ECLI:NL:GHAMS:2015:5219

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
200.161.021/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondercuratelestelling en instelling van bewind en mentorschap voor minderjarige met stofwisselingsziekte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van [Y], een minderjarige die lijdt aan het syndroom van Morquio. [Y] was eerder onder toezicht gesteld en in 2010 uit huis geplaatst, maar woont sinds november 2014 weer bij haar ouders. De Raad voor de Kinderbescherming (WSJ) had verzocht om ondercuratelestelling van [Y] vanwege zorgen over haar lichamelijke en geestelijke toestand. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter vernietigd en het verzoek tot ondercuratelestelling afgewezen. Het hof oordeelde dat [Y] voldoende in staat is om haar belangen te behartigen, ondanks haar beperkingen. Echter, het hof heeft wel besloten tot de instelling van een bewind en mentorschap, waarbij haar tante als bewindvoerder en mentor is benoemd. Dit besluit is genomen om ervoor te zorgen dat [Y] de nodige begeleiding en ondersteuning krijgt in haar leven, vooral gezien haar medische situatie en de zorgen over haar woonsituatie. De uitspraak benadrukt het belang van een minder ingrijpende maatregel, zoals mentorschap, in plaats van ondercuratelestelling, en erkent de rol van de familie in de zorg voor [Y].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 15 december 2015
Zaaknummer: 200.161.021/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: 2945780 EB VERZ 14-4165
in de zaak in hoger beroep van:
[Y] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. M. Sloot te Amsterdam,

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante wordt hierna [Y] genoemd.
1.2.
[Y] is op 10 december 2014 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 19 september 2014 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, met kenmerk 2945780 EB VERZ 14-4165.
1.3.
De zaak is op 6 mei 2015 ter terechtzitting behandeld. Van deze behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
1.4.
Bij de griffie van dit hof zijn op 17 september 2015, 21 september 2015, 6 oktober 2015 en 20 oktober 2015 nadere stukken van de zijde van [Y] ingekomen.
1.5.
Op 20 oktober 2015 is een verslag van de heer [X] (hierna: de curator) met bijlagen door het hof ontvangen.
1.6.
De mondelinge behandeling is voortgezet op 22 oktober 2015.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- [Y] , bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw N. de Wit, namens William Schrikker Jeugdbescherming (hierna: WSJ);
- de heer [A] en mevrouw [B] ;
- mevrouw [C] (hierna: de tante).
1.6.
De curator, is hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
[Y] is geboren [in] 1996. Zij lijdt aan een stofwisselingziekte, het syndroom van Morquio.
2.2.
[Y] is bij beschikking van de kinderrechter van 22 april 2008 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is nadien verlengd. Zij is in juli 2010 in het kader van de ondertoezichtstelling uit huis geplaatst. Zij verbleef op een woongroep van Amsta/Unalzorg. Zij woont sinds november 2014 weer bij haar ouders.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is [Y] , op verzoek van WSJ, onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke/geestelijke toestand en is [X] handelend onder de naam […] benoemd tot curator.
3.2.
[Y] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het verzoek alsnog af te wijzen. Subsidiair verzoekt zij, indien een beschermingsmaatregel noodzakelijk wordt geacht, een mentorschap ten behoeve van haar in te stellen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt, of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:432 lid 3 en 1:451 lid 4 BW kan de rechter bij wie een verzoek tot opheffing van de ondercuratelestelling aanhangig is, bij inwilliging daarvan ambtshalve overgaan tot instelling van het bewind respectievelijk het mentorschap.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:431 lid 1 BW, voor zover thans van belang, kan, indien een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, een bewind worden ingesteld over één of meer van de goederen, die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:450 lid 1 BW kan, indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet‑vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, te zijnen behoeve een mentorschap worden ingesteld.
4.2.
[Y] betwist in hoger beroep dat zij de bescherming nodig heeft die een ondercuratelestelling rechtvaardigt. Volgens haar is zij voldoende in staat zich te weren tegen de in het verzoek van WSJ geschetste zorgen en gevaren. Zij voert voorts aan dat de zorgen rond haar woonsituatie inmiddels zijn weggenomen, aangezien zij sinds november 2014 met haar ouders in een gelijkvloerse en rolstoelvriendelijke woning woont. Hieruit is bovendien gebleken dat de ouders in haar belang de woning hebben geaccepteerd en haar belangen voorop stellen. [Y] verwijst voorts naar het bij het inleidend verzoekschrift gevoegde Plan van Aanpak in het kader van de ondertoezichtstelling, waaruit blijkt dat de vader van [Y] hulpverlening accepteert, zich goed aan de afspraken met het ziekenhuis houdt en dat hij werkt aan het verbeteren van zijn Nederlands. Daarnaast blijkt dat [Y] naar school gaat en contact heeft met leeftijdsgenoten. Voorts blijkt uit het verslag van het niveau onderzoek, afgenomen op 3 december 2012 door E. Breebaart, niet dat de cognitieve ontwikkeling van [Y] zodanig beperkt is dat zij cognitief niet voldoende kan functioneren. Er is slechts sprake van een lichte verstandelijke beperking.
