ECLI:NL:GHAMS:2015:5715
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.L.D. Akkaya
- F.J.P.M. Haas
- H.J.M. Boukema
- Rechtspraak.nl
Afwijzing dwangakkoord door Gerechtshof Amsterdam, beoordeling van de redelijkheid van de schuldeiser
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van [X] om een dwangakkoord op te leggen aan ING Bank N.V. Het verzoek was eerder door de rechtbank Amsterdam afgewezen. [X] had in haar verzoekschrift betoogd dat het aanbod aan ING, dat gebaseerd was op haar huidige inkomsten uit een uitkering, het uiterste was wat zij kon bieden. Ze stelde dat ze drie jonge kinderen had en al jaren niet had gewerkt, waardoor ze niet in staat was om meer te verdienen dan het minimumloon. ING daarentegen voerde aan dat het aanbod van [X] van € 1.700,- over drie jaar, wat neerkomt op een aflossing van slechts 1,3% van de totale vordering, niet redelijk was. ING had een vordering van ongeveer € 130.723,74, wat meer dan 96% van de totale schuldenlast van [X] vertegenwoordigde.
Het hof oordeelde dat [X] onvoldoende had aangetoond dat haar aanbod het uiterste was. Het hof wees erop dat er geen beletsel was voor [X] om werk te vinden en dat ze zich maximaal moest inspannen om haar financiële situatie te verbeteren. Ook werd opgemerkt dat er geen rekening was gehouden met mogelijke alimentatie van de ex-partner van [X]. Het hof concludeerde dat ING in redelijkheid had kunnen weigeren in te stemmen met het dwangakkoord, en bekrachtigde daarmee het vonnis van de rechtbank. De beslissing van het hof benadrukt de verantwoordelijkheden van schuldenaren om hun financiële situatie actief te verbeteren en de belangen van schuldeisers in overweging te nemen.