3.1In het geding in eerste aanleg geding heeft [appellante] na vermeerdering van eis gevorderd:
a. primair te bepalen dat de huurovereenkomst tussen partijen per 1 juli 2010 is geëindigd van rechtswege, dan wel per diezelfde datum krachtens opzegging bij aangetekende brief van 12 maart 2010 is geëindigd;
h. subsidiair de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden op één dan wel meerdere in de dagvaarding aangevoerde ontbindingsgronden per 8 oktober 2010 dan wel per een in goede justitie nader door de rechtbank te bepalen datum;
c. uiterst subsidiair te bepalen dat op grond van de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid de huurovereenkomst is geëindigd per 1 juli 2010 dan wel zal eindigen per een in goede justitie nader door de rechtbank te bepalen datum;
d. gedaagden hoofdelijk te veroordelen het gehuurde te ontruimen binnen 5 dagen na
betekening van het vonnis;
e. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 2.201,50 per maand aan huur vanaf 1 december 20l0 tot de dag van ontruiming;
f. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 250,00 per dag aan boete ex artikel 7 van de algemene bepalingen vanaf 8 september 2010 tot de dag van
ontruiming;
g. een verklaring voor recht dat gedaagden aansprakelijk zijn voor alle schade die [appellante] heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van het in gebruik houden van het gehuurde vanaf 1 juli 2010;
h. hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot vergoeding van alle schade van [appellante] als gevolg van het in gebruik houden van het gehuurde vanaf 1 juli 2010, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
i. veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure en de nakosten.