ECLI:NL:GHAMS:2015:5415

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
24 december 2015
Zaaknummer
200.155.852/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verblijfstatus en zorgverzekeringsplicht van vreemdeling met verblijfsvergunning

In deze zaak gaat het om een vreemdeling met een verblijfsvergunning die een ziektekostenverzekering heeft afgesloten. Na een periode van ongewenstverklaring en intrekking van zijn verblijfsvergunning, werd zijn bezwaar tegen deze besluiten gegrond verklaard. Gedurende de periode van ongewenstverklaring bleef hij echter verplicht om zijn verzekeringspremie te betalen. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de verjaring van de vordering tot betaling van de premie was gestuit door betalingsherinneringen die naar het bekende adres van de vreemdeling waren gestuurd. De vreemdeling betoogde dat hij deze brieven niet had ontvangen omdat hij een zwervend bestaan leidde, maar het hof oordeelde dat hij het risico van het niet ontvangen van de brieven droeg.

Daarnaast werd door de vreemdeling aangevoerd dat hij niet verzekerd was gedurende de periode van ongewenstverklaring. Het hof bevestigde de redenering van de kantonrechter dat de vreemdeling verzekerd bleef op basis van de volksverzekeringen, omdat hij tijdig bezwaar had gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning. Het hof oordeelde dat de vreemdeling gedurende de gehele periode waarop de vordering betrekking had, verzekerd was bij Zilveren Kruis.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de vreemdeling in de proceskosten van het hoger beroep. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.155.852/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 2099197/CV EXPL 13-6631
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 december 2015
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M.J.E.J. Coenraad te Zandvoort,
tegen
ZILVEREN KRUIS ACHMEA ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimideerde,
advocaat: mr. I. Punt te Hengelo.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Zilveren Kruis genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 19 mei 2014 - hersteld bij exploot van 30 juni 2014 - in hoger beroep gekomen van het (verzet)vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, afdeling privaatrecht, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter), van 19 februari 2014, gewezen tussen [appellant] als opposant (oorspronkelijk gedaagde) en Zilveren Kruis als geopposeerde (oorspronkelijk eiseres).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 30 maart 2015 doen bepleiten, [appellant] door mr. Coenraad voornoemd en Zilveren Kruis door mr. Punt voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Aan de pleitnotities van mr. Coenraad zijn producties gehecht die reeds in eerste aanleg waren overgelegd.
Tenslotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog afwijzing van de vordering van Zilveren Kruis, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.
Zilveren Kruis heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje
De feiten,onder a tot en met h, de feiten vastgesteld die hij bij de beoordeling tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover in hoger beroep niet in geschil en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
(i) [appellant] heeft de Syrische nationaliteit. Aan hem is op 21 juli 2004 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet verstrekt. [appellant] heeft tijdig een aanvraag ingediend tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning. Bij beschikking van 7 april 2008 is de aanvraag afgewezen en is de verblijfsvergunning van [appellant] volledig ingetrokken en is [appellant] ongewenst verklaard. [appellant] heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Bij beschikking van 28 januari 2011 is het bezwaar gegrond verklaard en is de geldigheidsduur van de laatstelijk verleende verblijfsvergunning met ingang van de datum van afloop daarvan (21 juni 2007) verlengd.
(ii) Zilveren Kruis biedt basisverzekeringen aan als bedoeld in artikel 10 van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Achmea Zorgverzekeringen N.V. (Achmea) biedt aanvullende ziektekostenverzekeringen aan. [appellant] is verzekerd (geweest) bij Zilveren Kruis en Achmea. [appellant] is uit dien hoofde premies verschuldigd geworden, in maandelijkse termijnen bij vooruitbetaling te voldoen. [appellant] is volgens Zilveren Kruis met betaling van de premies in gebreke gebleven en heeft aldus een premieachterstand doen ontstaan. Achmea heeft haar vordering op [appellant] wegens onbetaald gelaten premies aan Zilveren Kruis gecedeerd; Zilveren Kruis en Achmea worden hierna gezamenlijk aangeduid als Zilveren Kruis.

