ECLI:NL:GHAMS:2015:5188

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
23-002915-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en mishandeling van meerdere slachtoffers door verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensenhandel en mishandeling van meerdere slachtoffers. De verdachte was betrokken bij de uitbuiting van vier vrouwen in de periode van 2001 tot 2011, waarbij hij hen door middel van geweld, bedreiging en misbruik van hun kwetsbare positie dwong tot prostitutie. Het hof oordeelde dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig had gemaakt aan ernstige misdrijven, waaronder het werven, vervoeren en huisvesten van deze vrouwen met het oog op uitbuiting. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele beschuldigingen, maar het hof vernietigde deze vrijspraak en achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van zijn handelen aanzienlijke schade hadden geleden. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en het leed dat de slachtoffers was aangedaan, en dat de verdachte geen blijk had gegeven van inzicht in de kwalijke aard van zijn daden. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof de materiële en immateriële schadevergoeding vaststelde op basis van de bewezen feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-002915-13
datum uitspraak: 11 december 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-666293-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans gedetineerd in [PI] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 5 en 6 is ten laste gelegd. De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld en het hoger beroep is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 november 2014 en 16, 17 en 19 februari 2015 en 24, 26 en 27 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 10 september 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht en/of Groningen en/of Antwerpen, in elk geval in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
een ander of anderen te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een
kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen,
(sub 1)
en/of
voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen in een ander land, te weten in Nederland en/of in België, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of een of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of een of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden),
(sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen
(sub 6)
en/of
die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen met of voor een derde,
(sub 9)
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen en/of dat dwingen en/of bewegen en/of dat handelingen ondernemen en/of dat voordeel trekken (telkens) hierin dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(ten aanzien van [slachtoffer 1] )
o die [slachtoffer 1] heeft gehuisvest (in Hilversum en/of Huizen) en/of
o één of meermalen een prostitutiekamer voor die [slachtoffer 1] heeft geregeld en/of heeft/hebben betaald en/of
o die [slachtoffer 1] (meermalen) onder druk heeft gezet en/of er (zodoende) toe heeft aangezet en/of heeft gebracht om in de prostitutie te werken door haar een schuld bij hem, verdachte en/of zijn mededader(s) te laten opbouwen en/of
o dagelijks alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 1] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft laten afstaan en/of
o de minimale dagopbrengsten van die [slachtoffer 1] heeft bepaald (minimaal 1000 euro doordeweeks en/of minimaal 1500 euro in het weekend) en/of
o die [slachtoffer 1] (meermalen) van haar werkplek naar huis heeft gebracht en/of het vervoer van en naar de werkplek heeft geregeld en/of
o die [slachtoffer 1] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft gecontroleerd en/of (tijdens diens prostitutiewerkzaamheden) op die [slachtoffer 1] heeft gepast en/of die [slachtoffer 1] heeft opgedragen (terwijl die [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te sms-en als zij klaar was met een klant en/of
o die [slachtoffer 1] één of meermalen heeft vastgebonden aan de polsen en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer 1] (langdurig) onder water heeft geduwd (omdat zij had aangegeven te willen stoppen met de prostitutiewerkzaamheden)
en/of
o die [slachtoffer 1] met een mes en/of een pistool, althans een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft bedreigd en/of
o die [slachtoffer 1] (meermalen) heeft verkracht en/of
o die [slachtoffer 1] (meermalen) heeft gedwongen seks met zijn, verdachtes, en/of zijn mederdader(s), vrienden te hebben en/of
o die [slachtoffer 1] (meermalen) heeft mishandeld door hard in haar borsten en/of tepels en/of clitoris te knijpen en/of te bijten en/of haar tegen haar hoofd en/of lichaam te slaan en/of haar keel dicht te knijpen en/of haar hoofd tegen een wasbak te slaan en/of
o gedreigd heeft die [slachtoffer 1] te doden en/of te (laten) verkrachten en/of te
mishandelen en/of
o die [slachtoffer 1] heeft voorzien van een telefoon en beltegoed en/of
o die [slachtoffer 1] haar auto heeft laten afstaan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
o heeft geprobeerd die [slachtoffer 1] een tatoeage te laten zetten met verdachtes naam en/of de namen van zijn medeverdachte(n) en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 2] )
o die [slachtoffer 2] één of meermalen heeft/hebben gehuisvest en/of
o één of meermalen een prostitutiekamer voor die [slachtoffer 2] heeft/hebben geregeld en/of heeft/hebben betaald en/of
o die [slachtoffer 2] (meermalen) onder druk heeft/hebben gezet en/of er (zodoende) toe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht om in de prostitutie te (blijven) werken, (onder meer door haar een schuld bij hem, verdachte en/of zijn mededader(s) te laten opbouwen door haar cadeaus/goederen en geld te geven en/of een of meermalen haar prostitutiekamer en/of kleding voor haar te betalen) en/of
o die [slachtoffer 2] een of meermalen op het hoofd en/of de buik in elk geval tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
o die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen al haar geld, althans een (groot) deel van haar verdiensten en/of haar goud en/of sieraden aan hem, verdachte, af te staan en/of
o die [slachtoffer 2] een of meer malen (met geweld) heeft/hebben verkracht en/of
o die [slachtoffer 2] een of meer malen een of meerdere pisto(o)l(en) , althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op het hoofd heeft/hebben gezet en/of met voornoemd voorwerp op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen
o de minimale dagopbrengsten van die [slachtoffer 2] heeft/hebben bepaald (minimaal 1000 euro) en/of
o de (Poolse) identiteitskaart van die [slachtoffer 2] heeft vernietigd en/of
o de dagopbrengsten van die [slachtoffer 2] (minimaal 1000,- euro) heeft/hebben afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 2] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben laten afstaan en/of
o die [slachtoffer 2] (meermalen) van haar werkplek naar huis heeft/hebben gebracht en/of het vervoer van en naar de werkplek heeft/hebben geregeld en/of
o die [slachtoffer 2] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft/hebben gecontroleerd en/of (tijdens diens prostitutiewerkzaamheden) op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gepast en/of
o die [slachtoffer 2] heeft/hebben aangemoedigd harder te werken en/of te blijven werken in de prostitutie en/of
o die [slachtoffer 2] geld heeft/hebben gegeven om andere vrouwen te “kopen’ om voor verdachte en/of zijn mededader(s) te werken en/of
o die [slachtoffer 2] een verklaring heeft laten tekenen, waarmee zij afstand deed van het gezag over haar zoon [kind] , (terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de strekking van die verklaring niet begreep, omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende machtig was) en (vervolgens) die [slachtoffer 2] gedwongen Nederland te verlaten en/of
o (toen [slachtoffer 2] als prostituee werkzaam was in Antwerpen) die [slachtoffer 2] (meermalen) heeft gezegd dat zij haar zoon slechts mag zien, indien zij hem, verdachte, geld en/of cadeaus zou geven,
terwijl hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] (aanvankelijk) gevoelens voor verdachte had en/of dat die [slachtoffer 2] bang voor hem was en/of dat die [slachtoffer 2] geen ouderlijk gezag over haar zoon (meer) had;
2.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2000 tot 1 januari 2005 te Amsterdam en/of Groningen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
een of meer anderen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere vrouwen,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met (of voor) een derde tegen betaling
en/of
onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere vrouwen zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar stelde(n),
(sub 1)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit die seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen met (of voor) een derde tegen betaling, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere vrouwen zich onder voornoemde omstandigheden beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van die handelingen,
(sub 4)
en/of
die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere vrouwen, (telkens) door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) uit de opbrengst van haar/hun seksuele handelingen met (of voor) een derde te bevoordelen,
