ECLI:NL:GHAMS:2015:5711

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
200.134.570/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraken van werknemers van ABN AMRO voortvloeiend uit de Fortis CAO inzake arbeidsmarkttoeslag

In deze zaak hebben werknemers van ABN AMRO, die oorspronkelijk in dienst waren van Fortis Bank, aanspraken geformuleerd op basis van de bepalingen van de Fortis CAO met betrekking tot arbeidsmarkttoeslag. De appellanten, in totaal dertien in aantal, hebben in hoger beroep beroep gedaan op een vonnis van de kantonrechter dat hen in het ongelijk stelde. De kern van de zaak draait om de vraag of de arbeidsmarkttoeslag (AMT) die zij ontvingen, ten onrechte is omgezet in een andere regeling (TMT) na de fusie tussen Fortis en ABN AMRO. De appellanten stellen dat zij recht hebben op de AMT als vast onderdeel van hun salaris, terwijl ABN AMRO betwist dat er sprake is van een toezegging die hen dit recht zou geven. Het hof heeft vastgesteld dat de AMT een tijdelijk karakter had en dat de appellanten niet konden aantonen dat hen een vaste toezegging was gedaan. Het hof heeft de vorderingen van de meeste appellanten afgewezen, maar heeft de mogelijkheid voor enkele appellanten open gelaten om bewijs te leveren van hun stelling dat de AMT als vast onderdeel van hun salaris was toegezegd. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.134.570/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 11-38893
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 november 2015
inzake:

1.[appellant sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [appellant sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

3. [appellant sub 3] ,

wonende te [woonplaats] ,

4. [appellant sub 4] ,

wonende te [woonplaats] ,

5. [appellant sub 5] ,

wonende te [woonplaats] ,

6. [appellant sub 6] ,

wonende te [woonplaats] ,

7. [appellant sub 7] ,

wonende te [woonplaats] ,

8. [appellant sub 8] ,

wonende te [woonplaats] ,

9. [appellant sub 9] ,

wonende te [woonplaats] (Italië),

10. [appellant sub 10] ,

wonende te [woonplaats] ,

11. [appellant sub 11] ,

wonende te [woonplaats] ,

12. [appellant sub 12] ,

wonende te [woonplaats] ,

13. [appellant sub 13] ,

wonende te [woonplaats] NH
,
appellanten,
advocaat: mr. R.S. de Vries te Amsterdam,
tegen:
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr.A. van Hees, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Appellanten gezamenlijk worden in het hiernavolgende ook [appellanten] genoemd; ieder afzonderlijk worden zij met hun respectieve achternamen aangeduid. Geïntimeerde wordt hierna ABN AMRO genoemd.
1.2
Bij dagvaarding van 30 augustus 2013 zijn [appellanten] in hoger beroep gekomen van het op 31 mei 2013 door de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) uitgesproken vonnis (hierna: het vonnis), onder opgemeld zaaknummer gewezen tussen hen (en [X] en [Y] )) als eisers en ABN AMRO als gedaagde.
1.3
Bij memorie hebben [appellanten] vijf grieven tegen het vonnis aangevoerd, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en tot toewijzing - bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest - van hun onder 3.3 weer te geven (gewijzigde) vorderingen, met veroordeling van ABN AMRO in de kosten van de procedure in beide instanties.
1.4
Bij memorie van antwoord heeft ABN AMRO de grieven van [appellanten] bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis met veroordeling van [appellanten] in (het hof begrijpt) de kosten van de procedure in hoger beroep.
1.5
[appellanten] hebben de zaak doen bepleiten door hun voornoemde advocaat en door mr. M.H. Oppedijk van Veen te Amsterdam. Voor ABN AMRO heeft mr. M.J.M.T. Keulaerds, advocaat te Den Haag gepleit. De advocaten hebben zich bediend van pleitnotities, die aan het hof zijn overgelegd. Bij die gelegenheid is [appellanten] akte verleend van het nog in het geding brengen van een aantal producties.
1.6
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1 een aantal feiten vermeld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Omtrent die feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof van deze feiten zal uitgaan.

