ECLI:NL:GHAMS:2015:5709

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
200.019.031/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de loss-limitbepaling in brandverzekeringsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante], als rechtsopvolger van KAARSENFABRIEK PARCAN B.V., tegen een aantal verzekeraars, waaronder Allianz Nederland Schadeverzekering N.V. en Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. De zaak betreft een schadevoorval dat zich voordeed in januari 2003, waarbij een brand in een fabriekshal van Parcan aanzienlijke schade heeft veroorzaakt. De verzekeringspolis, een beurspolis, bevatte een loss-limitbepaling die door partijen verschillend werd geïnterpreteerd. Het hof heeft behoefte aan deskundigen om te bepalen hoe deze bepaling in de praktijk werd uitgelegd op het moment van de verzekeringsovereenkomst.

De rechtbank had in eerste aanleg de vorderingen van Parcan afgewezen, maar in hoger beroep heeft [appellante] haar eis gewijzigd en verzocht om een aanvullende uitkering op basis van de verzekeringsovereenkomst. De kern van het geschil ligt in de uitleg van de loss-limitbepaling, waarbij [appellante] stelt dat deze niet correct is geïnterpreteerd door de verzekeraars. Het hof heeft vastgesteld dat de verzekeringsovereenkomst en het schadevoorval zich hebben voorgedaan vóór 1 januari 2006, waardoor het oude verzekeringsrecht van toepassing is.

Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor het benoemen van deskundigen die inzicht kunnen geven in de gebruikelijke uitleg van dergelijke bepalingen in de verzekeringspraktijk. De deskundigen zullen ook moeten aangeven hoe de loss-limitbepaling moet worden toegepast in het specifieke geval van Parcan, waarbij de schade de overeengekomen limiet overschrijdt. Het hof houdt rekening met de mogelijkheid dat partijen gezamenlijk deskundigen voorstellen en commentaar geven op de vragen die aan hen worden voorgelegd. De beslissing over de proceskosten en de uitvoerbaarheid van de uitspraak wordt aangehouden tot een later moment.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I AOF
zaaknummer : 200.019.031/02
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 311791/HA ZA 05-842
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 december 2015
inzake
[appellante](als rechtsopvolger van KAARSENFABRIEK PARCAN B.V.),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. J.B. Londonck Sluijk te Amsterdam,
tegen

1.ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,

gevestigd te Rotterdam,
2.
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.(voorheen genaamd SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ ERASMUS N.V.),
gevestigd te Amsterdam,
3.
AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V.(voorheen genaamd dan wel als rechtsopvolgster van FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V.),
gevestigd te Amstelveen,
4.
GENERALI SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Diemen,
5.
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
6.
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
7.
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.(als rechtsopvolgster van NIEUWE HOLLANDSE LLOYD SCHADEVERZEKERINGMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
8. de vennootschap naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
ST. PAUL TRAVELERS INSURANCE COMPANY LIMITED,
gevestigd te Amsterdam,
9.
HDI VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
10. de vennootschap naar Zwitsers recht
ZURICH VERSICHERUNGS-GESELLSCHAFT,
gevestigd te Zurich (Zwitserland) en kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,
11. de vennootschap naar Duits recht
GERLING-KONZERN ALLGEMEINE VERSICHERUNGS-AG,
gevestigd te Keulen (Duitsland) en kantoorhoudende te Amsterdam,
12.
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
geïntimeerden,
advocaat: mr. A. Knigge te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna aangeduid als [appellante] en haar rechtsvoorgangster als Parcan; geïntimeerden 1-7 worden aangeduid als Allianz c.s.
Parcan is bij dagvaarding van 8 juli 2008 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 april 2008 gewezen tussen Parcan als eiseres en geïntimeerden als gedaagden.
[appellante] heeft onder overlegging van producties een memorie van grieven genomen en daarbij haar eis gewijzigd. Allianz c.s. hebben onder overlegging van producties een memorie van antwoord genomen.
[appellante] en Allianz c.s. hebben hun zaak ter zitting van 29 juni 2015 doen bepleiten, [appellante] door mr. M.G. Kos en Allianz c.s. door mr. P.J.M. Drion, beide partijen aan de hand van overgelegde pleitnotities. [appellante] heeft bij akte een tijdig op voorhand toegezonden productie in het geding gebracht.
[appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis, alsnog toewijzing jegens Allianz c.s. van haar (gewijzigde) vorderingen, veroordeling van Allianz c.s. tot terugbetaling van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg van € 17.428,= vermeerderd met rente, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
  • a) In 1998 is door tussenkomst van [A] (hierna: [A] ) en beursmakelaar [B] (hierna: [B] ) onder polisnummer [nummer] een brandverzekering tot stand gekomen met Parcan als verzekeringnemer.
  • b) Een brief van [B] d.d. 8 mei 2002 aan [A] houdt onder meer het navolgende in:
“Onderwerp: prolongatie brand c.a. verzekering t.n.v. Parcan B.V. polisnummer [nummer] Prolongatie per 1 januari 2002
In aansluiting op ons faxbericht van 28 december 2001 kunnen wij u thans meedelen dat wij, op basis van bijgaande dekkingsbevestiging, op dit moment 89% dekking hebben.
(…)
Voor de goede orde vermelden wij nog dat, in geval van schade, de maximum aansprakelijkheid voor verzekeraars euro 7.500.000 bedraagt. Dit bedrag is inclusief eventuele opruimingskosten.
Graag vernemen wij van u of verzekerde met ons prolongatievoorstel akkoord gaat.”
( c) Polisaanhangsel 8 gedateerd 12 augustus 2003 houdt onder meer in:
“de navolgende datum dient als 30 augustus 2002 gelezen te worden
verzekerd is per 1 januari 2003
100,00 % van 89,50 % van de hierna genoemde 100,00% bedragen en limieten:
(…)
eigen risico EUR 5.000 per voorval (…)
loss limit EUR 7.500.000 per gebeurtenis zijnde de maximum aansprakelijkheid van verzekeraars(hierna: de loss-limitbepaling)
Voorts kent dit aanhangsel premiepromillages van 4,3 tot 6.
  • d) De verzekeraars onder voormeld aanhangsel 8 zijn Allianz c.s.
  • e) In de nacht van 24 op 25 januari 2003 heeft er brand gewoed in een van de fabriekshallen van Parcan. Aan Parcan is een bedrag van EUR 6.708.025,= als schadevergoeding uitgekeerd.
  • f) Een brief van [B] d.d. 28 januari 2003 aan [A] houdt onder meer het navolgende in:
“In de bespreking bij verzekerde is door mij toegezegd, dat ik zou onderzoeken wat de juiste status is met betrekking tot de dekking c.a. onder polisnummer [nummer] en dit vooral in verband met de consequenties terzake van de schaderegeling.
(…)
Hiermee is tevens de vraag van verzekerde beantwoord omtrent de dekking onder deze polis. Deze is nl. 89,50 pct van de maximum aansprakelijkheid voor verzekeraars conform de tekst van voornoemde Dekkingsbevestiging.”
( g) Artikel 9 van de van tussen Parcan en Allianz c.s. overeengekomen algemene voorwaarden van de Nederlandse Beurs Brandpolis bepaalt:

“Elke recht op schadevergoeding vervalt door verloop van vijf jaren na het voorval.”

3.Beoordeling

3.1.
Parcan heeft in eerste aanleg - na eiswijziging - gevorderd Allianz c.s. elk voor hun aandeel te veroordelen tot betaling van € 2.385.648,80, vermeerderd met rente, met beslissing over de proceskosten. Parcan heeft hiertoe aangevoerd dat de schade door de door haar aangestelde schade-expert is vastgesteld op een bedrag van
€ 10.166.116,=. Het ten tijde van de brand toepasselijke aanhangsel 8 kende geen loss-limitbepaling, zodat Allianz c.s. gehouden is tot betaling van het gevorderde bedrag, zijnde het restant van € 10.166.116,= x 89,5 % minus het eigen risico van € 5.000,= en minus het reeds uitgekeerde bedrag van € 6.708.025,=, zo heeft Parcan aangevoerd.
Allianz c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
De rechtbank heeft de vorderingen van Parcan (om thans, in appel, niet meer ter zake doende redenen) afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Parcan heeft in hoger beroep naast Allianz c.s. geïntimeerden 8-12 gedagvaard. Nu [appellante] in haar memorie van grieven in de kop slechts Allianz c.s. noemt en geen (gemotiveerde) grieven richt tegen de afwijzing van haar vorderingen jegens geïntimeerden 8-12, zal zij bij eindarrest in haar hoger beroep tegen hen niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.3.
