ECLI:NL:GHAMS:2015:629

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
27 februari 2015
Zaaknummer
200.156.489-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het onder bewind stellen van goederen wegens verkwisting en problematische schulden

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende, die is ingesteld wegens verkwisting en problematische schulden. De rechthebbende is op 19 september 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin haar goederen onder bewind zijn gesteld. De bewindvoerder, de heer [X], is benoemd om de financiële zaken van de rechthebbende te beheren. Tijdens de zitting op 15 januari 2015 zijn zowel de advocaat van de rechthebbende als de bewindvoerder verschenen. De advocaat-generaal was niet aanwezig. Op 27 januari 2015 heeft de voorzitter de rechthebbende gehoord in haar woning, waarbij de advocaat en de griffier aanwezig waren. De bewindvoerder heeft verklaard dat de rechthebbende aanvankelijk niet om bewind had verzocht, maar later instemde met de onderbewindstelling. De rechthebbende heeft veel schulden, variërend van € 10.000 tot € 20.000, en heeft niet meegewerkt aan schuldhulpverlening. Het hof oordeelt dat de rechthebbende voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij om de onderbewindstelling heeft verzocht en dat zij niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De benoeming van de bewindvoerder wordt eveneens bekrachtigd, ondanks de bezwaren van de rechthebbende over de relatie van de bewindvoerder met haar zuster. Het hof concludeert dat de bewindvoerder zijn taken naar behoren uitvoert en dat de bestreden beschikking op beide punten wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 24 februari 2015
Zaaknummer: 200.156.489/01
Zaaknummer eerste aanleg: 3171450 EB VERZ 14-7720
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
appellante,
advocaat: mr. J.M. Tason Avila te Amstelveen.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante wordt hierna rechthebbende genoemd. Belanghebbende in deze zaak is de heer [X] (hierna tevens: de bewindvoerder).
1.2.
Rechthebbende is op 19 september 2014 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 25 juli 2014 van de rechtbank Amsterdam, sectie Kanton – locatie Amsterdam, met kenmerk 3171450 EB VERZ 14-7720.
1.3.
De zaak is op 15 januari 2015 ter terechtzitting behandeld, alwaar zijn verschenen:
- de advocaat van rechthebbende;
- de bewindvoerder.
1.4.
De advocaat-generaal is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.5.
Op 27 januari 2015 is rechthebbende in haar woning te [woonplaats] door de voorzitter gehoord, in het bijzijn van de griffier. De advocaat van rechthebbende was bij dit verhoor aanwezig. De griffier heeft de bewindvoerder telefonisch een korte samenvatting van dit verhoor gegeven, waarop de bewindvoerder vervolgens in datzelfde telefoongesprek heeft gereageerd.

