Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
bij het demonteren van een lift was het gevaar te worden getroffen door onderdelen (de contragewichten) van die lift niet voorkomen’. Verder is in het rapport onder andere het volgende opgenomen: “(…)
Het risico van het vallen van de contragewichten was niet in het werkplan opgenomen. De voorman van [Sloopwerken] Sloopwerken B.V., de heer [B.] , heeft verklaard dat hij [H.] geen nadere instructies heeft gegeven op welke wijze de lift gedemonteerd moest worden.(…)”. De door de arbeidsinspectie gemeten omvang van de lift was 65 cm breed, 90 cm diep en 110 cm hoog. Op basis van het rapport is aan [Sloopwerken] een boete opgelegd van € 9.000,-.
Ik ben leidinggevende van de 4 Poolse jongens. Dus ook van [H.] en van degene die het ongeval is overkomen, [C.] . Ik vertel ze wat zij moeten doen. [D.] moet slopen en [C.] ruimt op. Ik vertel in het Nederlands en Engels aan [D.] wat zij moeten doen en hij vertelt het in het Pools aan de andere 3. Zij zijn hier vorige week dinsdag begonnen en toen heb ik met hen een startwerkbespreking gehouden. De liftschacht willen we gebruiken als stortkoker. [D.] had op de begane grond de wanden rondom de lift gesloopt om te kijken of de lift nog een put had. Dat bleek niet zo te zijn. Hij vroeg me of het goed was dat hij de lift en verder alles in die ruimte ging slopen. Ook vroeg hij mij of hij [C.] mee kon nemen om op te ruimen. Ik ben, nadat de wanden om de lift gesloopt waren, met [D.] naar de toiletruimte gelopen waar de lift zich ook in bevond. Ik heb [D.] toen gezegd dat onder andere de toiletpotten en de lift weggehaald moesten worden. Ik heb niet gezien hoe de lift er toen bij stond. Ik heb [D.] geen nadere instructies gegeven op welke wijze hij de lift moest demonteren. Ik ben pas weer naar [D.] en [C.] toe gegaan toen het ongeval gebeurd was. Dat was ongeveer 3 kwartier later.”
(…) Ik werk 4 jaar in Nederland in het sloopwerk. (…) Vandaag om ongeveer 13.00 uur ben ik begonnen met de demontage van de lift. [C.] , degene die het ongeval is overkomen, hielp mij met opruimen. Ik heb de 3 kabels die aan de bovenkant van de lift vast zaten, losgehaald. [C.] stond toen op de hoek van de lift tegen de muur, zoals u mij op de foto aanwijst. Ik draaide me om en ik hoorde een geluid voor 1 of 2 seconden. Daarna hoorde ik [C.] hard gillen. (…) [B.] houdt toezicht op mijn werk. Hij komt heel vaak langs. Samen bedenken we wat er moet gebeuren. (…)”.
“(…) Tijdens de lunchpauze om 13.00 uur zei [D.] dat ik na de pauze met hem naar de begane grond zou gaan. (…) Ik was bezig één kabel los te halen. (…) Toen ik de ene schroef los had, ging ik naar de andere kant van de liftkoker tussen de muur en de liftkoker in. De borgingen zaten aan die kant. [D.] had mij gevraagd om de twee andere kabels ook los te halen. [D.] stond toen aan de andere kant. Hij wachtte tot ik het had losgehaald. Ik heb, op dezelfde manier als de 1e schroef, de 2e schroef los gehaald en misschien ook de 3e. Maar dat weet ik niet zeker. Op een zeker moment, bij het losmaken van de 2e of 3e kabel, was er een geluid alsof iemand iets in de verte schoot. [D.] riep naar mij, na de klap, of er iets met mijn benen was. (…) Ik zag dat er een stuk van mij mouw af was. Ik had niet door dat er een stuk van mijn arm af was.”.
Op basis van bovenstaande analyse moet worden gesteld dat de uitgevoerde projectrisico-inventarisatie en –evaluatie in het projectplan volstrekt onvoldoende invulling heeft verkregen. De risico’s welke zich kunnen voordoen bij het slopen van de goederenlift worden nergens beschreven en zijn derhalve niet ingeschat. Gevolg is dat de betrokken werknemers, waaronder het slachtoffer, niet zijn geïnstrueerd, hetgeen blijkt uit bovenstaande analyse van de toolboxmeeting. Derhalve kan worden gesteld dat het projectplan en het toolbox/instructieformulier volstrekt onvoldoende waren om de risico’s van demontage van de goederenlift aan de werknemers kenbaar te maken, waaronder het slachtoffer. Daarbij komt nog de taalbarrière tussen het Nederlands en het Pools, waardoor de complexiteit van het geven van instructies en het controleren of deze voldoende begrepen zijn, nog wordt bemoeilijkt.”
Grief 1richt zich tegen de verwerping door de rechtbank van het standpunt van Inforcontracting dat [Sloopwerken] slechts een beroep toekomt op het vrijwaringsbeding indien en voor zover [Sloopwerken] de van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften volledig in acht heeft genomen. Inforcontracting voert aan dat zij als formele werkgever erop mag vertrouwen dat [Sloopwerken] de arbeidskrachten naar een veilige werkomgeving stuurt en daarbij alle toepasselijke wet- en regelgeving in acht neemt. [Sloopwerken] heeft daartegenover gesteld dat als sprake is van het door [Sloopwerken] volledig in acht nemen van de van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften, de aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW ontbreekt, zodat de vrijwaringsbepaling daarmee geen betekenis heeft. Bovendien zou, wanneer bedoeld was de vrijwaringsbepaling te beperken tot situaties dat aan alle veiligheidsvoorschriften was voldaan, het eenvoudig zijn geweest die beperking of dat voorbehoud in de tekst van de vrijwaringsbepaling op te nemen en dat is niet gebeurd, aldus [Sloopwerken] . Het hof volgt het betoog van [Sloopwerken] . Artikel 7.2 van de mantelovereenkomst bevat een vrijwaringsbepaling zonder beperking of voorbehoud. Indien het de bedoeling van partijen was geweest de vrijwaring te beperken tot de situatie waarin [Sloopwerken] had voldaan aan alle uit de wet- en regelgeving voortvloeiende veiligheidsvoorschriften, valt niet in te zien waarom dat niet in de tekst is opgenomen. Bovendien maakt de door Inforcontracting voorgestane uitleg de vrijwaringsbepaling in feite zonder betekenis. De grief faalt.