[appellante] vordert - na eiswijziging - in hoger beroep uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van Allianz c.s. tot betaling van:
( a) een bedrag van € 786.975,=, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 28 januari 2003 althans 1 maart 2004;
( b) een bedrag van € 17.428,= (terugbetaling proceskostenveroordeling eerste aanleg);
( c) de proceskosten.
[appellante] erkent in hoger beroep uitdrukkelijk dat tussen Parcan en Allianz c.s. de loss-limitbepaling was overeengekomen en verlaat daarmee het door Parcan in eerste aanleg ingenomen standpunt dat dit niet het geval was.
[appellante] voert in appel als nieuwe grondslag voor haar (verminderde) vordering aan dat haar op grond van de verzekeringsovereenkomst een groter bedrag toekomt dan hetgeen reeds is uitgekeerd en dat de loss-limitbepaling door Allianz c.s. verkeerd is uitgelegd. Allianz c.s. hebben op basis van deze uitleg - uitgaande van een totale schade van € 10.166.116,= - slechts 89,5% van de loss limit van € 7.500.000,= uitgekeerd (89,5% van dit bedrag onder aftrek van het eigen risico van € 5.000,= resulteert in het uitbetaalde bedrag van € 6.708.025,=). Wanneer Allianz c.s. de loss-limitbepaling juist hadden uitgelegd waren zij overgegaan tot betaling van 100% van de loss limit, namelijk € 7.500.000,= , zo stelt [appellante] . Dit bedrag, verminderd met het reeds uitgekeerde bedrag van € 6.708.025,= en het eigen risico van € 5.000,=, resulteert in het gevorderde bedrag van € 786.975,=, aldus [appellante] .
3.4.
Nu de verzekeringsovereenkomst in kwestie is gesloten en het schadevoorval zich heeft voorgedaan vóór 1 januari 2006, dient de vordering van [appellante] (naar tussen partijen ook niet in geschil is) te worden beoordeeld naar het oude verzekeringsrecht.
3.5.
De grieven 1 en 2 strekken ten betoge dat de door [appellante] voorgestane uitleg van de loss-limitbepaling moet worden gevolgd. De grieven zullen hierna gezamenlijk worden behandeld. Het hof stelt voorop dat het in casu gaat om een beurspolis over de inhoud waarvan in de regel niet tussen partijen wordt onderhandeld (gesteld noch gebleken is dat dit in het onderhavige geval anders zou liggen). Dit heeft tot gevolg dat de verzekeringsvoorwaarden in kwestie vooral moeten worden uitgelegd aan de hand van objectieve factoren zoals de bewoordingen gezien in het licht van de polisvoorwaarden als geheel.
Alvorens de loss-limitbepaling aan de hand van deze maatstaf uit te leggen zal worden ingegaan op enige verweren van Allianz c.s. die aan deze uitleg vooraf dienen te gaan.
3.6.
Het meest verstrekkende verweer van Allianz c.s. is dat het recht van [appellante] om aanspraak te maken op een aanvullende uitkering onder de polis (vanwege de uitleg van de loss limitbepaling), is vervallen. Artikel 9 van de algemene voorwaarden van de Nederlandse Beurs Brandpolis bepaalt dat elk recht op schadevergoeding door verloop van 5 jaar na het voorval vervalt, terwijl door [appellante] elf jaar na het voorval aanspraak is gemaakt op het thans gevorderde bedrag op basis van deze uitleg van de polis, zo stellen Allianz c.s.
Het hof verwerpt het verweer. Tussen partijen staat vast dat Parcan binnen vijf jaar na het schadevoorval in kwestie een procedure aanhangig heeft gemaakt waarin zij een bedrag vordert van € 2.385.648,80, met als grondslag de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst en, in dat verband, de stelling dat tussen partijen geen loss-limitbepaling was overeengekomen. Weliswaar heeft [appellante] elf jaar na het voorval haar vordering gewijzigd door niet langer te betogen dat geen loss-limitbepaling gold maar dat deze anders moet worden uitgelegd, echter dit standpunt betreft hetzelfde verzekerde voorval en ligt in het verlengde van het eerder ingenomen standpunt terwijl het gevorderde bedrag niet is verhoogd (maar substantieel verlaagd). Onder deze omstandigheden brengt een redelijke uitleg van voormeld artikel 9 met zich dat het recht van [appellante] om een resterende uitkering onder de verzekeringsovereenkomst te vorderen op basis van een zekere uitleg daarvan, niet is vervallen. Allianz c.s. werden binnen vijf jaar geconfronteerd met een procedure waarin Parcan de toepasselijkheid van de loss-limitbepaling aan de orde stelde. Allianz c.s. hadden er rekening mee kunnen en moeten houden dat [appellante] in het verlengde van dit standpunt nieuwe argumenten zou aanvoeren. Het enkele feit dat Allianz c.s. één instantie hebben verloren om zich tegen de gewijzigde stellingen van [appellante] te verweren, maakt dit niet anders. Overigens is onvoldoende gesteld of gebleken dat Allianz c.s. door voormelde handelwijze van [appellante] in haar belangen is geschaad.
3.7.
Allianz c.s. voeren voorts het verweer dat [appellante] ingevolge een schikking met haar voormalige advocaat een bedrag van € 2.090.000,= heeft ontvangen, omdat deze [B] niet tijdig aansprakelijk heeft gesteld voor een beroepsfout bij de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst in kwestie. Nu [appellante] derhalve vanwege bedoelde brand op 24/25 januari 2003 in totaal een bedrag heeft ontvangen van € 8.798.025,= (= uitkering Allianz c.s. van € 6.708.025,= vermeerderd met voormeld bedrag van € 2.090.000,=), is zij ruimschoots schadeloos gesteld, zo stellen Allianz c.s.
Het hof verwerpt het verweer. Blijkens de considerans van de schikkingsovereenkomst van 9 januari 2014 is de grond voor het treffen van de schikking het volgens de partijen bij die schikking gepleegde verzuim van de voormalige advocaat van Parcan om [B] tijdig aansprakelijk te stellen (voor het nalaten te zorgen voor volledige dekking voor schade aan de objecten bij de verzekeringsovereenkomst in kwestie (considerans sub h en i)). Of daadwerkelijk sprake is van een verzuim doet in het thans voorliggende geschil niet ter zake, nu de partijen bij de schikking daarvan kennelijk en naar hen vrijstond zijn uitgegaan. Met betrekking tot de subsidiaire stelling van Allianz c.s. dat [B] er destijds niet in had kunnen slagen volledige dekking zonder loss limit te bewerkstelligen wordt overigens overwogen dat deze stelling door [appellante] wordt betwist, terwijl Allianz c.s. niet voldoende specifiek aanbieden de stelling te bewijzen, zodat deze niet is komen vast te staan.
Dat, met de betaling op basis van die schikking, Parcan ongerechtvaardigd verrijkt zou zijn of per saldo een schadevergoeding zou hebben ontvangen die hoger is dan de door haar geleden schade, zoals Allianz c.s. stellen, is naar het oordeel van het hof onjuist. Nu de schade in casu € 10.166.016,= bedroeg, terwijl [appellante] /Parcan bij een gelijk in de onderhavige procedure een schadevergoeding van in totaal € 9.585.000,=
(=€ 8.798.025,= + € 786.975,=) zou ontvangen, valt ook niet in te zien dat toewijzing van de gevorderde € 786.975,= naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn en/of (naar analogie) strijdig met artikel 6:100 BW. Dit klemt temeer daar partijen bij de schikkingsovereenkomst blijkens artikel 7 uitdrukkelijk de mogelijkheid hebben opengelaten dat [appellante] Allianz c.s. voor het bedrag van
€ 786.975,= aan zou spreken.
3.8.
Allianz c.s. stellen dat [B] als vertegenwoordiger van Parcan in de schadeberekening van 28 maart 2003 heeft vermeld
“Op basis polisdekking 89,5% x 7.500.000 EURO”, zodat Parcan hieraan gebonden is. [appellante] stelt als reactie hierop dat het (feitelijke) karakter van de schadeberekening met zich brengt dat Allianz c.s. er niet op mocht vertrouwen dat [B] hierin een definitief standpunt innam namens Parcan, waarop deze niet zou mogen terugkomen. Dit geldt zeker gelet op het doel van deze schadeberekening, die immers ook diende om het eigen regelingscourtage van [B] bij Allianz c.s. in rekening te brengen, zo stelt [appellante] . Nu Allianz c.s. onvoldoende gemotiveerd hebben gereageerd op voormelde stellingen van [appellante] , verwerpt het hof het verweer. Het had immers op de weg van Allianz c.s. gelegen om dit verweer, dat een zeer vergaande strekking heeft nu het in de kern neerkomt op afstand van recht dan wel rechtsverwerking, nader te onderbouwen. Hoewel in het algemeen juist is dat [B] in het kader van deze verzekering als hulppersoon van Parcan moet worden aangemerkt brengt die enkele omstandigheid, anders dan Allianz c.s. zonder onderbouwing stellen, niet mee dat deze schadeberekening moet worden beschouwd als een impliciete definitieve stellingname van [B] namens Parcan aangaande de juiste interpretatie van de loss-limitbepaling bepaling. Dat geldt te meer nu er op dat moment geen discussie op dit specifieke punt bestond (maar wel op andere punten).