(sub 6)
immers heeft hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met één of meer van zijn mededader(s)
(ten aanzien van die [slachtoffer 2] )
o een (affectieve) relatie met die [slachtoffer 2] onderhouden en/of haar het gevoel gegeven dat hij een (exclusieve) relatie met haar onderhield en/of
o die [slachtoffer 2] één of meermalen gehuisvest en/of
o één of meermalen een prostitutiekamer voor die [slachtoffer 2] geregeld en/of heeft/hebben betaald en/of
o die [slachtoffer 2] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of ertoe gebracht om in de prostitutie te (blijven) werken door haar een schuld bij hem, verdachte en/of zijn mededader(s) te laten opbouwen door haar cadeaus/goederen en geld te geven en/of een of meermalen haar prostitutiekamer en/of kleding voor haar te betalen en/of
o die [slachtoffer 2] gedwongen en/of bewogen ook tijdens haar zwangerschap te blijven werken en ook gelijk na de bevalling weer te gaan werken en/of
o die [slachtoffer 2] een of meermalen op het hoofd en/of de buik in elk geval tegen het lichaam geslagen en/of gestompt en/of
o die [slachtoffer 2] gedwongen al haar geld, althans een groot deel van haar verdiensten, en/of haar goud en/of sieraden aan hem, verachte, af te staan en/of
o die [slachtoffer 2] een of meer malen (met geweld) verkracht en/of
o die [slachtoffer 2] een of meer malen een of meerdere pisto(o)l(en) , althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op het hoofd gezet en/of met voornoemd voorwerp op/tegen het hoofd geslagen en/of
o de minimale dagopbrengsten van die [slachtoffer 2] bepaald (minimaal 1000 euro) en/of
o de (Poolse) identiteitskaart en/of het paspoort van die [slachtoffer 2] vernietigd en/of
o de dagopbrengsten van die [slachtoffer 2] (minimaal 1000,- euro) afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 2] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) laten afstaan en/of
o die [slachtoffer 2] (meermalen) van haar werkplek naar huis gebracht en/of
o het vervoer van die [slachtoffer 2] van en naar de werkplek geregeld en/of
o die [slachtoffer 2] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of (tijdens diens prostitutiewerkzaamheden) op die [slachtoffer 2] gepast en/of
o die [slachtoffer 2] aangemoedigd harder te werken en/of te blijven werken in de prostitutie en/of
o die [slachtoffer 2] geld gegeven om andere vrouwen te “kopen” om voor verdachte en/of zijn mededader(s) te werken en/of
o tegen die [slachtoffer 2] (meermalen) heeft gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) haar zal doden en/of zal laten doden als zij niet bij hem, verdachte, terug zou komen,
terwijl hij wist dat die [slachtoffer 2] verliefd op hem, verdachte was, en die [slachtoffer 2] een kind met hem had en/of hij wist dat die [slachtoffer 2] (telkens) bij hem terug kwam;
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 3] )
o die [slachtoffer 3] één of meermalen gehuisvest en/of
o die [slachtoffer 3] een telefoon gegeven en/of die [slachtoffer 3] verplicht na iedere klant contact op te nemen met verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of
o één of meermalen die [slachtoffer 3] naar de tippelzone in Amsterdam gebracht en/of
o die [slachtoffer 3] gedwongen zich uit te kleden en/of (vervolgens) een of meer (naakt)foto’s van die [slachtoffer 3] gemaakt en/of
o die [slachtoffer 3] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of ertoe gebracht om in de prostitutie te werken door (onder meer) haar te dreigen (naakt) foto’s van haar aan haar ouders te sturen en/of een of meermalen de ouders van die [slachtoffer 3] in Roemenië opgebeld en/of (laten) opbellen en daarbij die ouders (dreigend) de mededeling gedaan en/of laten doen dat die [slachtoffer 3] veel problemen heeft veroorzaakt in Nederland en dat die [slachtoffer 3] moest terugkeren naar hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of
o die [slachtoffer 3] een of meermalen op het hoofd en/of de buik en/of de armen en/of de benen, in elk geval tegen het lichaam geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
o de pols(en) van die [slachtoffer 3] een of meermalen (met kracht) omgedraaid, waardoor de schouder van die [slachtoffer 3] uit de kom is geraakt en/of
o die [slachtoffer 3] gedwongen (een groot deel van) haar verdiensten af te staan en/of
o die [slachtoffer 3] een of meer malen (met geweld) verkracht en/of
o de dagopbrengsten van die [slachtoffer 3] afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 3] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben laten afstaan en/of
o die [slachtoffer 3] (meermalen) van haar werkplek naar huis gebracht en/of het vervoer van en naar de werkplek geregeld en/of
o die [slachtoffer 3] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of (tijdens diens prostitutiewerkzaamheden) op die [slachtoffer 3] gepast en/of
o die [slachtoffer 3] aangemoedigd harder te werken en/of te blijven werken in de prostitutie en/of
o tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) haar zullen doden en/of zullen laten doden als zij niet bij hem, verdachte, terug zou komen/zou blijven,
o een pistool, althans een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] gehouden,
terwijl hij wist dat die [slachtoffer 3] in Nederland niemand had om op terug te vallen en/of de Nederlandse en/of Engelse taal niet sprak en/of niet beschikte over een eigen woning en/of afhankelijk was van hem, verdachte;
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 4] )
o door haar (vorige) pooier met een pistool, althans een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te dreigen, die [slachtoffer 4] in zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s) macht gebracht en/of die [slachtoffer 4] bang gemaakt en/of
o die [slachtoffer 4] (met haar dochter) één of meermalen gehuisvest en/of
o die [slachtoffer 4] haar telefoon en/of legitimatie en/of bankpas(sen) afgepakt en/of
o die [slachtoffer 4] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of ertoe gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken door (onder meer) haar te dreigen haar dochter af te pakken en/of
o die [slachtoffer 4] een simkaart gegeven, zodat zij voor hem, verdachte, bereikbaar bleef en/of
o die [slachtoffer 4] een of meermalen op het hoofd en/of de armen en/of de benen, in elk geval tegen het lichaam geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of een of meermalen (hard) aan de haren van die [slachtoffer 4] getrokken en/of
o die [slachtoffer 4] gedwongen (een groot deel van) haar verdiensten af te staan en/of
o de dagopbrengsten van die [slachtoffer 4] afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 4] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s)laten afstaan en/of
o die [slachtoffer 4] (meermalen) van haar werkplek naar huis gebracht en/of het vervoer van die [slachtoffer 4] van en naar de werkplek geregeld en/of
o die [slachtoffer 4] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of (tijdens diens prostitutiewerkzaamheden) op die [slachtoffer 4] gepast en/of
o die [slachtoffer 4] aangemoedigd harder te werken en/of te blijven werken in de prostitutie en/of
o die [slachtoffer 4] een of meermalen (met geweld) verkracht en/of die [slachtoffer 4] een of meermalen gedwongen hem, verdachte te pijpen en/of
o tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) haar zullen doden en/of zullen laten doden als zij niet bij hem, verdachte, terug zou komen/zou blijven of als zij naar de politie zou gaan en/of
o die [slachtoffer 4] een of meermalen opgesloten in zijn, verdachtes woning,
terwijl hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 4] lange tijd voor een pooier had gewerkt en/of die [slachtoffer 4] en haar kind niet beschikten over een eigen woning en/of nergens terecht konden en/of dat die [slachtoffer 4] afhankelijk van hem, verdachte, was;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met
10 september 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht en/of Groningen en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedrag(en) en/of voorwerpen, te weten:
-(telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere vrouwen verrichte prostitutiewerkzaamheden,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven;
4. primair
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 9 september 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet, tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen de armen van die [slachtoffer 1] (op haar rug) heeft vastgebonden en haar hoofd vervolgens (meermalen) onder water heeft geduwd zodat zij geen lucht meer kreeg;
4. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 9 september 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededaders de armen van die [slachtoffer 1] (op haar rug) heeft vastgebonden en haar hoofd vervolgens (meermalen) onder water heeft geduwd zodat zij geen lucht meer kreeg, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 9 september 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend de armen van een persoon (te weten [slachtoffer 1] ) (op haar rug) heeft vastgebonden en vervolgens het hoofd van die [slachtoffer 1] (meermalen) onder water heeft geduwd zodat die [slachtoffer 1] geen lucht meer kreeg, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden en/of een min of meer (hevige) onlust veroorzakende gewaarwording in of aanhet lichaam heeft ondervonden en/of ervaren;
5.