2.De feiten

Rechthebbende is geboren op [geboortedatum]. Zij is alleenstaand.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende onder bewind gesteld wegens verkwisting/het hebben van problematische schulden, met benoeming van de heer [X], handelend onder de naam AmstelVisie Financiële zorg & Bewind, correspondentieadres: Postbus 247 te 1420 AE Uithoorn, tot bewindvoerder.
3.2.
Rechthebbende verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, - naar het hof begrijpt - het verzoek tot onderbewindstelling alsnog af te wijzen dan wel een bewindvoerder uit de eigen omgeving van rechthebbende te benoemen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Aan de orde is de vraag of de kantonrechter terecht en op juiste gronden de goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende onder bewind heeft gesteld wegens verkwisting / het hebben van problematische schulden als bedoeld in artikel 1:431 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, of de kanontrechter terecht en op goede gronden de heer [X] als bewindvoerder heeft benoemd.
4.2.
Rechthebbende stelt – kort samengevat – primair dat zij nooit om bewind heeft verzocht en dat niet voldaan is aan de gronden tot onderbewindstelling, omdat geen sprake is van problematische schulden. Subsidiair stelt zij dat een andere bewindvoerder dient te worden benoemd omdat de huidige bewindvoerder bevriend is met haar zuster, hetgeen een onwenselijke situatie oplevert.
4.3.
De bewindvoerder stelt – kort samengevat – dat een bewind noodzakelijk is, gelet op de hoogte van de schulden van rechthebbende, en dat hij geen bezwaar heeft tegen benoeming van een andere bewindvoerder.
4.4.
Het hof overweegt ten aanzien van de onderbewindstelling als volgt. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat sprake is van een langlopend dossier. Rechthebbende heeft veel schulden met een hoogte van in totaal tussen de € 10.000,- en € 20.000,-. Haar internet is afgesloten en haar energieleverancier dreigt eveneens met afsluiting. De gemeente Uithoorn heeft circa vier keer getracht een schuldhulpverleningstraject voor rechthebbende op te starten, maar dit is niet van de grond gekomen omdat zij daaraan niet heeft willen meewerken. Rechthebbende vertoont kenmerken van het vermijden van zorg. De gemeente werkt samen met de bewindvoerder en heeft hem verzocht de onderbewindstelling met rechthebbende te bespreken. Tijdens een eerste gesprek tussen rechthebbende en de bewindvoerder bij haar thuis in het bijzijn van de heer [Y], haar begeleider van het RIBW, werd snel duidelijk dat rechthebbende geen onderbewindstelling wilde, zodat de bewindvoerder is vertrokken. Rechthebbende heeft de bewindvoerder nadien opnieuw bij haar thuis uitgenodigd. Zij is toen wederom door hem gewezen op de vrijwilligheid van een onderbewindstelling. Rechthebbende heeft daarop ingestemd met de onderbewindstelling van haar goederen en zij heeft het door de bewindvoerder ingevulde aanvraagformulier ondertekend, aldus de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep.
De advocaat van rechthebbende heeft voormeld relaas van de bewindvoerder niet weersproken. Het latere, onder 1.5 vermelde verhoor van rechthebbende bij haar thuis, heeft evenmin een ander licht op de door de bewindvoerder geschetste gang van zaken geworpen. Tijdens dat verhoor heeft rechthebbende desgevraagd aangegeven dat zij soms wat laconiek is met betalen, maar heeft zij zich ondanks specifiek daarop gerichte vragen niet uitgelaten over het bestaan dan wel de hoogte van haar schulden. Voorts heeft zij aangegeven dat de bewindvoerder het aanvraagformulier heeft ingevuld en dat zij zich niet goed kan herinneren of zijzelf haar handtekening daaronder heeft gezet.
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is het hof van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat rechthebbende heeft verzocht de goederen die aan haar (zullen) toebehoren onder bewind te stellen, zodat daarmee is voldaan aan het bepaalde in artikel 1:432 lid 1 BW. Het hof is voorts van oordeel dat, gelet op de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, voldoende aannemelijk is dat rechthebbende als gevolg van het hebben van problematische schulden niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, zoals bepaald in artikel 1:431 lid 1 BW. Dat zij bij nader inzien liever niet had gehad dat er bewind was ingesteld vanwege de daaraan verbonden beperkingen, maakt een en ander niet anders.
De bestreden beschikking zal derhalve op deze punten worden bekrachtigd.
4.5.
Ten aanzien van de benoeming van de bewindvoerder overweegt het hof als volgt. Rechthebbende heeft tijdens het onder 1.5 vermelde verhoor aangegeven dat zij in geval van een onderbewindstelling een voorkeur heeft voor de benoeming van haar beste vriend als bewindvoerder. Zij heeft de naam en adresgegevens van deze persoon in haar adresboek opgezocht. Echter, deze persoon heeft het hof telefonisch desgevraagd laten weten sinds enkele maanden geen contact meer te hebben met rechthebbende en niet bereid te zijn haar bewindvoering op zich te nemen. Rechthebbende heeft voorts tijdens voormeld verhoor aangegeven dat zij geen vertrouwen heeft in de huidige bewindvoerder, omdat deze bevriend is met haar zuster en het om die reden niet wenselijk is dat hij zich bezighoudt met de zakelijke kant. Voor het overige heeft rechthebbende haar bezwaren tegen de bewindvoerder niet geconcretiseerd. De bewindvoerder heeft, na daartoe telefonisch in de gelegenheid te zijn gesteld, laten weten dat hij twee maal per e-mail met de zuster van rechthebbende contact heeft gehad maar dat hij haar verder niet kent. Aldus is het hof geenszins gebleken dat de bewindvoerder zijn taken niet naar behoren uitvoert. In dat kader is nog van belang op te merken dat de bewindvoerder blijkens zijn verklaring ter zitting inmiddels een betalingsregeling heeft getroffen met de woningbouwvereniging in verband met de huurachterstand van rechthebbende. Het hof is dan ook van oordeel dat de bewindvoerder terecht en op juiste gronden is benoemd.
De bestreden beschikking wordt derhalve ook ten aanzien van de benoeming van de bewindvoerder bekrachtigd.
4.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Haeringen, mr. A.R. Sturhoofd en mr. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen in tegenwoordigheid van mr. C.M. van Harten als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2015.