2.2Oseven heeft aangevoerd dat zij alle (voormalige) partymanagers in de gelegenheid heeft gesteld te solliciteren op de functie van medewerker guestrelations, de functie waarin [A] , [B] , [C] en [D] per 1 januari 2011 zijn benoemd. Behalve genoemde vier medewerkers zouden de andere (voormalige) partymanagers geen interesse hebben gehad in die functie (akte 12 mei 2015 sub 4, slot). Het hof stelt in dit verband vast dat tussen de functie die [appellante] bij brief van 17 september 2010 en [B] bij brief van 15 september 2010 is aangeboden (als al overwogen in het tussenarrest van 31 maart 2015 sub 2.4, slot, gaat het hof ervan uit dat de andere (voormalige) partymanagers brieven met een gelijkluidende tekst hebben ontvangen), enerzijds, en de functie waarin de vier hiervoor genoemde medewerkers per 1 januari 201 benoemd zijn, anderzijds, een aantal in het oog springende verschillen bestaan:
- het gaat niet om de functie gastvrouw/gastheer (ook wel medewerker partycatering A genoemd) met salarisschaal IV (hetgeen overeenkomt met functiegroep 4; zie het proces-verbaal van de comparitie, p.3, bovenaan), maar om de functie medewerker guestrelations met voor ieder van hen het oude salaris, hetgeen voor drie van hen een hoger salaris betreft dan in de bewuste brief vermeld ( [A] en [C] bleven in functiegroep 6 en [D] bleef in functiegroep 5);
- in bedoelde brieven is sprake van drie vacatures, één voor de vestiging VON/Gelredome, één voor de vestiging Van Nelle Ontwerpfabriek en één voor de vestiging Studio 21, terwijl [A] en [B] beiden op de vestiging waar zij al werkten (Studio 21)) konden blijven werken en [C] en [D] beiden werkzaam bleven op hun oude vestiging (VON/Gelredome);
- het gaat niet om een functie voor bepaalde tijd (zoals vermeld in alle drie de vacatures, die althans bijgesloten waren bij de brief van 17 september 2010 aan [appellante] ), maar om aanstellingen voor onbepaalde tijd.
In het tussenarrest van 31 maart 2015 (hierna: het tweede tussenarrest) is hierop gewezen, maar in haar daarop genomen akte heeft Oseven niet toegelicht hoe zij met betrekking tot [A] , [B] , [C] en [D] tot de bewuste - sterk van de aangeboden drie vacatures afwijkende - aanstellingen is gekomen. Voorts kan er inmiddels van worden uitgegaan (Oseven heeft hier in haar laatste akte, ondanks het overwogene in het tweede tussenarrest sub 2.5, niets meer over gezegd) dat Oseven niet heeft gereageerd op de reactie van de toenmalige raadsvrouw van [appellante] op de brief waarbij laatstgenoemde op die vacatures was gewezen, dit terwijl het slot van die reactie daar alle aanleiding toe gaf (het hof verwijst naar het tweede tussenarrest sub 2.3). Dit laatste geldt te meer, waar Oseven kennelijk ten aanzien van [A] , [B] , [C] en [D] bereid bleek vergaande aanpassingen aan te brengen op hetgeen eerder was aangeboden (de drie hiervoor aangeduide vacatures).