2.3Met inachtneming van hetgeen hiervoor naar aanleiding van de preliminaire opmerkingen van Flexabram is overwogen, zal het hof nu overgaan tot de beoordeling van de verschillende schadeposten die Warburg heeft opgevoerd.
Ad A: de tot 23 april 2013 als gevolg van de vordering van Anker gemaakte kosten
2.3.1Onder deze noemer vordert Warburg € 25.410,97 (te vermeerderen met btw) voor bijstand deskundigen, € 13.292,13 (te vermeerderen met btw) aan vertaalkosten en € 29.790,84 (te vermeerderen met btw) aan advocaatkosten. Daarnaast maakt Warburg melding van een bedrag van € 48.424,91 (te vermeerderen met btw) dat zij in deze periode heeft besteed aan advocaatkosten voor de vrijwaringsprocedure (eerste aanleg en hoger beroep). Over die procedure heeft het hof in het tussenarrest echter al beslist dat alleen de geliquideerde kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
2.3.2In het tussenarrest heeft het hof reeds geoordeeld dat de kosten van een partijdeskundige in beginsel toewijsbaar zijn. Flexabram meent dat de kosten van de adviezen niet voor (volledige) vergoeding in aanmerking komen, omdat de adviezen verder gingen dan herstel van de loszittende delen, en de garantie niet. Ook vallen volgens haar de kosten van het opstellen van een bestek buiten de vrijwaring, zeker nu Anker geen herstel meer wenst. Dit verweer kan haar niet baten. Voldoende aannemelijk is dat de adviezen zijn opgesteld ten behoeve van de eerste procedure tegen Anker, toen herstel nog wel door Anker werd gevorderd. De beperkte uitleg van de vrijwaring door Flexabram is niet in overeenstemming met de uitgangspunten van het tussenarrest. De opgevoerde kosten zijn ook niet onredelijk hoog. Deze kostenpost is toewijsbaar. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom over een schadepost btw zou moeten worden toegewezen. Deze verhoging zal dus bij alle posten worden afgewezen.
2.3.3Ook met betrekking tot de vertaalkosten is in het tussenarrest reeds geoordeeld dat zij in beginsel toewijsbaar zijn. De opgevoerde kosten zijn thans hoger dan waarvan in de memorie van grieven werd uitgegaan. Tegen deze verhoging heeft Flexabram op zichzelf geen bezwaar gemaakt. Wel wijst zij erop dat in het geheel geen betalingsbewijzen zijn overgelegd en dat geen uitsplitsing is gemaakt welke vertaalkosten de vrijwaring betreffen. Voor wat betreft vertalingen van deskundigenrapporten verwijst zij naar haar bezwaren als vermeld onder 2.3.2. Op het ontbreken van betalingsbewijzen heeft Flexabram zich niet eerder in de procedure beroepen, dus dat bezwaar is tardief. De bezwaren tegen de rapporten zijn hiervoor reeds verworpen. Wel heeft zij het gelijk aan haar zijde waar het betreft de uitsplitsing; de vertaling van stukken van de vrijwaringsprocedure valt niet onder de vrijwaring. Het hof begrijpt dat een uitsplitsing achteraf moeilijk meer valt te maken en zal aan de hand van de verhoudingen bij de opgevoerde advocaatkosten het aandeel in de vertaalkosten van de hoofdzaak en het eerste kort geding tegen Anker schatten op (ongeveer) 38%. Van het gevorderde bedrag van € 13.292,13 is aldus € 5.065,29 toewijsbaar.
2.3.4Warburg heeft het bedrag van € 29.790,84 berekend door van het totaal in de periode tot 28 april 2013 aan haar gedeclareerde bedrag aan advocaatkosten de kosten van de vrijwaringsprocedure in eerste aanleg en hoger beroep en een ten onrechte opgevoerd bedrag af te trekken. De kosten van de comparities heeft zij toegerekend aan de hoofdzaak, omdat die bijna volledig betrekking hadden op het vloerenprobleem en de vrijwaringsprocedure aanvankelijk eenvoudig was door de erkenning door Flexabram. Zij heeft opgesomd welke advocaten zich met de hoofdzaak en het eerste kort geding tegen Anker hebben beziggehouden en welke kernactiviteiten daarin zijn verricht met verwijzing naar factuurnummers. Hetzelfde heeft zij gedaan met betrekking tot de vrijwaringsprocedure. Naar het oordeel van het hof heeft Warburg het bedrag van € 29.790,84 aldus voldoende geadstrueerd. De tegenwerping van Flexabram dat zij niet de volledige advocaatkosten hoeft te betalen voor activiteiten in de vrijwaringskwestie snijdt geen hout, nu zij niet voldoende heeft gemotiveerd dat Warburg in haar overzichten activiteiten in de vrijwaringszaken heeft opgevoerd als activiteiten in de hoofdzaak en het eerste kort geding. Ook hier is het verweer dat geen betalingsbewijs is overgelegd, tardief. Ook aan de niet onderbouwde opmerking dat de besprekingen met cliënt ook over andere onderwerpen zullen zijn gegaan, maar vol aan Flexabram worden doorbelast, gaat het hof voorbij; een verwijzing naar hetgeen Anker in de tweede bodemzaak vordert is in dit verband niet ter zake, omdat die procedure in dit tijdsgewricht nog niet speelde. Het bedrag van € 29.790,84, dat het hof, anders dan Flexabram, niet onredelijk hoog acht, is toewijsbaar.
