ECLI:NL:GHAMS:2015:554
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.J. Visser
- J.E. Molenaar
- G.C. Makkink
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling na niet te goeder trouw ontstaan van schulden
In deze zaak gaat het om de toelating van appellanten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Appellanten, [appellant sub 1] en [appellante sub 2], hebben in hoger beroep beroep aangetekend tegen de afwijzing van hun verzoek om schuldsanering door de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had geoordeeld dat de schulden van appellanten niet te goeder trouw waren ontstaan, met name de schulden aan de Belastingdienst en het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB). Tijdens de zitting van het hof op 17 februari 2015 hebben appellanten hun situatie toegelicht, waarbij zij stelden dat zij de omstandigheden die tot hun schulden hebben geleid onder controle hebben gekregen. Het hof heeft vastgesteld dat de schulden aan het CJIB inmiddels zijn voldaan en dat appellanten actief werken aan hun financiële problemen, onder andere door zich te laten begeleiden door budgetbeheer en beschermingsbewind. Het hof oordeelt dat, hoewel de schulden in eerste instantie niet te goeder trouw zijn ontstaan, er voldoende gronden zijn om appellanten alsnog toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing op appellanten, met de zaak die wordt verwezen naar de rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling.