2.7.Op grond van art. 10:5, tweede lid Awb dient een algemeen mandaat als in deze zaak aan de orde schriftelijk te worden verleend en volgens de regels van art 3:42 Awb bekend te worden gemaakt. Vast staat in hoger beroep dat in april 2015 aan de vereisten van schriftelijkheid en publicatie van het mandaat niet was voldaan, zodat in zoverre sprake is van formele gebreken. Het hof is van oordeel dat deze gebreken afdoende zijn hersteld en dat daaraan niet de gevolgen kunnen worden verbonden die namens [de minderjarige] zijn verzocht, te weten niet-ontvankelijkheid van de GI in het inleidend verzoek, dan wel afwijzing daarvan.
Het overweegt daartoe als volgt. De GI heeft in hoger beroep toegelicht dat door haar afspraken zijn gemaakt met de gemeente Haarlem (c.q. de regio waarin de gemeente Haarlem valt) over de wijze waarop door de GI jeugdhulp wordt inzet. Deze afspraken hebben hun schriftelijke neerslag gevonden in een ‘Afsprakenlijst Jeugdzorgregio IJmond en Jeugdzorgregio Zuid Kennemerland en De Jeugd- & Gezinsbeschermers’ (hierna ook: de afsprakenlijst) van december 2014. De afspraken houden onder meer het volgende in:
’11. Afspraken inzet toeleiding naar Gesloten Jeugdhulp
Voor plaatsing van een jongere binnen de gesloten jeugdhulp is een machtiging gesloten jeugdhulp van de kinderrechter noodzakelijk. Om een verzoek bij de Rechtbank in te dienen is er altijd een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper (al dan niet op basis van dossier) en een verleningsbesluit gesloten jeugdhulp noodzakelijk. In het vrijwillig kader is tevens toestemming van de ouder(s) met gezag nodig. (…) De hoofdlijn is dat de coördinator Gesloten Jeugdhulp de toeleiding naar Gesloten Jeugdhulp coördineert en dat De Jeugd- & Gezinsbeschermers verantwoordelijk is voor de casusregie na plaatsing van het kind/de jeugdige. Afgesproken wordt dat in deze situatie de volgende stappen worden doorlopen;
(….)
. Stap 5: De Jeugd-& Gezinsbeschermers stelt het verzoekschrift op.
. Stap 6: Uitvoering van de uithuisplaatsing
Overdracht van CJG coaches naar De Jeugd- & Gezinsbeschermers:
- Bij instemmingsverklaring op basis van gesprek: na afgeven instemmingsverklaring .
- Bij instemmingsverklaring op basis van dossieronderzoek:
De Jeugd- & Gezinsbeschermers draagt zorg voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift, onderbouwing voor het verzoek en is ter zitting tijdens de behandeling van het verzoek aanwezig en fungeert als contact coördinator gesloten jeugdhulp. De CJG coach onderhoudt contact met het kind/de jeugdige en ouders.
De Jeugd- & Gezinsbeschermers dragen zorg voor:
- Optreden ter zitting
- Regelmatig contact met alle betrokkenen en bijwonen van behandelbesprekingen. De Jeugd- & Gezinsbeschermers is verantwoordelijk voor verlenging van de machtiging Gesloten Jeugdhulp.’
Als besluit van 16 juni 2015 heeft het college de GI, voor zover hier van belang, het volgende bericht aan de GI:
‘(….)
Onderwerp verlenging tijdelijk mandateringsbesluit t.b.v. rechtbank
(…)
Hierbij ontvangt u de verlenging van het tijdelijk mandaatbesluit voor het indienen van verzoeken bij de rechtbank tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp in het vrijwillig kader (hoofdstuk 6 Jeugdwet).
Het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Haarlem verleent aan gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (…), van 1 mei 2015 tot en met 31 december 2015 mandaat om op grond van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet in rechte te verzoeken tot (spoed- of voorwaardelijke of verlenging van de) machtiging tot uithuisplaatsing van een jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp in vrijwillig kader in te dienen bij de rechtbank. Daarbij hoort ook het zorgen voor een verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper en de verantwoordelijkheid voor de verdere afhandeling van de procedure machtiging gesloten jeugdhulp in vrijwillig kader.
(…)’
Het besluit van 7 juli 2015 van het college houdt, voor zover van belang, het volgende in:
Het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Haarlem verleent aan de gecertificeerde instelling (GI) De Jeugd- & Gezinsbeschermers (…), mandaat om namens het college op grond van artikel 6.1.2 vijfde lid van de Jeugdwet te bepalen dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder op vrijwillige basis nodig is en kan worden verleend mits aan de overige voorwaarden die de wet daarvoor stelt kan worden voldaan.
Dit mandaat omvat tevens alle handelingen die noodzakelijk zijn om deze beslissing te kunnen effecturen, waaronder in ieder geval begrepen:
het indienen van een verzoek aan de kinderrechter als bedoeld in artikel 6.1.8 van de Jeugdwet
het zorg dragen voor een instemmende verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.2. zesde lid Jeugdwet.
Deze mandaatverlening geldt voor onbepaalde tijd en eindigt wanner het college dit besluit intrekt.
Deze mandaatverlening vervangt de mandaatverlening aan de GI De Jeugd- & Gezinsbeschermers zoals laatstelijk aangepast op 16 juni 2015.
Laatstgenoemd besluit is op 13 augustus 2015 gepubliceerd in de Gemeenschappelijke Voorziening Officiële Publicaties (G.V.O.P) (Jaargang 2015, nr. 74875).
Ter zitting in hoger beroep heeft de gemeente desgevraagd nogmaals bevestigd achter het door de GI namens het college ingediende verzoekschrift en de in naam van het college genomen verleningsbeslissing te staan.
Uit de toelichting van de GI in hoger beroep en de afsprakenlijst leidt het hof af dat reeds in december 2014 (feitelijk) is besloten door (het college van burgemeester en wethouders van) de gemeente Haarlem om de GI vanaf het tijdstip van de inwerkingtreding van de Jeugdwet te belasten met de in te dienen verzoeken gesloten jeugdhulp in het vrijwillig kader en zorg te dragen voor wat nodig is ter onderbouwing van het verzoek. De GI heeft – na daartoe bij tussenbeschikking van de kinderrechter van 16 juni 2015 in de gelegenheid te zijn gesteld – in de onderhavige zaak het schriftelijke mandaatbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem van 16 juni 2015 overgelegd. Het college kan hierdoor geacht worden het besluit van april 2015 geheel voor zijn rekening te nemen. De rechtgevolgen ervan kunnen dan ook in stand blijven. Dat het schriftelijke mandaatbesluit betrekking heeft op de periode vanaf 1 mei 2015 terwijl het verzoekschrift is ingediend op 9 april 2015 leidt niet tot een ander oordeel aangezien het mandaatbesluit nog in de loop van de procedure in eerste aanleg is vastgesteld en appellant hierdoor ook overigens niet is benadeeld.
Dat het mandaatbesluit niet tijdig op de in art. 3.42 Awb voorgeschreven wijze was gepubliceerd (publicatie geschiedde eerst op 13 augustus 2015 van het vervangende mandaatbesluit van 7 juli 2015) moet weliswaar worden aangemerkt als een formeel gebrek, maar dat is nadien hersteld. Gesteld noch gebleken is dat een onjuist besluit is genomen of appellant is benadeeld als gevolg van de gebrekkige bekendmaking van het mandaatbesluit. Om deze reden verbindt het hof aan dit gebrek niet de door appellant beoogde sanctie.