3.9.
[appellante] meent dat de loss-limitbepaling aldus moet worden uitgelegd dat wanneer 89,5% van de schade uitstijgt boven € 7.500.000,= tenminste dit bedrag moet worden uitgekeerd, ook wanneer de polis (zoals in casu) niet is volgetekend. De beperking van 89,5% ziet op de verzekerde som en niet op de loss limit van
€ 7.500.000,=, aldus [appellante] . De bewoordingen van de loss-limitbepaling op pagina 3 van het polisaanhangsel maken duidelijk dat wat betreft de loss limit (“de maximumaansprakelijkheid van verzekeraars”) het slechts de bedoeling is de aansprakelijkheid van de verzekeraars per gebeurtenis te begrenzen. Op pagina 1 van het polisaanhangsel is dan ook duidelijk aangegeven dat het percentage van 89,5% alleen van toepassing is op de daaronder opgesomde bedragen en limieten (waarvan de loss limit geen deel uitmaakt). Volgens [appellante] is de premie ook op deze uitleg gebaseerd. Verder blijkt uit de brief van beursmakelaar [B] aan [A] van 8 mei 2002 (zie rechtsoverweging 2 sub b) dat ook [B] de loss-limitbepaling op deze wijze uitlegde, zo stelt [appellante] . Verder voert [appellante] ter onderbouwing van de door haar voorgestane uitleg een aantal rekenvoorbeelden aan, en betwist zij de validiteit van de door Allianz c.s. aangevoerde rekenvoorbeelden.
3.10.
Allianz c.s. betwisten de uitleg door [appellante] en stellen dat de beperkte voltekening tot 89,5% wel degelijk ook tot een beperking met dit percentage van de loss limit leidt. Ter onderbouwing van het standpunt voeren Allianz c.s. onder meer aan dat ook beursmakelaar [B] dit standpunt was toegedaan in de door haar opgestelde schadeberekening van 28 maart 2003 (“
Op basis polisdekking 89,5% x 7.500.000 EURO”) (zie rechtsoverweging 3.8) en de brief van [B] aan [A] van 28 januari 2003 (zie rechtsoverweging 2 sub f). Bij de berekening van de premie is volgens Allianz c.s. er vanuit gegaan dat de loss-limitbepaling op de door haar voorgestane wijze moet worden uitgelegd. Verder betwisten Allianz c.s. de door [appellante] gestelde rekenvoorbeelden, en voeren zij ter onderbouwing van hun gelijk eigen rekenvoorbeelden aan.
3.11.
Alvorens de loss-limitbepaling uit te leggen heeft het hof behoefte aan voorlichting door (een) deskundige(n) die het hof kan voorlichten over de vraag of destijds op de beurs een loss-limitbepaling als de onderhavige door (onderhandelings)partijen als de onderhavige - verzekeraars en een beursmakelaar – op een bepaalde manier werd uitgelegd. Nu als onbetwist vast staat dat [B] bij de totstandkoming van de onderhavige verzekeringsovereenkomst als beursmakelaar heeft gehandeld als vertegenwoordiger van Parcan, kan volgens de heersende opvatting de kennis van [B] worden toegerekend aan Parcan.
Het hof stelt zich voor de deskundige(n) te vragen een gemotiveerd antwoord te geven op de volgende vragen:
  • Bestond in 2002 ter beurze een (vast) gebruik ten aanzien van de uitleg door de betrokken verzekeraar(s) en beursmakelaar(s) van een loss-limitbepaling als de onderhavige?Nota Bene: bij de beantwoording van deze vraag gaat het om het al dan niet bestaan van een (vast) gebruik; het is niet de bedoeling dat de deskundige(n) bij gebreke daarvan zijn (hun) eigen visie geeft (geven) op hoe de loss-limitbepaling moet worden uitgelegd.