hij op een op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met 9 september 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of
door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s)
- zich (telkens) agressief tegenover die [slachtoffer 1] gedragen en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) vastgebonden en/of vastgehouden en/of vast laten houden en/of
- ( telkens) een of meermalen zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 1] geduwd en/of
- ( telkens) een of meermalen een gasfornuisaansteker en/of een pistool en/of een honkbalknuppel en/of een schroevendraaier in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gestoken en/of
- ( telkens) die [slachtoffer 1] gedwongen hem, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meermalen te pijpen (tijdens het autorijden);
6.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2010 tot en met
9 september 2011 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Huizen en/of Utrecht, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
- [slachtoffer 1] met haar hoofd tegen een wasbak heeft geslagen en/of een of meermalen de keel en/of de hals van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) met de vuist(en) en/of de vlakke hand met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer 1] met kracht in haar borsten en/of tepels en/of clitoris heeft gebeten en/of geknepen en/of
- die [slachtoffer 1] met kracht aan haar haren heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer 1] door de kamer heeft gesmeten,
waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Voorvragen

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie met betrekking tot [slachtoffer 3]
Standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw heeft -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
In het dossier bevindt zich een journaal dat blijkens het stempel is ingevoerd op 22 oktober 2003
(
ZD02 DIV/12) en waaruit blijkt dat de zaak in 2002 al was vermeld als afgehandeld. Het gaat om een politiesepot dat niet in de wet is geregeld.
Blijkens een rapport van de Ombudsman van 27 januari 2003 (
rapportnummer 3002/015) werd een sepotbeslissing in die tijd genomen door de zogenoemde Hopper (hulpofficier parketsecretaris). Deze beslissing werd in de eigen administratieve registratie verwerkt en niet aan de verdachte en/of de aangever medegedeeld omdat het geautomatiseerde systeem van de politie deze mogelijkheid niet bood.
Het argument van de rechtbank dat de sepotbeslissing pas een officiële sepotbeslissing is indien deze aan de verdachte is betekend, vindt dus geen ondersteuning in de praktijk, aldus de raadsvrouw.
Het Openbaar Ministerie mocht niet terug komen op deze sepotbeslissing, nu er met de verklaring van [slachtoffer 2] in september 2009 geen sprake was van een novum.
[slachtoffer 2] heeft bovendien verklaard over een andere periode, te weten maart/april 2002, over ene [slachtoffer 3] , terwijl dat niet de voornaam was van [slachtoffer 3] en zij kwam niet uit Litouwen zoals [slachtoffer 2] heeft verklaard. De mededeling van de politie dat de verklaring van [slachtoffer 3] is opgepakt naar aanleiding van de verklaring van [slachtoffer 2] in september 2009 is onjuist. Eerst op 16 december 2009 heeft [slachtoffer 2] over een [slachtoffer 3] verklaard. Drie maanden daarvoor heeft de politie een zoekslag op de verdachte gemaakt en toen heeft men de politiemutatie van 18 augustus 2002 inzake [slachtoffer 3] aangetroffen.
Voorts heeft het Openbaar Ministerie gehandeld in strijd met het recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in artikel 6 EVRM, omdat tussen de voorlopige aangifte van [slachtoffer 3] in 2002 en de aanhouding van de verdachte in 2011 een periode van negen jaar ligt en de verdachte alsnog in 2011 met een zaak uit 2002 is geconfronteerd en dientengevolge in zijn verdedigingsrechten is beknot.
Het Openbaar Ministerie dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van de verdachte met betrekking tot [slachtoffer 3] , nu de verdachte er op heeft mogen vertrouwen niet verder vervolgd te worden.
Oordeel hof
In het dossier bevindt zich een
journaalmet betrekking tot het incident dat op 19 augustus 2012 plaatsvond rond, naar het hof begrijpt, [slachtoffer 3] , en enkele daarop ondernomen activiteiten van de politie. In het journaal dat, blijkens het daarop geplaatste stempel, is ingevoerd op 22 oktober 2003, is opgemerkt: “
oktober 2003: Zaak stond vorig jaar al op afgehandeld. So ging retour. Gecontroleerd in DVAS, opleggen voorlopig”(
ZD02 DIV 12).
Reeds gezien de omstandigheid dat niet aannemelijk is geworden dat (de inhoud van) dit formulier kenbaar is gemaakt aan de verdachte heeft hij hieraan niet het rechtens te honoreren vertrouwen kunnen ontlenen dat hij niet voor het onderhavige feit zou worden vervolgd.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden waaraan de verdachte dit vertrouwen heeft kunnen ontlenen.
Derhalve is geen sprake van strijd met het vertrouwensbeginsel.
Gelet op het voorgaande komt het hof niet toe aan een beoordeling van de aard van genoemd journaal noch aan de vraag of sprake was van een “novum”.
De enkele omstandigheid dat negen jaren zijn verstreken voordat tot vervolging van het betreffende feit is overgegaan vormt geen grond voor het oordeel dat in de onderhavige situatie niet langer sprake zou zijn van een “eerlijk proces” als bedoeld in artikel 6 EVRM nu hiervoor geen steun kan worden gevonden in het recht. Ook overigens kan voor deze conclusie geen grond worden gevonden nu niet aannemelijk is geworden dat door deze inactiviteit het recht van de verdediging op het ondervragen van getuigen illusoir is geworden, noch dat de verdachte anderszins onherstelbaar de mogelijkheid is ontnomen zich adequaat tegen het hem tenlastegelegde te verdedigen. Daarbij is van belang dat de verdachte in de strafrechtprocedure in de gelegenheid is gesteld getuigen te (doen) horen en zelf met betrekking tot het tenlastegelegde een verklaring af te leggen.
Nu evenmin (anderszins) aannemelijk is geworden dat door de handelwijze van politie en justitie met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte doelbewust aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan, wordt het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie met betrekking tot het de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 3] tenlastegelegde verworpen.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie met betrekking tot [slachtoffer 4]
Standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw heeft -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:
Hetgeen met betrekking tot het sepot in de zaak [slachtoffer 3] is aangevoerd heeft eveneens te gelden in de zaak [slachtoffer 4] nu -na overleg tussen de politie en de Hopper- op 22 november 2002 is besloten deze zaak te seponeren met sepotcode 02: geen bewijs (
ZD04 DIV/01). Met betrekking tot het politiesepot en de betekening daarvan is niets in de wet geregeld. Wegens het ontbreken van het schaduwdossier kan niet worden vastgesteld dat deze beslissing niet aan de verdachte is betekend. Ook in dit geval is dus sprake van een sepotbeslissing waarop het Openbaar Ministerie niet terug mocht komen.