3.Beoordeling

3.1
De inleidende dagvaarding is uitgebracht ten verzoeke van 15 eisers ( [appellanten] en [X] en [Y] ). In de appeldagvaarding wordt [X] niet als een der appellanten genoemd; in de kop van de memorie van grieven ontbreekt ook [Y] . Het hof gaat er daarom van uit dat in deze procedure alleen [appellanten] als appellanten optreden.
3.2
Het gaat in deze zaak – kort weergegeven – om het volgende.
i. Eisers zijn op verschillende data, variërend van 4 tot 22 jaar voorafgaand aan het uitbrengen van de inleidende dagvaarding in deze zaak, in dienst van Fortis Bank Nederland N.V. (hierna: Fortis) getreden. Ten gevolge van een fusie tussen Fortis en ABN AMRO op 1 juli 2010 zijn zij sedert laatstgenoemde datum bij ABN AMRO in dienst.
ii. De arbeidsovereenkomsten van [appellanten] kennen een zogenoemd incorporatiebeding. Op grond van dat beding was vóór de fusie de CAO Fortis Bank Nederland (hierna: Fortis cao) op die overeenkomsten van toepassing. Artikel 5.11
(“Arbeidsmarkttoeslag”) van de (laatste) Fortis cao, die gold van 1 maart 2010 tot 1 maart 2011 luidde:

5.11.1 Indien de situatie op de arbeidsmarkt daartoe aanleiding geeft kan de
werkgever in incidentele gevallen aan de werknemer tijdelijk een
arbeidsmarkttoeslag toekennen in aanvulling op de bestaande
beloningsregeling.
5.11.2
Het beleid is erop gericht slechts incidenteel gebruik van deze
toekenningsmogelijkheid te maken. Hoogte en vorm van de
arbeidsmarkttoeslag worden bepaald door wat op basis van extern onderzoek
noodzakelijk blijkt.
5.11.3
De arbeidsmarkttoeslag kan jaarlijks worden ingetrokken of aangepast.”
iii. Eisers hebben gedurende hun dienstverband met Fortis steeds of gedurende een aantal jaren een arbeidsmarkttoeslag (AMT) ontvangen. In die gevallen waarin de AMT reeds bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst werd toegekend was daaromtrent in de arbeidsovereenkomst bepaald:

Werknemer ontvangt een arbeidstoeslag van (bedrag) bruto per maand. Ieder jaar zal de arbeidsmarkttoeslag opnieuw worden vastgesteld, afhankelijk van de
ontwikkelingen op de financiële markt, respectievelijk de arbeidsmarkt. De
arbeidsmarkttoeslag telt mee bij de berekening van de vakantietoeslag, dertiende
maand en de pensioengrondslag.
iv. De AMT werd steeds toegekend voor de periode van 1 april van enig jaar tot 1 april
van het jaar daarop, en werd jaarlijks bij brief (her)bevestigd als volgt:

Wij kennen u een zogenaamde arbeidsmarkttoeslag toe. De arbeidsmarkttoeslag, die
naast het salaris wordt uitgekeerd, wordt u in beginsel voor het gehele jaar (...)
toegekend en bedraagt (....) bruto per maand. (…)
De arbeidsmarkttoeslag telt mee bij de berekening van de vakantietoeslag, de 13e
maand en de pensioengrondslag. Voor elk (gedeelte van een) jaar dat de
arbeidsmarkttoeslag is ontvangen, worden aanvullende pensioenrechten verzekerd,
als zijnde excedentjaarsalaris (pensioengrondslag-II), conform het pensioenreglement
van de Stichting Pensioenfonds Fortis Bank Nederland,
Voor de goede orde wijzen wij u er echter op dat de arbeidsmarkttoeslag door ons kan
worden herzien, afhankelijk van de ontwikkeling op de financiële markten,
respectievelijk de arbeidsmarkt.
v. Fortis heeft in 2009 en 2010 door [Z] arbeidsmarktonderzoeken laten uitvoeren. Uit het in 2009 uitgevoerde onderzoek bleek dat het salaris van een aanzienlijke groep medewerkers van Fortis bovenmatig (hoger dan het marktsalaris voor de desbetreffende functie) was. De AMT van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] is vervolgens met twintig procent gekort. Voor alle overige appellanten werd vastgesteld dat zij marktconform werden beloond en is de AMT niet gewijzigd. Van een aantal werknemers van Fortis, van wie de AMT is verlaagd en die daartegen hebben geprotesteerd, is de (verlaagde) AMT bij die gelegenheid als onderdeel van hun loon “vastgemaakt” omdat zij hadden kunnen aantonen dat de AMT hun als vast onderdeel van hun salaris was toegekend.
vi. In september 2010 heeft ABN AMRO met dezelfde vakbonden als met wie eerder over de Fortis cao overeenstemming was bereikt – een principeakkoord over een nieuwe cao gesloten. Dit akkoord is gevolgd door de ABN AMRO cao 2010-2012 (hierna ABN AMRO cao). Bij deze cao werden met ingang van 1 januari 2011 de arbeidsvoorwaarden van de Fortis medewerkers en de (oude) medewerkers van ABN AMRO geharmoniseerd.
vii. In laatstgenoemde cao is de AMT, zoals die op grond van de Fortis cao kon worden toegekend, per 1 januari 2011 vervangen door de arbeidsmarkttoeslag zoals die voorheen binnen ABN AMRO Bank gold (verder: TMT). De TMT telt, anders dan de AMT, niet mee voor de berekening van de vakantietoeslag, de 13e maand en de pensioengrondslag. Op 1 april 2011 is [appellanten] vervolgens TMT toegekend volgens de ABN AMRO cao.
3.3
[appellanten] vorderen in deze procedure, sterk verkort weergegeven, een verklaring voor recht dat (1) hun AMT ten onrechte is omgezet in een TMT, dat (2) de ongekorte AMT/TMT aan hun salaris dient te worden vastgemaakt, dan wel - subsidiair - dient te worden doorbetaald, dat (3) de AMT/TMT grondslag is voor een aantal emolumenten (vakantietoeslag, 13e maand, de 40-uurtoeslag, vakantie uren) en voor de vertrekstimuleringsregeling op grond van de ISP-cao zoals die gold ten tijde van hun keuze om al dan niet in de Mobiliteitsorganisatie in te stromen. Zij vorderen voorts herberekening en nabetaling van hun loon subsidiair AMT/TMT inclusief de genoemde emolumenten en van de vertrekstimuleringsregeling uit de IPS-cao. Niet alle appellanten stellen al deze vorderingen in. Hierop wordt indien en voor zover vorderingen toewijsbaar zijn - zo nodig - nog teruggekomen.
3.4
[appellanten] stellen ter onderbouwing van hun vorderingen dat er sprake is geweest van ongelijke behandeling. In het voorjaar van 2009 is aan een aantal Fortis medewerkers te kennen gegeven dat de AMT zou worden verlaagd omdat hun beloning niet meer marktconform was. Diegenen die daar toen tegen protesteerden, is de gelegenheid geboden aan te tonen dat de AMT was gegarandeerd in welk geval de (verlaagde) AMT onderdeel is gemaakt van hun vaste salaris. [appellanten] hebben die gelegenheid niet gekregen omdat (in het geval van appellanten sub 1 en sub 4 t/m 13) de laatstelijk toegekende AMT in 2009 marktconform werd geacht of omdat zij niet hebben geprotesteerd ( [appellant sub 2] en [appellant sub 3] ) tegen de in 2009 doorgevoerde verlaging van de AMT. Als [appellanten] in 2009 wel in de gelegenheid waren gesteld aan te tonen dat hun AMT door Fortis gegarandeerd was, zouden zij daarin zijn geslaagd en zou het desbetreffende bedrag toen aan hun salaris zijn toegevoegd. De omzetting van AMT in TMT in 2011 zou dan geen nadelige financiële consequenties hebben gehad. [appellanten] stellen voorts