ECLI:NL:GHAMS:2015:682

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
200.113.401/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurder verwerpt beroep op huurbescherming wegens gebrek aan onderbouwing

In deze zaak heeft de huurder, aangeduid als [appellant], hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem, waarin de ontbinding van de huurovereenkomst met de stichting Woningstichting Rochdale werd uitgesproken. De huurder had een huurachterstand van € 1.001,25 en deed een beroep op huurbescherming, stellende dat hij een aanvraag voor schuldhulpverlening had gedaan. Het hof constateert echter dat de huurder zijn stellingen niet heeft onderbouwd. De kantonrechter had eerder de huurovereenkomst ontbonden en de ontruiming van de woning toegewezen, alsook de huurder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur. Het hof volgt het oordeel van de kantonrechter en wijst de grieven van de huurder af, waarbij het vonnis wordt bekrachtigd. De huurder wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.113.401/01
zaak/rolnummer rechtbank Haarlem : 561327 \ CV EXPL 12-7705
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 maart 2015
(bij vervroeging)
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. M.J.E.J. Coenraad te Zandvoort,
tegen
de stichting WONINGSTICHTING ROCHDALE,
gevestigd te Heemskerk,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.P. Poiesz te Velsen-Noord.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Rochdale genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 17 augustus 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem (hierna: de kantonrechter), van 26 juli 2012, gewezen tussen Rochdale als eiseres en [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van Rochdale zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.
Rochdale heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met beslissing over de proceskosten.
Rochdale heeft bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje “De feiten”, a tot en met c, een aantal feiten vastgesteld. Omdat deze feiten niet in geschil zijn, dienen zij ook het hof tot uitgangspunt. Zij komen neer op het volgende.
[appellant] huurt van Rochdale een woning aan het adres Lessestraat 29 te Heemskerk (hierna: de woning). De huurprijs bedraagt € 333,75 per maand. Hij heeft een achterstand in huurbetalingen laten ontstaan.

3.Beoordeling

3.1.
In eerste aanleg heeft Rochdale de ontbinding van de tussen haar en [appellant] bestaande huurovereenkomst, ontruiming van de woning en betaling van de achterstallige huurtermijnen, te vermeerderen met rente en incassokosten gevorderd. Zij heeft daartoe gesteld dat [appellant], ondanks aanmaning, in gebreke is gebleven de verschuldigde huurpenningen te voldoen en dat de huurschuld per 1 juni 2012 € 1.001,25 bedroeg.
3.2
De kantonrechter heeft - bij het bestreden uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis - de huurovereenkomst ontbonden, de ontruiming toegewezen en [appellant] veroordeeld tot betaling aan Rochdale van € 1.191,24 met rente en voorts tot betaling van € 333,75 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat hij de woning langer in gebruik houdt na 1 juni 2012, dit alles met proceskosten. Het anders of meer gevorderde is afgewezen.
3.3
Tegen deze beslissing komt [appellant] op met twee grieven, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
3.4
Uit het vonnis waarvan beroep blijkt dat [appellant] heeft erkend dat de huurachterstand € 1.001,25 (dat wil zeggen drie maanden) bedroeg. [appellant] heeft in hoger beroep gesteld dat de huurachterstand slechts twee maanden bedroeg, dat hij een afbetalingsregeling heeft getroffen die hij ook nakwam en dat hij bij is met de huurbetalingen.
Het hof stelt vast dat [appellant] deze stellingen op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Aangezien Rochdale betwist dat het om een huurachterstand van twee maanden gaat (volgens haar bedraagt de huurachterstand vijf maanden, maar zij licht dat op haar beurt niet toe) zal het hof, evenals de kantonrechter, uitgaan van een huurachterstand van drie maanden. Een dergelijke huurachterstand rechtvaardigt in principe de ontbinding van de huurovereenkomst.
3.5
[appellant] heeft een beroep gedaan op huurbescherming omdat hij een aanvraag schuldhulpverlening zou hebben gedaan, waarvan de procedure in hoger beroep (zijn verzoek was afgewezen) nog loopt en hij bovendien, vanwege het verlopen van de tienjaarstermijn, weer een nieuwe aanvraag schuldhulpverlening zou kunnen indienen. Daarnaast doet [appellant] een beroep op het zogeheten tweede kansbeleid.
Het hof stelt vast dat [appellant] ook deze stellingen op geen enkele wijze heeft onderbouwd en onderschrijft het oordeel van de kantonrechter dat, nu er geen sprake is van een door de rechtbank uitgesproken toepassing van de WSNP, het beroep van [appellant] op huurbescherming moet worden verworpen. Feiten en omstandigheden die aanleiding zouden kunnen zijn om [appellant] nog een tweede kans te geven zijn niet gesteld of gebleken.
3.6
Omdat [appellant] verder niets heeft aangevoerd dat tot een ander oordeel zou kunnen leiden, in het bijzonder met betrekking tot de toegewezen ontbinding van de huurovereenkomst, leidt het voorgaande tot de conclusie dat de grieven falen en het vonnis waarvan beroep moet worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Rochdale begroot op € 666,- aan verschotten en € 894,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, R.J.M. Smit en C. Uriot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2015.