Ad B: de kosten die Warburg ten tijde van de memorie van grieven nog moest maken ten behoeve van de uitvoering van het eindvonnis in de hoofdzaak en het kortgedingvonnis van 27 maart 2013
2.3.5In haar akte na het tussenarrest vordert Warburg onder deze noemer de advocaatkosten van het tweede kort geding van Anker tegen Warburg, zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Naar het oordeel van het hof breidt Warburg aldus haar vordering op niet te aanvaarden wijze uit. Flexabram heeft daartegen ook geprotesteerd. Deze kosten zijn niet te beschouwen als kosten ter uitvoering van de bovengenoemde vonnissen en zullen moeten worden gevorderd in de nieuwe procedure van Warburg tegen Flexabram. Hetzelfde geldt voor de nog te maken kosten in de tweede hoofdzaak tegen Anker, de door Anker in die procedure gevorderde vergoeding en dwangsommen en de achterstallige huurpenningen van Anker. Al deze kosten houden een te ver verwijderd verband met de uitvoering van het vonnis in de hoofdzaak en de veroordeling in het eerste kort geding om in de onderhavige procedure te kunnen worden beoordeeld.
2.3.6Wel als kosten ter uitvoering van genoemde vonnissen zijn te beschouwen de advieskosten van Witteveen + Bos met betrekking tot een sloopmelding (factuurdatum 13 juni 2013, € 1.850,= exclusief btw). In die periode maakte Anker nog aanspraak op herstel van de vloer en de genoemde kosten zijn in voldoende mate daarop terug te voeren; Flexabram heeft niet betwist dat voor het (toen nog voorgenomen) slopen van de oude vloer een sloopmelding verplicht was. Dat het bedrag onredelijk hoog is, is het hof niet gebleken. Het bedrag is toewijsbaar.
2.3.7Hetzelfde geldt voor het bedrag van € 1.633,33, zijnde 1/3 van het bedrag dat Warburg heeft besteed aan een asbestinventarisatie door Solidé Projectadvies (factuurdatum 25 september 2013) ten behoeve van voormelde sloopmelding. Flexabram heeft niet (voldoende gemotiveerd) betwist dat een asbestinventarisatie voor die sloop en die melding van belang was.
2.3.8Dat Warburg ten behoeve van herstel van de vloer op vordering van Anker, dus ter uitvoering van de genoemde vonnissen, andere kosten heeft gemaakt dan de hierboven genoemde, heeft zij in haar akte niet gesteld. Thans is herstel door Warburg op vordering van Anker niet meer aan de orde, zodat voor het overige in de onderhavige procedure geen herstelkosten kunnen worden toegewezen (zie hiervoor onder 2.2.3).
2.3.9Gelet op hetgeen Warburg heeft aangevoerd met betrekking tot haar beheerder Cushman & Wakefield is voldoende aannemelijk geworden dat Warburg voor het inschakelen van haar beheerder kosten heeft moeten maken die nog als uitvoeringskosten in de hiervoor bedoelde zin zijn te beschouwen, maar die zij nog niet kan begroten. Voor deze kosten zal verwijzing naar de schadestaat volgen. Naar het oordeel van het hof leidt de verplichting tot vrijwaring voor kosten tot een veroordeling tot schadevergoeding, zoals voor een schadestaatprocedure vereist.
Ad C: ten tijde van de memorie van grieven nog door Warburg te maken kosten in het hoger beroep van het kortgedingvonnis van 27 maart 2013 en het onderhavige hoger beroep, onder aftrek van een eventuele kostenveroordeling ten gunste van Warburg, eveneens op te maken bij staat.
2.3.10In het tussenarrest heeft het hof reeds geoordeeld dat de kosten van het onderhavige hoger beroep slechts voor vergoeding in aanmerking komen overeenkomstig het liquidatietarief.
2.3.11Verwijzing naar de schadestaat voor de kosten van het hoger beroep in het eerste kort geding zoals aanvankelijk gevorderd is niet nodig, omdat die kosten op dit moment al volledig kunnen worden begroot.
2.3.12Warburg heeft een overzicht overgelegd van de kernactiviteiten in dat hoger beroep, dat sluit op een bedrag van € 26.483,50. Zij heeft echter niet afzonderlijk vermeld welk totaalbedrag zij aan dat hoger beroep heeft besteed, dus inclusief de bijkomende activiteiten. Dit nalaten moet voor haar rekening blijven. Het verweer dat betalingsbewijzen ontbreken wordt verworpen, omdat ook zonder die bewijzen voldoende aannemelijk is dat Warburg de facturen van haar, nog steeds actieve, advocaat betaalt. Het standpunt dat de werkzaamheden onvoldoende zouden zijn gespecificeerd deelt het hof niet, evenmin als het standpunt dat de kosten onevenredig hoog zouden zijn. Een bedrag van € 26.483,50 is toewijsbaar. Eveneens is toewijsbaar het bedrag van de kostenveroordeling in het kort geding, eerste aanleg en hoger beroep ad € 4.846,71 in totaal. Met haar bezwaren tegen die laatste post miskent Flexabram de inhoud van het tussenarrest.