dat de AMT als vast bestanddeel van hun salaris is toegezegd, veelal bij de aanvang van hun dienstverband met Fortis en daarom niet kan worden verlaagd of gewijzigd. Een eenzijdig wijzigingsbeding is niet in hun arbeidsovereenkomsten opgenomen en het vasthouden aan uitbetaling van de AMT leidt niet tot een onaanvaardbaar resultaat, zodat van hen niet verwacht kan worden dat zij de wijziging/verlaging van de AMT accepteren, aldus [appellanten] Zij voeren verder aan dat als de AMT in beginsel wel gewijzigd zou kunnen worden, de door ABN AMRO voorgestane verlaging niet doorgevoerd kan worden op grond van de ABN AMRO cao, die op [appellanten] als ongebonden werknemers niet van toepassing is geworden. [appellanten] stellen tenslotte dat ook als die cao wel van toepassing is, zij recht hebben op continuering van de AMT vanwege de nawerking van de voor hen in dit opzicht gunstigere Fortis cao en dat ABN AMRO zich bij de herziening van de TMT met ingang van 1 april 2011 niet had mogen laten leiden door het door de Hay Group uitgevoerde arbeidsmarktonderzoek.
3.5
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellanten] (voor zover in eerste aanleg al aan de orde) bij het vonnis afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering, richten zich de grieven van [appellanten]
3.6
Anders dan [appellanten] betogen, betekent het feit dat het vaste salaris van een aantal werknemers van Fortis in 2009 is verhoogd met (een gedeelte van) de hun toegekende AMT die zij tot dan toe ontvingen (“vastgemaakt”) en dat dat bij [appellanten] niet is gebeurd niet dat er sprake is geweest van ongelijke behandeling en dat ook [appellanten] op die grond aanspraak kunnen maken op het “vastmaken” van hun AMT. Het door Fortis hierbij gemaakte onderscheid tussen werknemers aan wie in de ogen van Fortis ter zake toezeggingen waren gedaan en werknemers, aan wie de AMT niet als vast onderdeel van hun salaris was toegezegd, is immers niet een door de wet of een rechtstreeks werkende verdragsbepaling verboden onderscheid. Dat onderscheid zou daarom alleen dan ongeoorloofd zijn indien dit getoetst aan de eisen van goed werkgeverschap onaanvaardbaar zou zijn. ABN AMRO heeft aangevoerd dat alleen van die werknemers ten aanzien van wie door de leidinggevende werd vastgesteld dat de desbetreffende werknemer in het verleden schriftelijk of mondeling was toegezegd dat de AMT een vaste toeslag zou zijn, die toeslag onderdeel van het vaste salaris werd gemaakt. Het aldus maken van onderscheid tussen werknemers die nakoming van een toezegging verlangen en werknemers die die toezegging niet hebben gekregen is, getoetst aan de eisen van goed werkgeverschap, niet onaanvaardbaar.
3.7
[appellanten] hebben gesteld dat de AMT hen ook van meet af aan als vast en gegarandeerd is toegezegd. Zij hebben als productie 5 bij de inleidende dagvaarding stukken (twee ordners) in het geding gebracht, waaruit ten aanzien van ieder van hen zou blijken dat de door hen gestelde toezegging aan hun is gedaan. Met betrekking tot appellanten [appellant sub 1] , [appellant sub 2] , [appellant sub 4] , [appellant sub 5] , [appellant sub 7] , [appellant sub 11] , [appellant sub 12] en [appellant sub 13] is het hof van oordeel dat uit de hunnerzijds in het geding gebrachte stukken en de daarop gegeven toelichting niet volgt dat hen schriftelijk of mondeling is toegezegd dat zij AMT zouden ontvangen als vast onderdeel van hun salaris. Zij hebben de AMT niet reeds vanaf hun indiensttreding ontvangen en geen van de hiervoor genoemde appellanten heeft - anders dan van hen verwacht had mogen worden - gesteld wanneer en door wie de desbetreffende toezegging zou zijn gedaan. Zij hebben ook geen op hun eigen situatie toegespitste stukken in het geding gebracht waaruit volgt dat zij de door hen gestelde toezegging dat de AMT vast en gegarandeerd was. Dat zij een toezegging hebben gekregen dat de AMT een vast onderdeel van hun salaris zou zijn is evenmin af te leiden uit de door [appellanten] in het geding gebrachte (e-mail)berichten van [A] en [B] . [A] heeft juist bevestigd (in zijn ongedateerde bericht aan [appellant sub 8] en zijn bericht van 7 april 2011 aan [appellant sub 9] ) dat hij “bij uitzondering” toestemming kreeg om de AMT als vast te benoemen. [appellanten] kunnen dus geen aanspraak maken op het “vastmaken” van de AMT op grond van een door ABN AMRO ter zake gedane toezegging.
