ECLI:NL:GHAMS:2015:799

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
200.163.492/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak is aanhangig gemaakt door Stichting De Jeugd- en Gezinsbeschermers (JGB), die op 26 januari 2015 in hoger beroep is gekomen van een beschikking van de kinderrechter van 23 januari 2015. De kinderrechter had het verzoek van JGB tot verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp afgewezen. Het hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat er nog steeds sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen bij [geïntimeerde], die haar ontwikkeling naar volwassenheid belemmeren. Het hof oordeelt dat de gronden voor de machtiging tot gesloten jeugdhulp aanwezig zijn, ondanks dat [geïntimeerde] met instemming van haar voogd ervoor heeft gekozen niet naar Polen terug te keren. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de machtiging verlengd voor de duur van zes maanden, tot 30 juli 2015. Het hof heeft ook opgemerkt dat de zorgaanbieder Intermetzo niet in staat is een voorwaardelijke machtiging te bieden, wat de beslissing om de gesloten plaatsing te handhaven ondersteunt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 28 januari 2015
Zaaknummer: 200.163.492/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/15/220120 / JU RK 14-1155
in de zaak in hoger beroep van:
Stichting De Jeugd- en Gezinsbeschermers,
gevestigd te Haarlem,
appellante,
tegen
[geïntimeerde],
verblijvende te [plaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.J. van de Pol te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna respectievelijk JGB en [geïntimeerde] genoemd.
1.2.
JGB is op 26 januari 2015 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 23 januari 2015 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kinderrechter), met kenmerk C/15/220120 / JU RK 14-1155.
1.3.
De zaak is op 28 januari 2015 ter terechtzitting behandeld.
1.4.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de gezinsvoogd en twee andere vertegenwoordigers van JGB,
- [geïntimeerde], bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [K], vertegenwoordiger van Intermetzo.
1.5.
Met bericht van afwezigheid is namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haarlem (hierna: de Raad) niemand verschenen.

2.De feiten

2.1.
De heer [B] (hierna: de vader) en mevrouw [J] (hierna: de moeder) zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is geboren [geïntimeerde] [in] [1997]. [geïntimeerde] heeft een relatie met [Z] (hierna: [Z]). Uit deze relatie is geboren [X] (hierna [X]) [in] [2013]. [geïntimeerde] verblijft samen met [X] in een moeder- en kindhuis van Intermetzo in Zutphen.
2.2.
Bij beschikking van 8 januari 2013 van de kinderrechter is JGB (tot 1 januari 2015 handelend onder de naam Bureau Jeugdzorg Noord-Holland) benoemd tot tijdelijk voogd over [geïntimeerde].
2.3.
Bij beschikking van 30 juli 2014 van de kinderrechter is een voorlopige machtiging verleend om [geïntimeerde] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, welke machtiging is verlengd en thans voortduurt tot 30 januari 2015. Ingevolge artikel 10.5 lid 2 van de Jeugdwet (Jw) geldt deze machtiging met ingang van 1 januari 2015 als een machtiging tot gesloten jeugdhulp als bedoeld in artikel 6.1.2 Jw.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van JGB tot verlenging van de duur van de machtiging gesloten jeugdhulp van [geïntimeerde] met zes maanden, afgewezen.
3.2.
JGB verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.
3.3.
[geïntimeerde] heeft ter zitting in hoger beroep eveneens verzocht, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van JGB toe te wijzen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Het inleidend verzoek is bij de rechtbank ingediend op 9 december 2014 en behelsde een verzoek om voorzetting van de machtiging gesloten plaatsing als bedoeld in artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg (oud). Op 1 januari 2015 heeft deze bepaling haar gelding verloren en is de Jeugdwet in werking getreden. Ingevolge het bepaalde in artikel 10.5 lid 1 Jw geldt een verzoek om een machtiging als bedoeld in eerstgenoemde bepaling, ingediend voor 1 januari 2015, met ingang van dat tijdstip als een verzoek om een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2 Jw.
4.2.
Ter beoordeling aan het hof ligt voor de vraag of de kinderrechter terecht en op goede gronden het verzoek van JGB tot verlenging van de machtiging tot gesloten jeugdhulp van [geïntimeerde] heeft afgewezen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6.1.2. Jw kan op verzoek een machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend worden, indien naar het oordeel van de kinderrechter de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
4.3.
JGB is van mening dat de kinderrechter ten onrechte heeft overwogen dat de gronden voor een verlenging van de machtiging tot gesloten plaatsing van [geïntimeerde] niet langer aanwezig zijn. JGB stelt dat bij [geïntimeerde] sprake is van een belaste voorgeschiedenis en van ernstige opgroei- en opvoedproblemen, alsmede dat een reëel risico bestaat dat [geïntimeerde] zich met [X] zal onttrekken aan de zorg die zij nodig hebben. Het is volgens JBG van belang dat het lopende traject bij Intermetzo kan worden afgerond en dat de ontwikkeling van [geïntimeerde] en [X] gevolgd kan blijven.
4.4.
[geïntimeerde] heeft zich ter zitting in hoger beroep verenigd met het standpunt van JGB. Zij heeft desgevraagd meegedeeld dat zij medicatie slikt en iedere week naar een psycholoog gaat. Zij is van mening dat zij hulp nodig heeft en dat het in haar belang is dat de ingezette hulpverlening en haar plaatsing in het moeder- en kindhuis van Intermetzo wordt voortgezet.
4.5.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. [geïntimeerde] is geboren in Polen. Nadat haar ouders in 2008 gescheiden zijn, en de moeder naar Nederland is vertrokken, heeft de moeder [geïntimeerde] in 2011 naar Nederland gehaald. Kort daarna vertoonde [geïntimeerde] zowel thuis als op school zorgelijk gedrag. Er was onder andere sprake van middelengebruik, depressiviteit en seksueel wervend gedrag. In maart 2012 heeft [geïntimeerde] een suïcidepoging gedaan en is zij uit huis geplaatst op een gesloten afdeling van Lindenhorst. Nadat [geïntimeerde] weer was thuisgeplaatst is zij naar aanleiding van een incident op 17 oktober 2012 opgenomen bij Transferium in Heerhugowaard. Daar bleek dat [geïntimeerde] achttien weken zwanger was. In januari 2013 is [geïntimeerde] in een moeder- en kindhuis van Rentray (thans Intermetzo) geplaatst, waar zij tot mei 2014 verbleven heeft. [in] [2013] is [X] geboren. In mei 2014 is [geïntimeerde] samen met [X] geplaatst bij het kamertrainingscentrum KTC, waar zij haar eigen appartement had. In de weekenden verbleef [geïntimeerde] met [X] bij [Z] in Zaandam. [geïntimeerde] hield zich regelmatig niet aan de afspraken en kwam zo nu en dan niet terug uit Zaandam. In juli 2014 heeft zich een geweldsincident voorgedaan tussen [geïntimeerde] en [Z] in het appartement van [geïntimeerde]. [geïntimeerde] is naar aanleiding hiervan op 30 juli 2014 samen met [X] met een voorlopige machtiging gesloten plaatsing opgenomen op een gesloten afdeling van het moeder- en kindhuis van Intermetzo. Vervolgens is een intensief behandelprogramma gestart, waarbij is ingezet op wekelijkse psychotherapie in verband met stress en traumatische ervaringen, gericht op het versterken van het zelfbeeld van [geïntimeerde]. Na enige tijd zijn [geïntimeerde] en [X] overgeplaatst naar een halfopen afdeling. Dit is medio augustus 2014 teruggedraaid nadat [geïntimeerde] zich niet aan de huisregels had gehouden door in een weekend een nacht weg te blijven. In september 2014 heeft zich een incident voorgedaan waarbij [geïntimeerde] niet is teruggekeerd van verlof en met een vreemde man in een hotel had afgesproken.
Sinds 10 november 2014 verblijven [geïntimeerde] en [X] op een open groep van het moeder- en kindhuis in afwachting van een appartement van Intermetzo. [geïntimeerde] slikt antidepressiva en zij krijgt nog steeds een keer per week psychotherapie. Gebleken is dat, hoewel het steeds beter gaat met [geïntimeerde] en zij profiteert van de behandeling die zij krijgt, de zorgen uit het verleden ten aanzien van haar gedrag nog steeds - weliswaar in iets mindere mate - aanwezig zijn. Mevrouw [K] heeft in dit verband ter zitting in hoger beroep namens Intermetzo naar voren gebracht dat [geïntimeerde] kwetsbaar is, dat zij destructief gedrag vertoont, dat zij een behandeling krijgt die gericht is op het zorgelijke gedrag en dat Intermezzo alle middelden die een machtiging tot gesloten jeugdhulp biedt nodig heeft om passende zorg aan te kunnen bieden. De gezinsmanager heeft verklaard dat [geïntimeerde] veel heeft meegemaakt, geen netwerk heeft, zich onvoldoende openstelt, depressief gedrag vertoont, moeite heeft met het nakomen van afspraken en last heeft van volwassenenproblematiek als gevolg van het feit dat zij zelf moeder is.
4.6.
Anders dan de kinderrechter, is het hof op grond van het vorenstaande van oordeel dat bij [geïntimeerde] nog steeds sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die haar belemmeren in haar ontwikkeling naar volwassenheid. De omstandigheid dat [geïntimeerde] om haar moverende redenen, met instemming van JGB als haar voogd, ervoor heeft gekozen niet naar haar vader in Polen terug te keren, maar te trachten in Nederland met [Z] een toekomst op te bouwen, maakt dit niet anders. Nu [geïntimeerde] in het verleden een aantal keren, maar ook recent, niet is teruggekeerd van verlof dient daarnaast nog steeds ernstig rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat zij zich zal onttrekken aan de zorg die zij nodig heeft, wanneer een minder zwaar middel dan een gesloten plaatsing zal worden ingezet. Het hof is dan ook van oordeel dat de gronden voor machtiging tot gesloten jeugdhulp ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en thans nog aanwezig zijn. Ook overigens voldoet het inleidend verzoek aan de door de wet daaraan gestelde eisen. De bestreden beschikking zal worden vernietigd en het inleidend verzoek van JGB zal worden toegewezen.
4.7.
Ten overvloede merkt het hof op dat in de nieuwe wetgeving weliswaar de mogelijkheid bestaat voor een voorwaardelijke machtiging gesloten plaatsing (artikel 6.1.4. Jw) maar dat ter zitting in hoger beroep gebleken is dat de zorgaanbieder Intermetzo niet een voor [geïntimeerde] geschikt programma kan aanbieden binnen het kader van een voorwaardelijke machtiging. Bij die stand van zaken is het afwenden van de belemmering in de ontwikkeling van [geïntimeerde] naar volwassenheid onder voorwaarden niet mogelijk, hoewel dat in dit geval om redenen van proportionaliteit en subsidiariteit wel de voorkeur zou verdienen.
4.8.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw rechtdoende:
verlengt de machtiging om [geïntimeerde] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven met ingang van 30 januari 2015 voor de duur van zes maanden, tot 30 juli 2015.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. Kleene-Eijk, A.V.T. de Bie en A.R. Sturhoofd in tegenwoordigheid van mr. S.E. Harenberg als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2015 en bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer.