ECLI:NL:GHAMS:2015:5252

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
200.162.421/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg werkingssfeerbepaling cao in hoger beroep tussen Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de Weg en Sleep en Takeldienst [X] B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de Weg (SOOB) tegen Sleep en Takeldienst [X] B.V. SOOB heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen [X] voor het betalen van achterstallige premies op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voor het beroepsgoederenvervoer. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat hij oordeelde dat [X] onder de werkingssfeer van een andere cao viel, de OOMT-cao, en dat SOOB niet had aangetoond dat [X] onder de SOOB-cao viel.

SOOB is in hoger beroep gegaan en vordert nu dat het hof verklaart dat [X] onder de werkingssfeer van de SOOB-cao valt en dat [X] moet betalen. SOOB stelt dat [X] zich bezighoudt met activiteiten die onder de SOOB-cao vallen, en dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [X] onder de OOMT-cao valt. [X] betwist dit en stelt dat de SOOB-cao niet van toepassing is omdat zij een andere cao toepast.

Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de toepasselijkheid van de SOOB-cao en de OOMT-cao, en over de werkingssfeerbepalingen van beide cao's. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan en zal de zaak op een later moment opnieuw behandelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.162.421/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 2455221 CV EXPL 13-26677
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 december 2015
inzake
STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS BEROEPSGOEDERENVERVOER OVER DE WEG EN DE VERHUUR VAN MOBIELE KRANEN,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. J.A. Trimbach te De Meern, gemeente Utrecht,
tegen:
SLEEP EN TAKELDIENST [X] B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. H.E.C.A. Vlasman te Laren (N.-H.).

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna SOOB en [X] genoemd.
SOOB is bij dagvaarding van 10 oktober 2014 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, (hierna: de kantonrechter) van 25 juli 2014, gewezen tussen SOOB als eiseres en [X] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens akte houdende aanvulling van eis, met producties;
- memorie van antwoord, met een productie.
Ten slotte is arrest gevraagd.
SOOB heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vorderingen zoals in hoger beroep geformuleerd zal toewijzen, met veroordeling van [X] in de proceskosten van beide instanties, met nakosten en rente.
[X] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van SOOB in de proceskosten van, naar het hof begrijpt, het hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1.1.
SOOB int premies op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst opleidings- en ontwikkelingsfonds beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (verder de SOOB-cao). De SOOB-cao is bij besluit van de minister van sociale zaken en werkgelegenheid van 2 november 2009 algemeen verbindend verklaard met ingang van 5 november 2009 en tot en met 31 december 2012. Bij dit besluit is onder meer algemeen verbindend verklaard artikel 1, luidende als volgt:
Artikel 1 Werkingssfeer
A. Deze overeenkomst is van toepassing op:
1. de werkgevers en werknemers van elke in Nederland gevestigde onderneming, die vergunningplichtig vervoer krachtens de Wet Goederenvervoer over de Weg, zoals deze laatstelijk is gewijzigd of aangevuld op 20 juni 2002, verricht, en/of die tegen vergoeding geheel of ten dele vervoer verricht anders dan van personen, over de weg of over andere dan voor het openbaar verkeer openstaande wegen;
2. de werkgever en werknemers in het kraanverhuurbedrijf, waaronder wordt verstaan alle in Nederland werkzame ondernemingen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van het verhuren van mobiele kranen;
B. 1. De bepalingen van deze overeenkomst zijn niet van toepassing op ondernemingen die een eigen CAO of een eigen bedrijfstak CAO dienen toe te passen, danwel over een eigen vastgelegd arbeidsvoorwaardenpakket beschikken waarvan het niveau tenminste gelijkwaardig is aan het niveau van de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen en die voorts voldoen aan de volgende voorwaarden:
– de hoofdactiviteit van de onderneming is een andere dan beroepsgoederenvervoer over de weg, logistieke dienstverlening of de verhuur van mobiele kranen.
– maatgevend voor de bepaling van de hoofdactiviteit is de juridische eenheid waarvoor de vergunning beroepsgoederenvervoer is aangevraagd of toegekend, danwel waarbinnen de activiteit van de verhuur van mobiele kranen plaatsvindt.
– in de regel niet meer dan 20% van de omzet binnen deze juridische eenheid wordt
gerealiseerd met beroepsgoederenvervoeractiviteiten, logistieke dienstverlening en/of de verhuur van mobiele kranen.
2. Tevens zijn uitgezonderd bedrijven die in hoofdzaak, gemeten naar de loonsom van het bedrijf, bouwwerkzaamheden uitvoeren en tevens mobiele kranen exploiteren.’
2.1.2.