3.8
Het vooroverwogene geldt niet voor [appellant sub 3] en [appellant sub 6] . Uit de toelichting van eerstgenoemde op zijn persoonlijke situatie (zoals opgenomen in genoemde bijlage 5), waarvan de juistheid door ABN AMRO niet is weersproken, volgt dat [appellant sub 3] vanaf de aanvang van zijn werkzaamheden voor Fortis in Amsterdam - hij werkte voor die tijd voor Fortis in Londen - AMT heeft gekregen en dat die AMT tezamen met zijn vaste salaris gelijk was aan de vaste beloning die hij tot die tijd in Londen ontving. Aannemelijk is dat hem daarom is toegezegd dat de hem toegekende AMT een vast onderdeel van zijn salaris was. [appellant sub 6] heeft eveneens onweersproken gesteld dat hij vanaf zijn indiensttreding AMT heeft ontvangen en dat hem is toegezegd dat die AMT alleen bij disfunctioneren zou kunnen worden verlaagd. Dat wordt ten aanzien van hem ook bevestigd in het in het geding gebrachte bericht van [A] aan hem van 18 februari 2011. Ook hij kan daarom aanspraak maken op het vastmaken van zijn AMT aan zijn vaste salaris.
3.9
[appellant sub 8] , [appellant sub 9] en [appellant sub 10] stellen in de toelichtingen op hun vorderingen dat de AMT hen bij hun in dienst treden als vast onderdeel van het salaris is toegezegd door hun leidinggevende [A] ( [appellant sub 8] en [appellant sub 9] ) respectievelijk [C] ( [appellant sub 10] ). Dat die toezegging is gedaan blijkt evenwel niet uit de door [appellant sub 8] en [appellant sub 9] als producties 2 overgelegde e-mails van [A] . Daarin wordt wel gesteld dat [A] bij uitzondering toestemming kreeg medewerkers bij indiensttreding AMT toe te kennen als vast onderdeel van hun salaris maar niet dat die uitzondering destijds ook voor [appellant sub 8] en [appellant sub 9] is gemaakt (zoals [A] dat wel gedaan heeft ten aanzien van [appellant sub 6] in zijn in 3.8 genoemde bericht van 18 februari 2011). Nu ABN AMRO niet heeft betwist dat [appellant sub 8] , [appellant sub 9] en [appellant sub 10] vanaf hun indiensttreding AMT hebben ontvangen, zullen zij in de gelegenheid worden gesteld hun stellingen dat deze als vast en gegarandeerd onderdeel van hun salaris is toegezegd te bewijzen.
3.1
De volgende vraag die beantwoord moet worden is of [appellanten] - althans diegenen van hen die niet op grond van hetgeen is overwogen onder 3.8 en 3.9 aanspraak kunnen maken op het vastmaken van de AMT - gebonden zijn aan de ABN AMRO cao. Daaromtrent wordt het volgende overwogen. Tussen partijen staat vast dat in de arbeidsovereenkomsten van [appellanten] een zogenoemd incorporatiebeding is opgenomen op grond waarvan in een aantal gevallen de CAO voor het Bankbedrijf van toepassing is verklaard en in andere gevallen (in overeenkomsten van een latere datum) de Fortis cao. [appellanten] hebben niet weersproken dat Fortis aanvankelijk partij was bij de CAO voor het Bankbedrijf en dat later een eigen concern cao, de Fortis cao, is overeengekomen en dat vanaf dat moment voor [appellanten] de Fortis cao is gaan gelden. Nu zij evenmin betwisten dat de termijn waarvoor de laatste Fortis cao gold, is geëxpireerd en dat de ABN AMRO cao vermeldt dat die cao (onder meer) de Fortis cao vervangt, zijn [appellanten] aan de ABN AMRO cao gebonden.
3.11
Ook de stelling van [appellanten] dat, zelfs als zij aan de ABN AMRO cao gebonden zijn, de regeling in de laatste Fortis cao omtrent de AMT nog steeds voor hen geldt omdat die voor hen gunstiger is dan de TMT-regeling in de ABN AMRO cao wordt gepasseerd. Behoudens andersluidende bepalingen blijven op grond van hetgeen is overwogen in HR 8 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP0580) voor een werknemer gunstigere bepalingen uit een oude cao gelden bij het van kracht worden van een nieuwe (minimum) cao maar kunnen cao-partijen uitdrukkelijk overeenkomen dat eventuele gunstigere bepalingen uit een eerdere cao niet van toepassing zijn. In het onderhavige geval is dat overeengekomen. Niet alleen is in de cao uitdrukkelijk bepaald dat deze in de plaats komt van de cao die daarvoor tussen partijen van kracht was. Ook uit de door ABN AMRO (als productie 7 bij de conclusie van antwoord) in het geding gebrachte toelichting van de cao-sluitende vakbonden en ABN AMRO op de ABN AMRO cao, die naar ABN AMRO onweersproken heeft gesteld op 12 september 2011 is gepubliceerd op het intranet van