Ook in dit geval is geen sprake van een novum, want [slachtoffer 2] heeft in september 2002 niets over [slachtoffer 4] verklaard.
Het Openbaar ministerie dient op grond van het voorgaande niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van de verdachte op de grond dat hij er op mocht vertrouwen niet verder vervolgd te worden.
Oordeel hof
In het dossier bevindt zich een “
Formulier vastlegging afstemming tussen hopper en politie over sepot”(ZD 04 DIV/01).
Dit formulier heeft blijkens het daarop vermelde mutatienummer betrekking op het incident dat op 19 november 2002 plaatsvond rond [slachtoffer 4] . Op het formulier is aangekruist
“code 02 geen bewijsen daaronder is, handgeschreven en voorzien van een paraaf, de opmerking geplaatst: “
akkoord sepot 02”.
Deze mededeling kan als een sepot worden beschouwd, maar nergens blijkt uit dat deze beslissing aan de verdachte is betekend of anderszins aan hem is kenbaar gemaakt. Het hof gaat er dan ook van uit dat dit niet het geval is geweest.
Gelet daarop is niet aannemelijk geworden dat verdachte aan dit formulier het rechtens te honoreren vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat hij niet voor het onderhavige feit zou worden vervolgd.
Ook overigens zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden waaraan de verdachte dit vertrouwen heeft kunnen ontlenen.
Bij deze stand van zaken komt het hof niet meer toe aan de bespreking van de vraag of sprake was van een novum.
Nu evenmin (anderszins) aannemelijk is geworden dat door de handelwijze van politie en justitie met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte doelbewust aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan, wordt het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar ministerie met betrekking tot het de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 4] tenlastegelegde verworpen.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 4 primair en 4 subsidiair is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

Overwegingen ten aanzien van feit 1. en feit 2.

A 1 Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en het bewijsminimum
De raadsvrouw heeft -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
[slachtoffer 2] heeft pas op 20 september 2009 aangifte gedaan tegen de verdachte wegens uitbuiting in de periode 2001 tot 2006. Zoals zij heeft verklaard is zij echter niet naar de politie gegaan omdat ze zich in een uitbuitingssituatie bevond, maar omdat ze haar zoon [kind] tegen de regels had meegenomen.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] een persoon is die graag mensen gebruikt en manipuleert.
Naast het feit dat de werkelijke reden van het doen van aangifte aanleiding geeft te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer 2] , blijkt tevens dat haar verklaringen op essentiële, door de raadsvrouw met vindplaatsen aangeduide onderdelen evident onjuist en innerlijk tegenstrijdig zijn.
De actuele tapgesprekken vanuit de PI tussen de verdachte en [slachtoffer 2] geven een compleet ander beeld.
Verzocht wordt de verklaringen van [slachtoffer 2] uit te sluiten van het bewijs gelet op de grote hoeveelheden onjuistheden en tegenstrijdigheden daarin.
Zelfs betrouwbaar geachte verklaringen van [slachtoffer 2] kunnen niet leiden tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, omdat het dossier onvoldoende objectieve bewijsmiddelen bevat die de verklaringen van [slachtoffer 2] ondersteunen en dus niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum.
Primair wordt verzocht de verdachte vrij te spreken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de bewezenverklaarde periode ten aanzien van [slachtoffer 2] te beperken tot een periode van maximaal 2 jaren.
A 2 Oordeel hof betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 2]
A 2 a. Consistentie verklaringen [slachtoffer 2]
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] op hoofdlijnen consistent en eenduidig zijn. Dat op detailniveau sprake is van enkele inconsistenties doet daaraan niet af. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [slachtoffer 2] langdurig en meermalen op indringende, soms vergaande wijze over een veelheid van gebeurtenissen in een lang tijdvak is gehoord. Bezien in dit licht, vindt het hof dat aan het ontstaan van enkele verschillen en ongerijmdheden in die verklaringen niet de gevolgtrekking dient te worden verbonden dat deze verklaringen in hun geheel onbetrouwbaar moeten worden geacht.
A 2 b. Verankering verklaringen [slachtoffer 2] in andere bewijsmiddelen
De verklaringen van [slachtoffer 2] vinden op relevante onderdelen (die niet noodzakelijkerwijs direct verband houden met het tenlastegelegde) verankering in verklaringen van getuigen, van de verdachte en in onderzoeksbevindingen van de politie.
[slachtoffer 2] heeft samengevat op 20 september 2009 verklaard (
ZD01 AH/06-AH/15), waarbij zij de verdachte zowel als [verdachte] , [verdachte] , als [verdachte] heeft aangeduid:
1. Zij kende de prostituee [getuige 2] omdat zij met haar in een club had gewerkt. Zij leerde via haar een
pooier genaamd [betrokkene 1] en de verdachte kennen.
2. Zij heeft [verdachte] negen jaar geleden voor het eerst gezien in Groningen, waar zij als
vitrineprostituee werkte. Zij bleek na drie maanden zwanger van hem te zijn.
3. Zij verbleef soms bij hem op het adres aan de [adres 1] .
4. Een vaste klant heeft kosten rond zwangerschap betaald. Het ging om dezelfde klant die later
artsenbezoeken voor haar en haar kind heeft betaald.
5. De verdachte heeft haar drie jaar geleden een document doen tekenen.
6. Haar vriendin heeft van haar moeder vernomen dat [verdachte] bij haar moeder thuis was geweest en toen was vergezeld van mannen die zeiden dat ze van de politie waren. Haar moeder heeft dat bevestigd.
Op 16 december 2009 heeft [slachtoffer 2] het volgende verklaard (
ZD01 AH/41-AH/48):
7. [verdachte] was hevig verslaafd aan cocaïne.
8. Zij is anderhalve maand na de geboorte van hun zoon [kind] weggelopen van de verdachte. Zij is naar de Poolse ambassade gevlucht en heeft een paspoort voor een maand ontvangen.
9. Dat was in maart of begin april 2002 en zij heeft toen bij haar moeder in Polen verbleven.
10. In juli 2003 verbleef haar broer [betrokkene 2] bij hun. Zij is vervolgens samen met [betrokkene 2] en [kind] naar Polen vertrokken.
11. Nadat zij in Alkmaar als prostituee had gewerkt, is zij naar Amsterdam gegaan, waar zij soms 24 uur achter elkaar werkte.
12. Zij moest bij een advocaat een papier moeten tekenen.
Op 17 december 2009 heeft [slachtoffer 2] het volgende verklaard (
ZD01 AH/41-AH/48):
13. Zij is met [verdachte] naar Polen gegaan, waar hij toen zijn tandenoperatie heeft laten doen. Haar zoon [kind] verbleef toen bij haar moeder in Polen.
13. Daarna zijn zij en de verdachte teruggekeerd naar Nederland. Vanaf die periode tot het ondertekenen van het document heeft zij dag en nacht in Amsterdam gewerkt.
Op 8 juli 2010 heeft [slachtoffer 2] het volgende verklaard (
ZD01 AH/80-AH/84):
15. Toen [kind] 2 jaar was, in 2004, heeft zij ook een paar maanden in het huis van [verdachte] aan de [adres 2] in Hilversum gewoond.
15. In het begin van die periode was een vriendin van [verdachte] , genaamd [betrokkene 3] , daar ook. Zij heeft daar ook een Turkse vrouw met een kindje gezien, welke Turkse vrouw voor [verdachte] werkte in de prostitutie.
