Uitspraak
1.[appellant a] ,
[appellante b],
mr. J.R.R. Oeveringte Amsterdam,
mr. R. van Vlootente Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grieven 1 tot en met 4strekken alle ten betoge dat ABN AMRO haar zorgplicht jegens [appellanten] niet is nagekomen door hen te veel krediet in het vooruitzicht te stellen, bij wege van een overbruggingskrediet in aanvulling op een hypothecaire lening, waardoor zij uiteindelijk financieel in de problemen zijn geraakt. Die problemen zouden zij niet hebben gehad als ABN AMRO haar zorgplicht was nagekomen en hen destijds geen overbruggingskrediet had aangeboden. De uitspraak van de Commissie van Beroep, waarbij de klacht van [appellant a] is afgewezen, staat er niet aan in de weg dat [appellanten] hun vordering in rechte aanhangig maken, aangezien de Commissie van Beroep niet is ingegaan op de kern van de klacht van [appellant a] . Het hof ziet aanleiding om deze grieven gezamenlijk te behandelen.
4.2.2 (...) Belanghebbende heeft in de veronderstelling dat hij zijn flatwoning en garage tijdig – dat wil zeggen: vóór 30 maart 2009, de datum waarop het nieuwe huis zou worden getransporteerd – in eigendom aan een koper zou hebben overgedragen, (vooralsnog) geen gebruik willen maken [maar wel] van het in juli 2008 door de bank gedane aanbod voor een overbruggingskrediet. Die beslissing in aanmerking genomen, is – zoals ook de Geschillencommissie heeft geoordeeld – niet aannemelijk dat hij de nieuwe woning niet zou hebben gekocht als de bank, in plaats van hem een overbruggingskrediet aan te bieden, zou hebben laten weten dat zo’n krediet niet tot de mogelijkheden behoorde, maar wel een verhoging van de hypothecaire geldlening van € 235.000,- tot € 300.000,- tegen dezelfde maandelijkse lasten als het overbruggingskrediet dat partijen oorspronkelijk voor ogen stond.”
In dat verband verdient nog opmerking dat belanghebbende, hoewel hij op 13 augustus 2008 wist dat hem een hypothecaire lening van € 235.000 en niet van € 309.700, - zou worden verstrekt, geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid uiterlijk op de tweede werkdag na die datum de koopovereenkomst te ontbinden op grond van het bepaalde in art. 16.1” blijkt dat de Commissie van Beroep uitgaat van een onjuist uitgangspunt. De discussie is niet dat ABN AMRO van meet af aan in plaats van een overbruggingskrediet een hogere hypothecaire lening had moeten aanbieden, maar dat ABN AMRO geen overbruggingskrediet en dus ook geen hogere hypothecaire lening had mogen aanbieden.