[Y] heeft geen verweer heeft kunnen voeren bij de mondelinge behandeling bij de rechtbank en is pas in oktober 2014 op de hoogte is geraakt van het feit dat zij onder curatele is gesteld. Zij had graag ter zitting toegelicht hoe zij de zaken ziet.
Zij is van mening dat de kantonrechter ten onrechte niet de mogelijkheid van een minder ingrijpende maatregel, het mentorschap, heeft onderzocht. [Y] is primair van mening dat een beschermingsmaatregel niet noodzakelijk is. Mocht het hof echter van oordeel zijn dat dit wel het geval is, dan acht [Y] een mentorschap en niet een ondercuratelestelling de aangewezen maatregel. Het mentorschap richt zich met name op beslissingen over verzorging, verpleging, (medische) behandeling of begeleiding en juist op dit gebied zouden de genoemde zorgen optreden. De mentor kan als raadgever, bemiddelaar en bewaker van de belangen van [Y] optreden. [Y] heeft bij de mondelinge behandeling bij het hof van 6 mei 2015 haar voorkeur uitgesproken voor benoeming van haar tante tot mentor.
4.3.
WSJ heeft ter onderbouwing van haar verzoek tot ondercuratelestelling van [Y] aangevoerd dat de verblijfplaats van [Y] en haar medische zorg veiliggesteld dienen te worden. [Y] lijdt aan een zeldzame stofwisselingsziekte en heeft veel medische zorg nodig. Zij is in 2010 uit huis geplaatst omdat zij met haar ouders in een sociaal isolement verkeerde, er was sprake van veelvuldig schoolverzuim, zij bepaalde zelf wat zij deed en zij werd verwaarloosd (onvoldoende persoonlijke hygiëne). De ouders hebben de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing volgens WSJ nooit geaccepteerd. [Y] was op het moment van indienen van het verzoek door WSJ bijna 18 jaar en zij verbleef op de woongroep van Amsta-Unalzorg, de Singel. WSJ had grote zorgen over de gevolgen voor de gezondheid van [Y] als zij na haar achttiende weer bij haar ouders zou gaan wonen, onder meer omdat de ouders ten tijde van het indienen van het verzoekschrift niet in een voor [Y] geschikte woning woonden. Daarnaast vreest de WSJ het risico dat [Y] opnieuw in een sociaal isolement zal geraken. Omdat de ouders de zorgen rondom hun dochter onvoldoende inzien is de verwachting van WSJ dat zij alle vrijwillige hulpverlening zullen weigeren als de ondertoezichtstelling eindigt. Gelet op haar verstandelijke en fysieke beperking en de loyaliteit naar haar ouders is [Y] volgens WSJ onvoldoende in staat om zelf hulp te zoeken en te vragen.
4.4.
De zaak is op 6 mei 2015 ter zitting bij het hof behandeld. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt. In het proces-verbaal van deze behandeling is als beslissing van het hof neergelegd - kort samengevat - dat de zaak zal worden aangehouden en heeft het hof (de advocaat van) [Y] en de curator verzocht nadere informatie over te leggen.
4.5.
Het hof overweegt als volgt.
Voor zover [Y] een grief heeft gericht tegen de gang van zaken in eerste aanleg gaat het hof hieraan voorbij, nu het hoger beroep er mede toe dient fouten en omissies in eerste aanleg te herstellen. [Y] heeft in hoger beroep voldoende de mogelijkheid gekregen om haar bezwaren kenbaar te maken en haar standpunt toe te lichten.
Het hof stelt op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde vast dat de situatie van [Y] sinds het indienen van het inleidend verzoekschrift tot de ondercuratelestelling door WSJ enigszins is gewijzigd. Zij woont inmiddels met haar ouders in een voor haar geschikte woning op de begane grond, zodat de zorgen van WSJ over de woonsituatie van [Y] niet langer aan de orde zijn. Voorts is gebleken dat [Y] in de periode van 27 januari 2014 tot heden vier dagen per week werkzaam is geweest als vrijwilligster bij de [stichting] , waar zij onder meer de administratie heeft bijgehouden. Blijkens het overgelegde getuigschrift van de [stichting] is het verloop van het vrijwilligerswerk succesvol en volgt [Y] thans een basiscursus vertrouwenspersoon aldaar.