Op 24 april 2012 heeft [slachtoffer 2] het volgende tegenover de rechter-commissaris verklaard (
RC map 2):
17. Zij heeft de verdachte in 2001 leren kennen toen hij vast zat in de gevangenis en met weekendverlof was.
17. Zij is in 2006 of 2007 meegenomen naar een advocate, waar zij een papier moest ondertekenen waardoor zij haar ouderlijk gezag over [kind] kwijtraakte.
17. Zij is steeds van [verdachte] naar Polen gevlucht.
17. Zij heeft in 2005 een tijdje in Alkmaar achter een raam gewerkt.
17. Daarna is zij in Amsterdam achter de ramen gaan werken.
17. In de ogen van de verdachte was zij het ergste, het slechtste.
17. Zij werkte in Amsterdam langer dan in Alkmaar en soms sliep zij in Amsterdam in het werkkamertje.
17. De verdachte heeft een bar geopend in Hilversum.
17. Eén van haar klanten heeft rekeningen betaald in de kraamtijd en betreffende de bevalling.
17. [verdachte] begon haar onmiddellijk te zoeken, ook in Polen waar hij zei dat hij haar kind mee zou nemen.
17. Zij werkte in 2005 of 2006 in Amsterdam; gedurende enige tijd zeven dagen in de week.
17. [verdachte] heeft gouden sieraden beleend in Amsterdam.
17. Zij had eerder verklaard over een mishandeling van een meisje dat bij haar schouder behoorlijk was verwond. Het ging om een meisje uit Roemenië dat op straat werkte.
Op 21 oktober 2015 heeft [slachtoffer 2] het volgende tegenover de raadsheer-commissaris verklaard (
groene dossiermap raadsheer-commissaris):
30. Zij blijft bij haar aangifte en het klopt hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard in haar zaak onder feit 1 en feit 2 (
vonnis 17 juni 2013, p. 44, 45 en 46).
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 30 maart 2011 heeft [slachtoffer 2] het volgende in haar dagboek vermeld (
AH/93):
31. [verdachte] zou na [slachtoffer 2] ene [getuige 3] hebben gehad. [getuige 3] fungeerde als dekmantel van
het vermeende café van de verdachte in Hilversum. De verdachte heeft haar verteld dat dit café op naam staan stond van [getuige 3] .
Voornoemde verklaringen van [slachtoffer 2] vinden steun in het navolgende.
(hierna zal telkens tussen ( ) worden vermeld om welke van genoemde verklaringen het gaat)
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 17 februari 2015 verklaard:
  • Hij heeft [slachtoffer 2] voor het eerst ontmoet toen hij gedetineerd was en in een open kamp in Hoorn verbleef. (17)
  • Hij heeft [slachtoffer 2] via [betrokkene 1] en diens vriendin [getuige 2] leren kennen. (1)
  • [slachtoffer 2] en hij verbleven bij zijn vader en moeder thuis op het adres [adres 1] . (3)
  • [slachtoffer 2] werd zwanger van hem en hun zoontje [kind] is op 22 februari 2002 geboren. (2)
  • [slachtoffer 2] woonde tijdens haar zwangerschap bij hem in Huizen. (3)
  • [slachtoffer 2] en haar broer [betrokkene 2] hebben samen een paar weken in zijn woning aan de [adres 2] in Hilversum verbleven. (10)
  • [betrokkene 2] en [slachtoffer 2] zijn met [kind] naar Polen gegaan. (10)
  • [kind] is een tijdje bij [slachtoffer 2] in Polen en ook bij de moeder van [slachtoffer 2] in Polen geweest. (13, 19)
  • Hij heeft daar ook kort verbleven. (13)
  • [kind] had een kamer op het adres aan de Delta in Huizen en heeft ook wel op de [adres 2] gewoond. (15)
  • [slachtoffer 2] heeft op 20 juni 2006 een verklaring getekend waarmee hij het eenhoofdig ouderlijk gezag over [kind] heeft verkregen. (5, 12, 18)
  • Hij is in Polen bij de moeder van [slachtoffer 2] en haar vriend geweest en was toen samen met twee echte politieagenten was. (6)
  • Hij heeft toen gezegd dat [kind] terug moest. (26)
  • Hij heeft in het verleden eenmaal cocaine gebruikt. (7)
  • Het is het laagste van het laagste is om met prostituees bezig te zijn. (22)
- Hij is aan een kies behandeld. (13)
De getuige [getuige 2] heeft verklaard (
ZD01 get/51-get/58):
  • Haar Poolse naam is [getuige 2] . Zij heeft vanaf 2000 tot 2003/2004 in Nederland in de prostitutie gewerkt. (1)
  • De verdachte heeft via haar [slachtoffer 2] leren kennen. (1)
  • [slachtoffer 2] werkte in die periode ook achter het raam in Groningen. (2)
  • [slachtoffer 2] was op een gegeven moment in verwachting. (2)
  • Zij heeft gedurende een korte periode in Alkmaar gewerkt en heeft daar [slachtoffer 2] getroffen. (20)
De getuige [getuige 4] heeft verklaard (
ZD01 AH/148-AH/150):
- Voorafgaand aan zijn hersenbloedingen in 2005 heeft hij fysiek contact met [slachtoffer 2] gehad. Hij gaf haar soms geld. Hij wist nog dat hij een rekening van de verloskundige voor [slachtoffer 2] heeft betaald (4, 25).
De aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard (
ZD04 AH/01)
- Zij woonde met haar dochtertje op de [adres 2] te Hilversum bij haar pooier [verdachte] , zijn echte naam is [verdachte] . Zij werkte als prostituee in Utrecht. In die woning woonde eveneens de vriendin van [verdachte] , genaamd Dilek. (16)
De aangeefster [slachtoffer 3] , geboren in Roemenië, heeft verklaard (
ZD02 AH/01-AH/06)
  • Zij kwam vanuit Roemenië naar Nederland en heeft de verdachte ontmoet. Hij heeft haar geslagen en haar polsen omgedraaid en haar linker arm op haar rug gedraaid waarna later bleek dat haar linkerschouder uit de kom was. (29)
  • De verdachte bracht haar naar de tippelzone en zei wat zij daar moest doen en hoeveel geld zij moest vragen. (29)
De getuige [getuige 5] heeft verklaard (
ZD01 get/47-get/50 en RC map 1):
  • Zij kent [slachtoffer 2] van het werken in de
  • [slachtoffer 2] werkte van 19.00 uur tot 07.00 uur. Als zij wel eens eerder kwam zag zij [slachtoffer 2] al werken en als zij weer wegging zag zij [slachtoffer 2] nog werken. Zij heeft ook wel eens geprobeerd overdag te werken; dan was [slachtoffer 2] ook aan het werk. (11, 14, 21, 23, 27)
De getuige [getuige 6] , de moeder van [slachtoffer 2] , heeft verklaard (
ZD01 get/01-get/04 en RC map 1):
  • Toen haar dochter 4 of 5 maanden zwanger was, had de verdachte een pauze in zijn gevangenisstraf en hij kwam vanuit de gevangenis naar [slachtoffer 2] , die bij zijn ouders aan de Delta in Huizen woonde. (17)
  • Anderhalve maand na de geboorte van haar zoon [kind] vluchtte [slachtoffer 2] voor de verdachte. Het kwam nog enkele keren voor dat [slachtoffer 2] naar Nederland terugging en opnieuw naar Polen vluchtte. (8, 9, 10, 19)
  • [verdachte] is in 2009 naar haar huis in Polen gekomen in het bijzijn van twee Poolse politieagenten op zoek naar [kind] . Toen hij [kind] daar niet aantrof, zei hij tegen haar [slachtoffer 2] dood te maken als hij haar zou vinden. En ook dat hij met haar zou afrekenen als zij het kind niet zou teruggeven. (6)
In een proces-verbaal van bevindingen is weergegeven (
ZD01 AH/174):
- In de administratie van de Stadsbank van Lening over de periode 1997 tot 29 september 2009 zijn negentien verpandingen van de verdachte terug te vinden, waarbij het voornamelijk sieraden betrof. (28)
In een proces-verbaal van bevindingen is weergegeven (
ZD01 AH/91-AH/92):
- De Poolse ambassade beschikte over een dossier van [slachtoffer 2] . Zij heeft bij die ambassade op 9 april 2002 een paspoort aangevraagd voor haar kind [kind] , welk paspoort geldig was tot 9 mei 2002 en was afgegeven om terug te gaan naar Polen. (8)
In een proces-verbaal van bevindingen van 1 april 2010 is weergegeven (
ZD01 AH/145-AH/147):
- Verloskundigen van een verloskundigenpraktijk in Huizen verklaarden dat [slachtoffer 2] op 22 februari 2002 was bevallen. Zij zeiden te weten dat de verzekering van [slachtoffer 2] uiteindelijk de kosten voor medische zorg niet dekte. Zij hebben een nota en herinneringen verzonden. De heer [getuige 4] heeft de verloskundige praktijk aangegeven dat hij het bedrag zou betalen. Het bedrag werd uiteindelijk overgemaakt. (4, 25)
In een proces-verbaal van bevindingen is als verklaring van [getuige 3] weergegeven (
PD01 AH/111-AH/117 en AH/120):
  • Zij heeft de verdachte [verdachte] in 2006 leren kennen. Zij heeft in [snackbar] in Hilversum gewerkt. De verdachte had op een gegeven moment het plan deze zaak over te nemen en de zaak op haar naam te zetten. Zij heeft ermee ingestemd en er zijn allerlei dingen geregeld. (24, 31)
  • De frequentie van seks met de verdachte werd minder door drugsgebruik. (7)
In een geschrift, te weten een beschikking van de kantonrechter in Hilversum van 14 juli 2006 is weergegeven (
ZD 01 AH/157-AH/158):
  • [verdachte] heeft bij brief van 20 juni 2006 een verklaring van [slachtoffer 2] overgelegd waaruit blijkt dat zij ermee instemt dat de verdachte alleen het gezag over de minderjarige [kind] zal uitoefenen. (5, 12, 18)
  • De kantonrechter heeft de verdachte belast met het éénhoofdig gezag over de minderjarige [kind] , welke beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. (18)
Uit het voorgaande blijkt dat de verklaringen van [slachtoffer 2] op de genoemde onderdelen verankering vinden in andere bewijsmiddelen.
A 2 c. Conclusie betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 2]
De omstandigheid dat enkele getuigen bij de raadsheer commissaris of de rechter-commissaris hun eerder bij de politie afgelegde verklaringen op onderdelen afzwakten of dat zij zich niet meer alles konden herinneren, maakt niet dat niet (langer) van hun aanvankelijk bij de politie afgelegde verklaring gebruik kan worden gemaakt, temeer nu laatstgenoemde verklaringen korter na de periode waarop zij betrekking hebben zijn afgelegd en er om die reden van mag worden uitgegaan dat de herinneringen op dat moment duidelijker en gedetailleerder waren dan daarna.
De verklaringen van [slachtoffer 2] zijn volgens het hof op hoofdlijnen consistent en deze vinden ook op onderdelen verankering in andere stukken van het dossier of de verklaring van de verdachte ter terechtzitting. Het hof acht de voor de bewezenverklaring relevant te achten onderdelen hiervan voldoende betrouwbaar en zal deze bij het bewijs in aanmerking nemen. De conclusie van de raadsvrouw tot uitsluiting daarvan wordt dan ook verworpen.
De inhoud van de conversaties tussen [slachtoffer 2] en de verdachte tijdens zijn verblijf in de Penitentiaire Inrichting doet aan het voorgaande niet af. [slachtoffer 2] heeft in deze gesprekken geen afstand gedaan van haar eerdere verklaringen. Bovendien heeft zij met de verdachte een zoon, waardoor het opnemen van contact en het spreken over privéleven met laatstgenoemde niet onbegrijpelijk of onverenigbaar is met hetgeen zij eerder heeft verklaard. [slachtoffer 2] heeft hierover op 21 oktober 2015 als getuige bij de raadsheer- commissaris verklaard dat zij geen telefonisch contact met de verdachte zou hebben opgenomen, dan wel hem zou hebben opgezocht, als zij niet samen met hem een kind zou hebben gehad.
A 3 Het bewijsminimum en periode bewezenverklaring
De rechter kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend aannemen op de verklaring van één getuige op grond van het bepaalde in het tweede lid van artikel 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft.
De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de omstandigheden van het concrete geval.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] , voor zover dit de bewezenverklaarde onderdelen in de tenlastelegging betreft, kwalitatief in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Uit de bewijsmiddelen vloeit verder voort dat een langere periode dan die welke, subsidiair, door de raadsvrouw is genoemd bewezen wordt geacht.
B 1 Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft daarnaast betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op essentiële onderdelen inconsistent en in strijd met de objectieve onderzoeksgegevens zijn. Daarbij heeft de raadsvrouw een aantal (in de pleitnota weergegeven) inconsistenties genoemd. De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat [slachtoffer 1] een onbetrouwbare getuige is en heeft verzocht haar verklaringen om die reden uit te sluiten van het bewijs.
B 2 Oordeel hof betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
B 2 a. Consistentie verklaringen [slachtoffer 1]
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op hoofdlijnen consistent en eenduidig zijn. Dat op detailniveau sprake is van enkele inconsistenties doet daaraan niet af. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [slachtoffer 1] langdurig en meermalen op indringende, soms vergaande wijze over een veelheid van gebeurtenissen in een tijdvak van enkele maanden is gehoord. Aan het ontstaan van enkele verschillen en ongerijmdheden in die verklaringen dient niet de gevolgtrekking te worden verbonden dat deze verklaringen in hun geheel onbetrouwbaar moeten worden geacht.
Daarbij is nog van belang dat [slachtoffer 1] soms terughoudend is geweest met het verstrekken van voor de verdachte belastende informatie, hetgeen onder meer blijkt uit de omstandigheid dat zij niet wenste dat de verbalisanten een striem op haar pols zouden waarnemen (
AH 6/7), zodat het te minder aannemelijk is dat onzuivere motieven aan haar verklaringen ten grondslag hebben gelegen.
B 2 b. Verankering verklaringen [slachtoffer 1]
De verklaringen van [slachtoffer 1] worden op relevante onderdelen verankerd in verklaringen van getuigen, van de verdachte en onderzoeksbevindingen van de politie.
[slachtoffer 1] heeft onder meer verklaard over de volgende onderwerpen (die niet noodzakelijkerwijs direct verband houden met het tenlastegelegde):
(Opmerking hof: hierna worden indien nodig, telkens ten behoeve van de leesbaarheid en begrijpelijkheid verduidelijkingen tussen haakjes gegeven, die alle uit het dossier blijken).
