ECLI:NL:GHAMS:2015:628
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toetsing bevoegdheid verzoeker bewind en beoordeling aanwezigheid gronden bewind
In deze zaak gaat het om de toetsing van de bevoegdheid van de verzoeker tot het instellen van bewind over de goederen van de rechthebbende, alsook de inhoudelijke beoordeling van de gronden voor het bewind. De rechthebbende, geboren op [geboortedatum], is alleenstaand en heeft op 1 september 2014 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2014, waarin op verzoek van het Leger des Heils (LdH) de goederen van de rechthebbende onder bewind zijn gesteld. De rechthebbende verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van het LdH af te wijzen, terwijl het LdH de beschikking wenst te bekrachtigen.
Tijdens de zitting op 15 januari 2015 zijn de rechthebbende, haar advocaat, de heer [X] namens het LdH, de bewindvoerder en de maatschappelijk begeleider van de rechthebbende verschenen. De rechthebbende heeft betoogd dat de heer [X] niet bevoegd was om namens het LdH het bewind te verzoeken, maar het hof oordeelt dat de heer [X] wel degelijk bevoegd was, aangezien hij begeleiding biedt aan de rechthebbende. Het hof concludeert dat de kantonrechter terecht de goederen onder bewind heeft gesteld, gezien de kwetsbare situatie van de rechthebbende, die geestelijk en financieel niet in staat is om haar zaken zelfstandig te regelen.
Het hof wijst de verzoeken van de rechthebbende af en bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, aangezien er geen aanleiding is om het LdH te veroordelen in de kosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 februari 2015.