zondagochtend bij de man. Vakanties en feestdagen worden, kort gezegd, bij helfte tussen de ouders verdeeld.
De beslissing over de definitieve verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is aangehouden in afwachting van de resultaten van mediation.
2.3.
Uit het ouderschapsplan blijkt voorts onder meer dat partijen de verdere opvoeding en verzorging van de kinderen in co-ouderschap voortzetten. Zij komen overeen dat zij op een maximale afstand van 30 minuten (per auto) van elkaar woonruimte zoeken.
2.4.
De Raad heeft in zijn rapport van 29 september 2014 geadviseerd de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man te bepalen. Voorts is de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken geadviseerd: de kinderen verblijven van maandagmiddag na school tot vrijdagochtend naar school bij de man. Van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend naar school verblijven zij bij de vrouw. Eens per vier weken verblijven de kinderen een weekend (van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend naar school) bij de man. In de week voorafgaand aan het weekend bij de man, verblijven de kinderen van woensdagmiddag tot donderdagochtend bij de vrouw, waarbij de man de kinderen naar de vrouw brengt en de vrouw de kinderen naar school brengt. Ten slotte adviseert de Raad om de vakanties en haal- en brengmomenten evenredig te verdelen.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vrouw haar (vervangende) toestemming te verlenen om met de kinderen naar [Y] te verhuizen, toegewezen.
Het verzoek van de man, om te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij hem zullen hebben indien de vrouw naar [Y] verhuist, is afgewezen.
3.2.
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de vrouw alsnog af te wijzen.
3.3.
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a BW dient de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.2.
De man stelt dat de vrouw reeds op 1 mei 2014 verhuisd is naar [Y], terwijl de noodzaak om naar [Y] te verhuizen ontbreekt. De belangen van de kinderen om in [X] te blijven, waar zij hun hele leven hebben gewoond, dienen te prevaleren boven het belang van de vrouw om met hen te verhuizen. De vrouw heeft zich te weinig ingespannen om woonruimte in [X] te vinden. [kind A] heeft veel moeite om aan nieuwe situaties te wennen en [kind B] heeft te kampen met hechtingsproblematiek. De kinderen zullen voor de omgang lang in de auto moeten zitten om van de vrouw naar de man te reizen. De uitvoering van de omgangsregeling wordt derhalve bemoeilijkt, terwijl de reistijd en reiskosten met name voor rekening van de man zullen komen. Hij betwist dat hij voor zijn werk veel in [Y] moet zijn. De buurt in [Y] waar de vrouw woont, is niet geschikt voor kinderen vanwege onder meer drukke wegen en criminaliteit. De vrouw heeft een mogelijke verhuizing niet goed doordacht en voorbereid, zo heeft zij de man buiten de keuze voor een nieuwe school voor de kinderen gelaten. Bovendien is zij door haar ziekte regelmatig overbelast, waardoor zij de zorg voor de kinderen niet altijd aan kan. De man werkt niet fulltime en kan veelal zijn eigen tijd indelen en aanpassen aan de kinderen, aldus de man.
4.3.
De vrouw voert aan dat zij niet in strijd handelt met het ouderschapsplan en dat de afgesproken reistijd niet substantieel wordt overschreden door de verhuizing. Partijen hadden in het ouderschapsplan afgesproken de verzorging van de kinderen in co-ouderschap voort te zetten, waaruit blijkt dat de man kennelijk van mening is dat de vrouw, ondanks haar medische situatie, wel in staat is om voor de kinderen te zorgen. Het is in het belang van de kinderen om hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw te hebben, zij kan hen begeleiden en de zorg bieden die nodig is. De wijk in [Y] waar zij woont, is een geschikte woonomgeving en zij betwist dat zij met gemak vervangende woonruimte in [X] kon vinden, aldus de vrouw.
4.4.
De Raad heeft ter zitting in hoger beroep meegedeeld bij het advies te blijven zoals verwoord in het rapport van 29 september 2014. Het is van belang dat er duidelijkheid komt voor de kinderen, zij hebben al veel meegemaakt. Voorts is het van belang dat de ouders hun onderlinge communicatie verbeteren en niet aan hun eigen stellingen blijven vasthouden, aldus de Raad.
4.5.