Het hof acht op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde onvoldoende aannemelijk geworden dat [Y's] lichamelijke en geestelijke toestand haar in die mate beperkt dat aan [Y] haar handelingsbekwaamheid zou moeten worden ontnomen.
Het hof acht een beschermingsmaatregel ten behoeve van [Y] echter wel noodzakelijk. Het hof laat daarbij meewegen dat [Y] een verstandelijke beperking heeft en een ernstige stofwisselingsziekte. Daarbij komt dat [Y] (evenals haar ouders) nog steeds behoorlijk geïsoleerd is en derhalve naar verwachting niet de benodigde begeleiding geheel vrijwillig zal organiseren en accepteren. Zoals uit het onder 1.5 genoemde verslag met bijlagen van de curator blijkt, is het de curator niet gelukt om contact met [Y] te krijgen om haar financiële situatie nader toe te lichten, omdat [Y] niet met hem in gesprek wenste te gaan. Uit het verslag blijkt voorts dat de curator een beheer- en leefgeldrekening heeft geopend waarvan de vaste lasten werden betaald en dat wekelijks leefgeld is overgemaakt, dat echter niet is opgenomen door [Y] . Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [Y] niet op de hoogte was van het feit dat er leefgeld ten behoeve van haar op een rekening werd gestort. Ook verder is niet gebleken dat [Y] enig inzicht heeft in haar financiële situatie. Het hof acht [Y] dan ook niet in staat haar financiële zaken zelf behoorlijk te beheren. Gelet op het vorenstaande ziet het hof aanleiding over te gaan tot instelling van een bewind over de goederen die [Y] toebehoren of zullen toebehoren als bedoeld in artikel 1:431 lid 1 BW.
Het hof acht voorts aannemelijk geworden dat [Y] ook begeleiding behoeft bij de waarneming van haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard. Zij heeft als gevolg van haar ziekte medische hulp nodig en verdere begeleiding. [Y] heeft deze begeleiding tot haar achttiende ontvangen in het kader van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Het hof ziet derhalve tevens aanleiding over te gaan tot instelling van een mentorschap, als bedoeld in artikel 1:450 lid 1 BW.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en het inleidend verzoek tot ondercuratelestelling van [Y] alsnog zal afwijzen. Het hof overweegt in dit verband, ten overvloede, dat ingevolge het bepaalde in artikel 1:384 BW de taak van de curator de dag na deze uitspraak een einde neemt en de inmiddels door hem of met zijn toestemming verrichte handelingen voor [Y] verbindend blijven.
4.6.
Ter zitting in hoger beroep heeft de tante van [Y] zich bereid verklaard om tot bewindvoerder en mentor over [Y] benoemd te worden. De tante is werkzaam als maatschappelijk werker, zij heeft individuele gesprekken met cliënten en begeleidt hen ook op financieel gebied. Voorts heeft zij ook thans al regelmatig contact met het gezin. [Y] heeft ter zitting verklaard dat zij er volledig achter staat en ermee instemt dat haar tante wordt benoemd tot mentor en bewindvoerder. Ook de ouders van [Y] hebben verklaard hier achter te staan. WSJ heeft ter zitting verklaard dat het goed is dat de begeleiding in het netwerk is gevonden en dat het positief is dat de ouders en [Y] hier achter staan. Het hof zal gelet op het voorgaande de tante benoemen tot mentor en bewindvoerder van [Y] .
4.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
wijst het verzoek van WSJ tot ondercuratelestelling van [Y] alsnog af;
bepaalt dat de vernietiging van de uitspraak tot ondercuratelestelling binnen tien dagen na heden vanwege de griffier bekend wordt gemaakt in de Staatscourant;
verstaat dat de inmiddels door de curator of met haar toestemming verrichte rechtshandelingen voor appellante verbindend blijven;
stelt een bewind in over de goederen die [Y] toebehoren of zullen toebehoren, met benoeming van mevrouw [C] , geboren [in] 1982, wonende aan de [adres] te [plaatsnaam] , tot bewindvoerder;
stelt een mentorschap in ten behoeve van [Y] , met benoeming van mevrouw [C] , geboren [in] 1982, wonende aan de [adres] te [plaatsnaam] , tot mentor;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
bepaalt dat de griffier van dit hof een kopie van deze beschikking zal zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, Sectie Kanton - locatie Amsterdam ter aantekening in het Centraal Curatele en Bewind Register.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. M. Wigleven en mr. J.W. Brunt in tegenwoordigheid van mr. E.E. Kraan als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2015.