1. Zij werkte in de periode van eind april 2011 tot 12 september 2011 als prostituee op het Zandpad in Utrecht.
2. [slachtoffer 1] heeft de verdachte als volgt leren kennen. [medeverdachte 1] kwam bij haar als klant. Hij sprak over een oom die vroeger meisjes had op het Zandpand. Zij vertelde dit aan [medeverdachte 2] . Hij sprak over zijn oom die in maart (2011) uit de gevangenis was gekomen. De eerste keer dat zij de verdachte zag, kwam hij bij haar thuis met de [medeverdachte 3] . (
[slachtoffer 1] 11/9/11 AH 34/54 BM Rb 11)
3. De verdachte was haar pooier. Zij moest 1000 euro per dag voor hem verdienen.
Zij was bang voor de verdachte, daarom zei ze dat die 1000 extra op zaterdag wel zou lukken. Ze mocht van de verdachte het woord geld niet sms-en
. ( [slachtoffer 1] 22/9/11 AH 55/71 BM 1 rb)
Om de zoveel uur kwamen ze geld halen. De verdachte kwam geld halen, ook weleens [medeverdachte 3] . Voordat zij naar buiten ging, kwamen ze binnen het geld al ophalen. [medeverdachte 3] zei:
geef de boodschappen aan mijn oom(=de verdachte). De verdachte zei
: ik hou er niet van als ik het moet vragen, je moet het gewoon geven. Zij verdiende goed. Het gemiddelde was 1000 euro per dag. (
[slachtoffer 1] 22/9/11 AH 55/71 BM 1 rb)
Tussen de werkzaamheden door werd geld opgehaald namens de verdachte, onder meer door [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] , die zij [medeverdachte 4] noemde, was de loopjongen van de verdachte nadat zij was teruggekeerd uit Duitsland. Hij reed in een auto met als kenteken met [kenteken] erin. [medeverdachte 4] kwam geld bij haar ophalen, dat hij aan de verdachte gaf. (
[slachtoffer 1] 26/9/11 AH 72/100 Rb BM 5)
4. Zij had veel verschillende telefoonnummers. Zij had vaak telefonisch contact met de verdachte. [verdachte] controleerde elke dag haar telefoon. Hij pakte de simkaarten of telefoon van haar af. Zij had altijd twee telefoons, zodat ze er één aan de politie kon opgeven. (
[slachtoffer 1] 26/9/11 AH 72/100 Rb BM 5)
5. De verdachte woonde aan de [adres 1] , een hoekwoning. Zij heeft daar seks met de verdachte gehad en meermalen overnacht. (
[slachtoffer 1] 22/9/11 AH 55/71 Rb BM 1)
6. Er was een ontmoeting van [slachtoffer 1] met de verdachte, de [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] bij snackbar [snackbar] in Hilversum. [slachtoffer 1] moest daar voor de verdachte aanwijzen wie op het Zandpad over hem en zijn zoon had gesproken. (
11 september 2011, AH 34/54)
7. Zij is op 20 juli 2011 door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] naar Duitsland gebracht en heeft daar in een bordeel gewerkt aan de [adres 1] in Hamburg. [medeverdachte 5] was in paniek. Hij zei dat zij teruggebracht moest worden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] kwamen haar ophalen. (
[slachtoffer 1] 5/10/2011 AH 244 e.v. RB BM 23)
8. [medeverdachte 1] heeft haar na haar verblijf in Duitsland naar een loods in Hilversum gebracht, waar zij de verdachte heeft ontmoet. De verdachte zei dat [medeverdachte 1] een boete van 10.000 euro aan hem moest betalen. Zij moest meteen daarna weer werken op het Zandpad. (
[slachtoffer 1] 5/10/2011 AH 244 e.v.; Rb BM 23)
9. [slachtoffer 1] is begin augustus 2011 bij haar woning in Hilversum belaagd door gewapende mannen. Zij werd achtervolgd door vier mannen. “De Griek” trok haar de bosjes in. Zij schrok heel erg dat hij naar haar huis kwam. Zij had op dat moment de verdachte aan de telefoon en heeft hem gezegd dat ze werd achtervolgd. De verdachte heeft de mannen in de auto gezien. Toevallig kwam de politie langs. Daarna is zij met de verdachte naar het politiebureau in Hilversum gegaan. (
RC verhoor 27 februari 2012, pagina 62)
10. Op 23 augustus 2011 was er een auto ongeluk in een door [verdachte] bestuurde auto met [slachtoffer 1] als bijrijder. Na het ongeluk moest zij koken in de woning van de verdachte in Huizen; zij had zo’n hoofdpijn. (
22/9/11 AH 55/71 Rb BM 1)
11. Op 6 september 2011 waren de verdachte en de [medeverdachte 3] bij haar. De verdachte wist dat de politie vaak bij [slachtoffer 1] langskwam. De verdachte gaf opdrachten en telkens gebeurde er dan iets. [medeverdachte 2] bond haar armen vast en zij moest op haar knieën zitten. (
[slachtoffer 1] 22/9/11 AH 55/71 Rb BM 1)
12. [medeverdachte 1] heeft haar in Groningen, waar zij in een opvanghuis verbleef, met drie andere mannen opgehaald. (
[slachtoffer 1] 10/10/11 AH 128/153)
13. [medeverdachte 1] heeft haar met andere mannen vanuit Groningen naar het huis van [medeverdachte 6] in Woerden gebracht. (
[slachtoffer 1] 10/10/11 AH 128/153)
14. [medeverdachte 1] heeft begin oktober 2011 diverse keren met [slachtoffer 1] besproken dat zij haar aangifte tegen de verdachte moest intrekken. [medeverdachte 1] ging haar overhoren over hetgeen zij tegen de politie had gezegd. Ze zei dat ze aangifte had gedaan, maar niet tegen [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zei:
Maar wel tegen mijn broer. (
[slachtoffer 1] 10/10/2011, AH 138)
[medeverdachte 1] zei:
mijn broer mijn broer mijn broer; allemaal om de verdachte. [medeverdachte 1] bracht haar terug naar Groningen. Zij moest de aangifte intrekken. Hij zei:
je gaat gewoon terug naar Groningen alsof er niks aan de hand is. Maandag belt een advocaat jou om het in te trekken.(
[slachtoffer 1] 10/10/2011, AH 135/153)
In Woerden heeft [medeverdachte 1] gesproken over [betrokkene 4] , een grote, grote jongen, gelinkt aan de verdachte. [medeverdachte 1] zei dat hij [betrokkene 4] aan de lijn had en dat deze haar zocht. (
[slachtoffer 1] RC 27 februari 2012)
Zij had [betrokkene 4] alleen maar in gezelschap gezien van de verdachte en kent niet precies zijn rol, het is een maatje van de verdachte
. ( [slachtoffer 1] 10/10/2011, AH 139)
Nadat de verdachte was aangehouden (=op 9/9/2011) heeft [medeverdachte 1] haar gezegd dat ze werd bedreigd en dat hij haar zou helpen. [medeverdachte 1] zei dat hij de verdachte elke dag sprak en dat zij elke dag dat de verdachte vastzat moest vergoeden. (
[slachtoffer 1] RC 27 februari 2012)
15. [medeverdachte 1] heeft haar met een andere man opgehaald uit het opvanghuis in Emmen. Zij had eerst [betrokkene 5] (=haar ex-man [betrokkene 5] ) gebeld en ze was helemaal overstuur. [betrokkene 5] wilde haar niet ophalen. Zij wist niet meer wie zij moest vertrouwen. Zij heeft vervolgens [medeverdachte 1] vauit Emmen gebeld en gezegd dat zij naar huis wilde. [medeverdachte 1] heeft haar opgehaald met een auto met kenteken [kenteken] . (
[slachtoffer 1] 15 oktober 2011 1e verhoor, AH 159)
15. [slachtoffer 1] moest seksuele handelingen met en voor de verdachte verrichten met pijn en letsel als gevolg.