Bij besluit van de minister van sociale zaken en werkgelegenheid van 23 oktober 2012 is de SOOB-cao algemeen verbindend verklaard met ingang van 1 januari 2013 en tot 30 juni 2014. Het (ten opzichte van de daaraan voorafgaande cao) gewijzigde artikel over de werkingssfeer luidt:
Artikel 1. Werkingssfeer
1. Deze overeenkomst is van toepassing op:
a. Alle werkgevers en werknemers van in Nederland gevestigde ondernemingen die vergunningplichtig vervoer krachtens de Wet wegvervoer goederen (hierna Wwg), zoals deze laatstelijk is gepubliceerd op 9 december 2008 (staatsblad 492), verrichten, en/of die tegen vergoeding geheel of ten dele vervoer verrichten anders dan van personen, over de weg of over andere dan voor het openbaar verkeer openstaande wegen.
b. Werkgevers en werknemers in het kraanverhuurbedrijf, waaronder wordt verstaan alle in Nederland werkzame ondernemingen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van het verhuren van mobiele kranen.
a. De overeenkomst is niet van toepassing op ondernemingen die:
- een eigen CAO dienen toe te passen; ofwel
- een eigen bedrijfstak CAO dienen toe te passen; ofwel
- over een eigen vastgelegd arbeidsvoorwaardenpakket beschikken.
Daarbij worden de volgende voorwaarden gesteld:
- Het niveau van voorvermelde regelingen dient tenminste gelijkwaardig te zijn aan het niveau van de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen en;
- De hoofdactiviteit van de onderneming is een andere dan beroepsgoederenvervoer over de weg, logistieke dienstverlening of de verhuur van mobiele kranen.
b. De hoofdactiviteit van de onderneming is een andere dan beroepsgoederenvervoer over de weg, logistieke dienstverlening of de verhuur van mobiele kranen, wanneer in de regel niet meer dan 20% van de omzet met voornoemde activiteiten wordt gerealiseerd. Maatgevend daarbij is de juridische eenheid waarvoor een vergunning beroepsgoederenvervoer is aangevraagd of toegekend, danwel waarbinnen de verhuur van mobiele kranen plaatsvindt.
c. Tevens zijn uitgezonderd ondernemingen, die in hoofdzaak gemeten naar de loonsom van het bedrijf bouwwerkzaamheden uitvoeren en tevens mobiele kranen exploiteren.
2.1.3.
Bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 april
2010, en aansluitend bij besluit van 23 november 2011, is met ingang van 21 april 2010 en tot 1 januari 2017 algemeen verbindend verklaard een aantal bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf (verder: de OOMT-cao). Het in beide besluiten algemeen verbindend verklaarde (eensluidende) artikel omtrent de werkingssfeer luidt, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 6 Werkingssfeer
1. Onder ‘werkgever in de bedrijfstak’ wordt in deze CAO verstaan de ‘werkgever in het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf’ bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals genoemd in lid 2, groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf, blijvende bij de hiervoren omschreven
vergelijking de economische functie van elk der werkzaamheden buiten beschouwing.
In geval het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers in het Motorvoertuigenbedrijf en tweewielerbedrijf gelijk is aan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers betrokken bij een andere tak van bedrijf, geeft de hoogte van de loonsommen van de betrokken werknemers in de maand januari de doorslag.
2. Deze overeenkomst geldt voor werkgevers in de bedrijfstak, en werknemers in de tak van het motorvoertuigenbedrijf en tweewielerbedrijf waaronder wordt verstaan:
a. het herstellen, veranderen, onderhouden, monteren, reviseren of vervangen van een of meer onderdelen of van delen daarvan van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens;
b. aan het publiek verkopen van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens, onderdelen of delen daarvan;
c. het stallen van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens
d. het verhuren van motorvoertuigen, en/of tweewielers, en/of caravans en/of aanhangwagens;
e. het takelen en bergen van motorvoertuigen;’.
2.1.4.
[X] wordt door de stichting die de OOMT-cao uitvoert aangemerkt als bijdrageplichtig op grond van die cao. [X] betaalt bijdragen aan deze stichting. [X] betaalt niet aan SOOB.
2.2.
SOOB heeft in eerste aanleg gevorderd [X] te veroordelen om aan haar te betalen de som van € 25.425,29, te vermeerderen met vertragingsrente, met veroordeling van [X] in de proceskosten. SOOB heeft daartoe gesteld dat [X] onder de werkingssfeer van de SOOB-cao valt, dat zij facturen en aanmaningen heeft verzonden aan [X] maar dat [X] desondanks niet heeft betaald. Het door haar gevorderde bedrag bestaat uit achterstallige premies met rente en kosten. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis, kort gezegd, overwogen dat uit de bewoordingen van onderdeel B.1. van de werkingssfeerbepaling van de SOOB-cao volgt dat voor niet-toepasselijkheid van die cao voldoende is dat een onderneming een eigen bedrijfstak cao dient toe te passen, en voorts dat SOOB niet heeft bestreden dat op [X] de OOMT-cao van toepassing is. De kantonrechter heeft op deze gronden de vordering van SOOB afgewezen, met veroordeling van SOOB in de proceskosten.
2.3.
SOOB vordert thans in hoger beroep te verklaren voor recht dat [X] onder de werkingssfeer van de SOOB-cao valt en [X] te veroordelen om aan haar te voldoen de somma van € 21.842,99, te vermeerderen met rente telkens vanaf de vervaldag van de aan [X] verzonden facturen, en de somma van € 1.210,- ter zake van buitengerechtelijke kosten, een en ander met veroordeling van [X] in de proceskosten. Het hof begrijpt dat het gaat om premienota’s over de periode 1 januari 2011 tot en met 30 september 2013.