3.Beoordeling

3.1
Zilveren Kruis vordert in dit geding de veroordeling van [appellant] tot betaling van in hoofdsom € 1.464,10 aan premieachterstand. Zilveren Kruis heeft een overzicht in het geding gebracht met een specificatie van hoe dat bedrag is opgebouwd. Daarop staat vermeld wat [appellant] volgens Zilveren Kruis in het tijdvak januari 2006 tot en met juli 2013 aan premies, verbruikt eigen risico en zorgkostennota’s verschuldigd is geworden (€ 4.664,20), wat daarop is ontvangen (€ 3.070,85) en wat - na verrekening van de no-claim 2006 - per saldo nog openstaat (€ 1.464,10). De kantonrechter heeft de verweren van [appellant] verworpen en de vordering toegewezen, vermeerderd met een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en rente, tot per saldo € 2.084,09, met rente vanaf 6 februari 2013. Tegen die beslissing komt [appellant] met zijn grieven op. Het hof oordeelt als volgt.
3.2
[appellant] heeft in eerste aanleg betoogd dat de vordering wat betreft de periode januari 2006 tot februari 2008 is verjaard omdat daarna meer dan vijf jaren zijn verstreken tot de datum van de inleidende dagvaarding. De kantonrechter heeft dit verweer verworpen op de grond dat Zilveren Kruis - zo is niet in geschil - vanaf 16 april 2010 betalingsherinneringen heeft verstuurd waardoor de verjaring tijdig is gestuit. [appellant] klaagt in hoger beroep - voor zover relevant - dat hij na zijn vrijlating uit de vreemdelingendetentie op 21 april 2009 een zwervend bestaan heeft geleid en dat de brieven hem niet hebben bereikt en ook niet naar het adres zijn gestuurd waarop hij verbleef.
3.3
De klacht kan [appellant] niet baten. Niet is in geschil dat de brieven zijn verstuurd naar het bij Zilveren Kruis bekende adres van [appellant] en aldaar zijn aangekomen. Dat de brieven [appellant] niet hebben bereikt omdat hij als ongewenst vreemdeling - hoe begrijpelijk ook - een zwervend bestaan leidde en ten tijde van de brieven elders verbleef, is een omstandigheid waarvan [appellant] in deze zaak op de voet van artikel 3:37 lid 3 BW het nadeel draagt. Het oordeel van de kantonrechter dat de verjaring tijdig is gestuit blijft dus in hoger beroep in stand.
3.4
Een tweede verweer strekt tot betoog dat [appellant] gedurende de periode dat zijn verblijfsvergunning was ingetrokken en hij ongewenst was verklaard niet verzekerd is geweest. De kantonrechter heeft het verweer verworpen op grond van de redenering dat zich de in artikel 10 lid 1 aanhef en sub b van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 bedoelde situatie voordoet, erop neerkomende dat een in Nederland wonende vreemdeling die eenmaal rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad en tijdig een aanvraag heeft ingediend om voortgezette toelating, of tijdig bezwaar heeft gemaakt of beroep heeft ingesteld tegen een intrekking van de toelating, verzekerd is op grond van de volksverzekeringen en dat [appellant] mitsdien uit dien hoofde bij Zilveren Kruis verzekerd is gebleven. [appellant] heeft daar in hoger beroep - onder verwijzing naar een print van de website www.zorgverzekering.org (productie 2 bij de memorie van grieven) - tegen ingebracht dat geen zorgverzekering kan worden afgesloten in het geval een verblijfsaanvraag is ingediend, maar daarop nog niet is beslist.
3.5
Het hof stelt met Zilveren Kruis vast dat de in bedoelde print bedoelde situatie niet op [appellant] van toepassing is. De print ziet op asielzoekers die niet eerder een verblijfsvergunning hebben gehad; [appellant] heeft wel een verblijfsvergunning gehad en heeft bovendien tijdig gevraagd om verlenging van de geldigheidsduur daarvan, welke aanvraag is gehonoreerd, met als gevolg dat [appellant] met terugwerkende kracht in de periode waarop de vordering betrekking heeft steeds een verblijfsvergunning heeft gehad (althans geacht moet worden te hebben gehad). De redenering van de kantonrechter is in hoger beroep verder niet bestreden en is rechtens juist; het hof neemt die redenering over en maakt haar tot de zijne, met conclusie dat [appellant] gedurende de gehele periode waarop de vordering betrekking heeft bij Zilveren Kruis verzekerd is geweest. Het hof weet zich in dat oordeel gesterkt door de vermelding op het inhoudelijk niet betwiste overzicht van Zilveren Kruis dat [appellant] gedurende dat gehele tijdvak en ook daarna (t/m maart 2013) zorgkostennota’s bij Zilveren Kruis heeft ingediend, zijn verplicht eigen risico (deels) heeft verbruikt en bovendien premiebetalingen heeft gedaan; hij ging er dus vanuit dat hij verzekerd was. Ook dit verweer is dus tevergeefs voorgedragen.
3.6
Het derde en laatste verweer in de memorie van grieven houdt in dat [appellant] in de periode van 11 juni 2009 tot en met 3 augustus 2011 gedetineerd is geweest vanwege zijn ongewenst verklaring en dat hij op grond daarvan in die periode geen premie verschuldigd is geworden. Bij pleidooi in hoger beroep is betoogd dat [appellant] van 26 mei 2008 tot 21 april 2009 in vreemdelingenbewaring was gesteld. Deze periode van vreemdelingenbewaring wordt ook genoemd in de door [appellant] in de verzet dagvaarding onder 2 aangehaalde brief van zijn (toenmalige) advocaat mr. Fonville. Het hof gaat daarom er vanuit dat het eerstgenoemde tijdvak (11 juni 2009 tot 3 augustus 2011) op een vergissing berust en dat in dit verband van het laatstgenoemde tijdvak (26 mei 2008 tot 21 april 2009) moet worden uitgegaan.
3.7
Uit het inhoudelijk niet betwiste overzicht van Zilveren Kruis blijkt dat in bedoeld tijdvak - alsmede in het tijdvak 5 juli 2006 tot 20 februari 2007 toen [appellant] strafrechtelijk gedetineerd heeft gezeten - de maandpremies op € 0,00 zijn gesteld met vermelding
In detentie.Dat laat geen andere conclusie toe dan dat Zilveren Kruis in bedoelde tijdvakken geen premies aan [appellant] in rekening heeft gebracht en dat zij in dit geding ook geen betaling daarvan vordert. Het verweer mist dus doel, want gaat ten onrechte ervan uit dat de vordering (mede) betrekking heeft op het tijdvak 26 mei 2008 tot 21 april 2009 dat [appellant] in vreemdelingenbewaring zat. Het verweer levert dus geen grond op voor een (gedeeltelijke) afwijzing van de vordering.
3.8
De slotsom is dat de klachten in de memorie van grieven tevergeefs zijn voorgesteld. Hetgeen [appellant] in aanvulling daarop bij pleidooi in hoger beroep nog heeft gesteld, zal onbesproken worden gelaten omdat [appellant] daarmee in het licht van de strenge twee conclusie regel te laat is. Het bewijsaanbod van [appellant] wordt gepasseerd omdat het niet is betrokken op stellingen die - indien bewezen - van belang zijn voor de uitkomst van de zaak. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep. hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Zilveren Kruis worden begroot op € 704,- aan verschotten en op € 1.896,- voor salaris advocaat;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en L.R. van Harinxma thoe Slooten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 december 2015.