In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam, dat hem verbood zich in een bepaald gebied te bevinden. Dit bevel was opgelegd op 28 december 2013 en gold tot 27 maart 2014. De verdachte had op 14 maart 2014 niet voldaan aan dit bevel, wat leidde tot zijn vervolging.
De verdediging voerde aan dat het bevel niet rechtsgeldig was, omdat de verdachte slechts één antecedent had en volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) meerdere antecedenten vereist zijn voor het opleggen van een gebiedsverbod. Het hof oordeelde echter dat de burgemeester een gebiedsverbod kan opleggen aan personen met antecedenten met betrekking tot overtredingen van de Opiumwet of soortgelijke feiten. Het hof concludeerde dat de verdachte niet als first-offender kon worden aangemerkt, aangezien hij eerder was aangehouden voor een vergelijkbare overtreding.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan het niet voldoen aan het bevel. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uur, subsidiair 15 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder deze was begaan, maar nam ook in overweging dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De op te leggen straf werd als passend en geboden beschouwd, met de mogelijkheid van een voorwaardelijke werkstraf.