2.4.
De grieven van SOOB zijn gericht tegen de afwijzing van haar vordering en tegen de overwegingen die daartoe hebben geleid. SOOB stelt ter toelichting op haar grieven dat [X] zich blijkens de bedrijfsomschrijving bij de Kamer van Koophandel bezig houdt met de uitoefening van het sleep-, takel- en bergingsbedrijf en dat bergen zonder meer goederenvervoer inhoudt, zodat [X] ingevolge artikel 1 sub A (zoals onder 2.1.1 geciteerd) onder de werkingssfeer van de SOOB-cao valt. Artikel 1 sub B laat weliswaar een uitzondering toe voor ondernemingen met een bedrijfstak-cao maar dan moet wel aan de voorwaarden zijn voldaan die zijn geformuleerd achter de sub B opgenomen drie aandachtsstreepjes. [X] voldoet niet aan deze voorwaarden omdat, zoals blijkt uit de door [X] als productie 21 bij conclusie van dupliek overgelegde brief van PBB accountants van 6 maart 2014, haar bedrijfsactiviteiten voor 48% bestaan uit bergingswerkzaamheden (24% berging en 24% transport). [X] is dan ook ingevolge de SOOB-cao bijdragen verschuldigd. SOOB heeft voorts, overigens zonder nadere toelichting, betwist dat [X] onder de OOMT-cao valt.
2.5.
[X] stelt zich op het standpunt dat artikel 1 sub B van de SOOB-cao (eveneens zoals onder 2.1.1 geciteerd) zo dient te worden gelezen dat de SOOB-cao alleen al niet van toepassing is op ondernemingen die een andere bedrijfstak-cao dienen toe te passen. De door SOOB bedoelde voorwaarden worden slechts gesteld aan ondernemingen die over een eigen vastgelegd arbeidsvoorwaardenpakket beschikken. Een andere uitleg zou ertoe kunnen leiden dat op één arbeidsverhouding tegelijkertijd twee algemeen verbindend verklaarde cao’s van toepassing kunnen zijn en, zoals in dit geval, tot een situatie waarin voor de werkgever een dubbele verplichting bestaat, hetgeen onwenselijk en onbillijk is, aldus [X] . [X] verwijst voorts naar een convenant tussen SOOB en de uitvoerder van de OOMT-cao van 17 april 2012, dat zich overigens niet bij de stukken bevindt. Zij voert tevens aan dat bergings- en transportwerkzaamheden vallen onder de OOMT-cao en voorts dat het zwaartepunt van haar activiteiten bestaat uit pechhulp en dat dit ook onder de werkingssfeer van de OOMT-cao valt.
2.6.
Het hof overweegt naar aanleiding van de stellingen van partijen als volgt. Partijen hebben alleen een debat gevoerd over de uitleg van het werkingssfeerartikel van de SOOB-cao zoals die gold van 2009 tot en met 31 december 2012 en daarmee over de vraag of [X] in deze periode al dan niet onder de werkingssfeer van de SOOB-cao viel. SOOB vordert echter ook betaling van premies over de periode van1 januari tot en met 30 september 2013. Partijen hebben zich niet uitgelaten over de vraag of [X] op grond van het in 2013 geldende werkingssfeerartikel, zoals onder 2.1.2 geciteerd, onder de werking van de SOOB-cao viel. Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte daarover uit te laten. Het hof overweegt voorts dat naast enige andere wijzigingen ook de tekst (en opmaak) van de uitzonderingsvoorwaarden van het werkingssfeerartikel, die partijen verschillend uitleggen, per 1 januari 2013 is gewijzigd. Dit is mogelijk van betekenis voor de uitleg van de onder 2.1.1 geciteerde (oude) tekst. Ook daarover mogen partijen zich bij hun te nemen akte uitlaten.
2.7.
Bij de beoordeling van dit geschil dient mede in aanmerking te worden genomen dat aannemelijk is dat beide cao's aldus zijn geformuleerd dat een overlapping van de werkingssfeer daarvan zoveel mogelijk wordt voorkomen. In dat verband komt mede betekenis toe aan het feit dat werkingssfeerbepalingen van een cao die overlappen met dergelijke bepalingen van een andere cao, blijkens de beleidsregels van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, neergelegd in het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring CAO-bepalingen (laatstelijk Stcrt. 2013, nr. 34009), niet algemeen verbindend worden verklaard, terwijl een overeenkomstig beleid wordt gevoerd voor de verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds. Het hof geeft partijen in overweging in hun akten ook hieraan aandacht te besteden.
2.8.
Het hof zal SOOB eerst in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten zoals hiervoor onder 2.6 en 2.7 is overwogen en de zaak daartoe naar de rol verwijzen. [X] zal in de gelegenheid worden gesteld op die akte – eveneens bij akte - te reageren.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 12 januari 2016 voor een akte aan de zijde van SOOB met het hiervoor onder 2.8 omschreven doel;
bepaalt dat [X] vervolgens in de gelegenheid zal worden gesteld een akte te nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, A.M.A. Verscheure en G. Boot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 15 december 2015.