Aan het hof ligt ter beoordeling voor de vraag of aan de vrouw vervangende toestemming verleend dient te worden om met de kinderen naar [Y] te verhuizen. Het hof dient bij deze beoordeling de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Het belang van de kinderen staat daarbij voorop en dient een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het gaat dan enerzijds om het belang van de vrouw om met de kinderen naar [Y] te verhuizen en aldaar een nieuw bestaan op te bouwen en anderzijds het belang van de man om betrokken te zijn bij de verzorging en opvoeding van de kinderen, regelmatig omgang te hebben met de kinderen en de kinderen in zijn directe omgeving te zien opgroeien.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de kinderen thans, conform het advies van de Raad, van maandag uit school tot vrijdag naar school bij de man verblijven, en van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vrouw. Voorts verblijven zij één weekend per vier weken bij de man en in de week voorafgaand aan een dergelijk weekend van woensdagmiddag tot donderdagochtend bij de vrouw. De kinderen gaan doordeweeks regelmatig naar de sport-buitenschoolse opvang, waar zij onder meer gestimuleerd worden in hun lichamelijke en sociale ontwikkeling. De man is in staat om de kinderen veel structuur en duidelijkheid te bieden en hen verzorgd en op tijd op school te brengen. De vrouw is in staat om de kinderen emotioneel te ondersteunen en de vrije dagen leuk en inventief in te vullen.
Beide kinderen zijn bovengemiddeld intelligent. [kind A] is gediagnosticeerd met autisme. Hij heeft moeite zich te concentreren op (school)taken en met het inschatten van sociale situaties. Hij vindt het daardoor moeilijk om aansluiting met leeftijdsgenoten te vinden en te behouden. Hij heeft in verband daarmee een moeilijke start gehad op zijn huidige school in [X], maar nu gaat het redelijk goed met hem. [kind A] heeft voorts een sterke behoefte aan voorspelbaarheid, duidelijkheid en structuur. Hij heeft derhalve een beperkte veerkracht ten aanzien van veranderingen.
[kind B] heeft te kampen met gedragsproblematiek en mogelijk hechtingsproblematiek. Zij is pienter, veerkrachtig en ontwikkelt zich thans leeftijdsadequaat. Vanwege haar intelligentie wordt zij niet altijd begrepen door andere kinderen, waardoor conflicten kunnen ontstaan. Het risico bestaat voorts dat zij hierdoor door volwassenen wordt overvraagd. [kind B] kan voorts impulsief reageren en oppositioneel gedrag jegens de vrouw vertonen, waarbij zij haar eigen gang gaat.
4.6.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de man en de vrouw beiden een goede band hebben met de kinderen en dat de kinderen op beide ouders erg gesteld zijn. Gelet op het feit dat beide kinderen in relatief korte tijd veel veranderingen hebben meegemaakt, waaronder de scheiding van hun ouders en de verhuizing van de vrouw naar [Y], acht het hof het in het belang van de kinderen om hun leven thans niet ingrijpend te veranderen. De kinderen hebben het naar hun zin op hun huidige school en voelen zich er prettig, en de school kent de kinderen en hun specifieke behoeften. Een verandering van woonplaats en school acht het hof thans met name niet in het belang van [kind A], gelet op zijn autisme en daarmee samenhangende beperkte veerkracht ten aanzien van veranderingen. Voorts neemt het hof in aanmerking dat de kinderen gewend zijn aan de huidige regeling en dat het naar omstandigheden goed met hen gaat. Weliswaar is voldoende aannemelijk geworden dat de vrouw niet met gemak vervangende woonruimte in of dichter bij [X] heeft kunnen vinden en dat de buurt waar zij woont niet ongeschikt voor opgroeiende kinderen is, maar dat betekent niet dat haar belang om samen met de kinderen naar [Y] te verhuizen, dient te prevaleren boven de belangen van de kinderen als hiervoor omschreven. Aangezien de kinderen bovendien, conform het advies van de Raad, thans drie van de vier weekenden bij de vrouw verblijven, acht het hof de vrouw voldoende in staat hen gedurende die momenten te begeleiden en uitstapjes met hen te ondernemen waarmee ook haar belang bij betrokkenheid bij de verzorging en opvoeding van de kinderen voldoende is gewaarborgd. Het inleidend verzoek van de vrouw zal derhalve alsnog worden afgewezen.
4.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst het inleidend verzoek van de vrouw alsnog af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Wigleven, mr. M.F.G.H. Beckers en mr. J.W. Brunt in tegenwoordigheid van mr. D.M. Jansen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2015.