ABN AMRO, volgt dat partijen de bedoeling hadden “andersluidende bepalingen” overeen te komen. Onder verwijzing naar genoemd arrest verklaren de cao-partijen dat de onderhavige cao niet geldt als een minimum-cao en dat het de bedoeling was en is om geen enkele bepaling van zowel de eerdere ABN AMRO cao als de Fortis cao te laten doorwerken: “Het was juist de bedoeling door deze nieuwe Cao een geïntegreerd arbeidsvoorwaardenpakket te maken voor de (medewerkers van de) nieuwe bank”. Op grond van hetgeen is overwogen en beslist in genoemd arrest, kunnen de cao-partijen nawerking van een eerdere van toepassing zijnde gunstige cao voorkomen door dat uitdrukkelijk overeen te komen, zoals in het onderhavige geval is gebeurd.
3.12
[appellanten] hebben voorts aangevoerd dat ook als niet uitdrukkelijk is overeengekomen dat de AMT een vast onderdeel van hun salaris zou zijn en zij gebonden zijn aan de ABN AMRO cao, zij aanspraak kunnen maken op doorbetaling van de AMT omdat deze gedurende vele jaren is toegekend en daardoor een structureel karakter heeft gekregen en als arbeidsvoorwaarde moet worden beschouwd. Ook hierin worden zij niet gevolgd. Uit de stukken en de stellingen van partijen volgt genoegzaam dat de AMT steeds een tijdelijk karakter heeft gehad en dat [appellanten] dat wisten. De AMT werd jaarlijks toegekend en in de desbetreffende brieven was steeds uitdrukkelijk vermeld dat de toekenning voor een jaar was. Ook in het hiervoor geciteerde artikel 5. 11 van de Fortis cao is uitdrukkelijk bepaald dat de AMT tijdelijk kan worden toegekend en jaarlijks kan worden ingetrokken of aangepast. Anders dan [appellanten] suggereren hebben zij gedurende hun dienstverband met Fortis niet steeds, voor zover hiervoor niet anders overwogen, AMT ontvangen en ook niet - als zij die wel kregen - hetzelfde bedrag. Nu de hoogte van de AMT dus varieerde (en zelfs sommige jaren nihil was) kan niet gesproken worden van een structurele beloning die als verworven recht moet worden beschouwd.
3.13
[appellanten] stellen tenslotte dat ABN AMRO zich bij de herziening van de TMT met ingang van 1 april 2011 niet had mogen laten leiden door het door de Hay Group uitgevoerde arbeidsmarktonderzoek. Het onderzoek zou niet solide en gefundeerd genoeg zijn om eventuele wijzigingen in de AMT te kunnen rechtvaardigen. Ook hierin worden zij niet gevolgd. Anders dan zij suggereren bepaalt artikel 5.11 van de cao niet dat de TMT alleen kan worden gewijzigd of ingetrokken als een arbeidsmarktonderzoek uitwijst dat de salarissen niet marktconform zijn. Het al dan niet toekennen van TMT is een bevoegdheid van ABN AMRO. [appellanten] hebben niet althans onvoldoende onderbouwd gesteld dat ABN AMRO de bevoegdheid zou hebben gebruikt in strijd met haar verplichtingen als goed werkgever.
3.14
De conclusie van het vooroverwogene is dat de vorderingen voor zover ingesteld door [appellant sub 1] , [appellant sub 2] , [appellant sub 4] , [appellant sub 5] , [appellant sub 7] , [appellant sub 11] , [appellant sub 12] en [appellant sub 13] in het vonnis op goede gronden zijn afgewezen. Zij zijn gebonden aan hetgeen in de ABN AMRO cao is bepaald met betrekking tot TMT. In zoverre zal het vonnis worden bekrachtigd. De vorderingen van [appellant sub 3] en [appellant sub 6] zijn in beginsel toewijsbaar. Omtrent de vorderingen van [appellant sub 8] , [appellant sub 9] en [appellant sub 10] zal nader worden beslist na bewijslevering.
3.15
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
laat [appellant sub 8] , [appellant sub 9] en [appellant sub 10] toe hun stelling dat de AMT hun bij hun in dienst treden bij Fortis als vast onderdeel van hun salaris is toegezegd te bewijzen;
bepaalt dat indien zij dit bewijs willen leveren door het doen horen van getuigen een getuigenverhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie aan het IJdok 20 te Amsterdam ten overstaan van mr. A.M.A. Verscheure, daartoe hierbij tot raadsheer- commissaris benoemd;
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 12 januari 2015 voor opgave door de advocaat van appellanten van de verhinderdata van partijen, hun advocaten en de te horen getuigen in de maanden februari, maart en april 2016;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.A. Verscheure, J.E. Molenaar en D. Kingma en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 november 2015.