  • Zo het antwoord op vraag 1 positief is, hoe luidde dit gebruik?
  • Zo het antwoord op vraag 1 positief is, hoe wordt dit gebruik toegepast in een geval als het onderhavige, waarbij een verzekerde som van € 14.913.131,= (89,5% hiervan bedraagt € 13.347.252,=) en een loss-limit van € 7.500.000,= zijn overeengekomen, terwijl door verzekeraars is ingetekend voor 89,5% en de schade uitstijgt boven de € 7.500.000,=?
  • Heeft u voor het overige nog opmerkingen die van belang zijn?
3.12.
De zaak wordt naar de rol verwezen. Partijen kunnen – bij voorkeur gemeenschappelijk – voorstellen doen voor één of meer te benoemen deskundige(n) en de aan deze deskundige(n) te stellen vragen, alsmede commentaar geven op de hierboven voorlopig geformuleerde vragen. Het hof heeft een voorkeur voor drie deskundigen, maar gezien de betrokkenheid van het grote aantal verzekeraars bij de onderhavige procedure is voorstelbaar dat partijen er niet in slagen drie onafhankelijke deskundigen te vinden. Het hof geeft partijen in overweging geschikte deskundigen te zoeken onder oud-gedienden.
Het hof houdt de mogelijkheid open om na het deskundigenbericht een comparitie van partijen te gelasten teneinde van de deskundige(n) een mondelinge toelichting op het bericht te verkrijgen.
Nu [appellante] de stelplicht en bewijslast draagt van de door haar voorgestane uitleg van de overeenkomst, is het hof voornemens het voorschot voor de kosten van de deskundige(n) ten laste van haar te brengen.
3.13.
Alvorens in een volgend arrest de loss limit-bepaling uit te leggen, gaat het hof vast in op de stelling van [appellante] dat Parcan aan de brief van [B] aan [A] van 8 mei 2002 het gerechtvaardigde vertrouwen mocht ontlenen dat de loss-limitbepaling zou worden uitgelegd in de door haar voorgestane zin. Nu de brief afkomstig is van [B] en deze geen vertegenwoordiger was van Allianz c.s., kon [appellante] naar het oordeel van het hof aan die brief in beginsel geen vertrouwen ontlenen ten aanzien van de opvatting van Allianz c.s. [appellante] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat in het onderhavige geval aanleiding bestaat voor een uitzondering op dit beginsel.
3.14.
Grief 4 is gericht tegen de veroordeling door de rechtbank van Parcan in de proceskosten.
De grief wordt verworpen. [appellante] richt in hoger beroep geen grief tegen de motivering die heeft geleid tot afwijzing door de rechtbank van de vorderingen van Parcan en de gronden waarop [appellante] haar vordering in eerste aanleg heeft gebaseerd heeft zij in hoger beroep (uitdrukkelijk) niet gehandhaafd. Dit heeft tot gevolg dat het hof moet uitgaan van de juistheid van deze motivering en Parcan derhalve in eerste aanleg terecht in het ongelijk is gesteld. Parcan is dan ook in eerste aanleg terecht in de proceskosten veroordeeld, hetgeen tot gevolg heeft dat de vordering van [appellante] tot terugbetaling van het hiermee gemoeide bedrag van € 17.428,= moet worden afgewezen. Duidelijkheidshalve zij overwogen dat de grond die [appellante] in hoger beroep voor haar vorderingen aanvoert, in eerste aanleg niet aan de orde was.
3.15.
Allianz c.s. hebben verzocht wanneer het hof onverhoopt tot (gedeeltelijke) toewijzing van het bedrag van € 786.975,= over zou gaan, het arrest niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans hieraan de voorwaarde te verbinden dat [appellante] zekerheid stelt. Voor het geval het zover mocht komen is bij het pleidooi gesproken over zekerheid in de vorm van storting van het te betalen bedrag op een derdengeldenrekening van bijvoorbeeld de advocaat van een der partijen, met het beding dat dit bedrag te zijner tijd wordt (terug)betaald aan degene die onherroepelijk in het gelijk wordt gesteld. Het hof verzoekt partijen in de te nemen akte hierover een – bij voorkeur gezamenlijk – standpunt in te nemen.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 19 januari 2016 voor akte aan de zijde van [appellante] met de in de rechtsoverwegingen 3.12 en 3.15 aangegeven doelen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, L.R. van Harinxma thoe Slooten en J.F. Aalders en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 15 december 2015.