Voornoemde verklaringen van [slachtoffer 1] vinden steun in de volgende bewijsmiddelen.
1. De getuige [getuige 7] , toezichthouder/kamerexploitant, heeft verklaard dat [slachtoffer 1] bootje 124-3 aan het Zandpad in Utrecht huurde in de periode van 28 april t/m 25 juli 2011.
(GET 26/29)
Van 25 juli tot 30 juli 2011 huurde [slachtoffer 1] bootje 135-3 aan het Zandpad. (
AH 196/197)
Van 30 juli tot en met 12 september 2011 huurde [slachtoffer 1] opnieuw bootje 124-3. (
AH 329/336)
In alle perioden heeft [slachtoffer 1] de kamer gehuurd van 20 tot 8 uur.
2. De verdachte heeft verklaard:
Ik ken de broers [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Zij zijn geen bloedverwanten, maar aanverwanten. [medeverdachte 3] belde me op. Ze wilden me spreken. Ze zeiden dat er bij een prostituee in Utrecht over mij en mijn kind werd gepraat. Ik vroeg hoe ze haar kenden. Later hoorde ik van [slachtoffer 1] dat er mensen waren geweest die zagen dat de [medeverdachte 3] haar brachten en haalden. Die mensen vroegen haar of dat pooiers waren en of dat Turken waren. Mijn eerste ontmoeting met [slachtoffer 1] was bij haar thuis in Hilversum, ik was samen met de [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] kwamen met dat verhaal en ik bedacht hoe dat kon. Ik ben gehecht aan mijn privéleven en mijn kinderen zijn heilig voor me. Kennelijk kent iemand mij en mijn gezin en gaat daarover vertellen bij een prostituee. Dat kan ik niet van me afzetten. Ik wilde weten waarom ik daar ter sprake ben gekomen.
Bij [slachtoffer 1] thuis heb ik me aan haar voorgesteld. Zij zei dat ze de betrokken personen zou kunnen herkennen. Die eerste keer was ik ongeveer een kwartiertje bij haar thuis.
(pvb verdachte ter terechtzitting in hoger beroep)
3. Medeverdachte [medeverdachte 7] heeft verklaard: de verdachte had een prostituee in Utrecht bij de boten aan het Zandpad werken. De verdachte was net vrij. (
VERD 135/145)
De verdachte kwam erachter dat [medeverdachte 5] een meisje van hem had meegenomen.
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard: hij ging eten en condooms brengen bij het meisje van de verdachte. (
VERD 372/391, BM 20 Rb)
[medeverdachte 7] heeft [slachtoffer 1] op foto 1 herkend en daarbij vermeld dat de verdachte haar pooier is. (
Bijl 20A t/m D)
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard: Ik kende [slachtoffer 1] van het Zandpad in Utrecht. Ik bracht haar eten in opdracht van de verdachte. Hij was de pooier van [slachtoffer 1] , ik was bang voor hem. [slachtoffer 1] is ontzettend bang voor de verdachte; hij is haar grootste nachtmerrie. (
VERD 71/80)
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard: [slachtoffer 1] kreeg veel dreig sms-jes van die jongens. (hij sprak daar over [medeverdachte 3] en de verdachte). [slachtoffer 1] heeft die sms-jes aan mij laten lezen :
Als je vanavond geen 1000 euro meeneemt krijg je klappenen
je moet vandaag 1000 betalen. [slachtoffer 1] leverde al het verdiende geld in bij de pooiers. (
VERD 146/172, BM 12 Rb)
Sms-berichten van 7 september 2011 vanaf 07.18 uur waarin [slachtoffer 1] vraagt of de verdachte boos is omdat ze slecht heeft gedraaid.
(ZD 06 TR/28-29)
Getuige [getuige 8] (klant [slachtoffer 1] ) heeft verklaard dat hij heeft meegemaakt dat bij [slachtoffer 1] vaak tussendoor mannen binnenkwamen. (
GET 04-06)
Bevindingen verbalisanten: op 9 september 2011 hebben zij gezien dat een man op bezoek was in het bootje van [slachtoffer 1] 124-3 aan het Zandpad in Utrecht. [slachtoffer 1] verklaarde dat dit [medeverdachte 4] was (= [medeverdachte 4] ) die zojuist haar verdiensten tot dat moment had opgehaald, 400 euro.
(AH 6/AH 122/123)
4. Getuige [getuige 9] heeft verklaard dat hij 5 verschillende 06-nummers had van [slachtoffer 1] , hij heeft haar in totaal 20 a 30 keer gezien tijdens haar werk op het Zandpad in Utrecht. De laatste tijd was [slachtoffer 1] veel met de telefoon bezig, om even een sms te beantwoorden.
(GET 07/08)
Bevindingen: [slachtoffer 1] en de verdachte hadden in de periode van 8 juli t/m 9 september 2011 in totaal 1242 telefonische contacten. (
TR 49/57)
Getuige, medewerker van Huiskamer Aanloop Prostituees Utrecht (HAP) heeft verklaard dat [slachtoffer 1] tijdens haar bezoek aan HAP op 9 augustus 2011 constant werd gebeld door ene
[verdachte], (
AH 261/ 283)
Bevindingen: bij controle van het telefoonnummer bleek dit het nummer (van [verdachte] ) te zijn van de verdachte. (
AH 261/ 283)
Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat hij op 13 juli 2011 op het Zandpad was bij [slachtoffer 1] . Zij zei dat ze dringend moest telefoneren omdat er van alles gebeurd was. Hij hoorde haar over de telefoon zeggen:
is het geregeld nu? Ze vroeg of ze veilig was en zei:
ik ben ook maar een meisje.Ze sms-te vaak. Ze had twee telefoons: één voor privé en een voor werk. (
GET 04/06)
De verdachte heeft verklaard:
De voorzitter houdt mij voor dat 1242 contacten tussen [slachtoffer 1] en mij zijn geweest in de periode van 18 juli 2011 tot en met 9 november 2011.
Ik had zelf iets van 1200 keer uitgerekend.
(pvb verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en bevindingen AH440/502)
5. De verdachte heeft verklaard dat hij in de zomer van 2011 aan de [adres 1] woonde en dat hij seks met [slachtoffer 1] heeft gehad.
Het gebeurde bij hem thuis aan de [adres 1] . Het zou kunnen dat [slachtoffer 1] bij hem in Huizen overnacht heeft. (
pvb verdachte ter terechtzitting in hoger beroep)
6. Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij in Hilversum bij de verdachte moest komen. Hij moest wachten, hij ging zijn neven halen. De neven [medeverdachte 3] hadden [slachtoffer 1] opgehaald. [medeverdachte 5] moest zeggen of [slachtoffer 1] een relatie had met [medeverdachte 1] . Hij heeft gezien dat de verdachte [slachtoffer 1] in de auto klappen gaf. (
VERD 146/172, Rb BM 12)
De verdachte heeft verklaard: [medeverdachte 5] belde me op en zei dat hij naar snackbar [snackbar] in Hilversum zou komen. Ik ging ook naar die snackbar en ik belde [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] (= [medeverdachte 2] op om met [slachtoffer 1] te komen. Zij kon dan kijken of zij [medeverdachte 5] herkende. Ik wilde weten wie over mijn kind praat bij een prostituee. Ik was daar heel kwaad over. Ik wilde weten waarom en hoezo.
Bij de snackbar was [medeverdachte 5] samen met [medeverdachte 4] , de broer van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] had ik nooit gezien. Toen kwamen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met de auto met daarin [slachtoffer 1] . Zij zei dat het [medeverdachte 5] was geweest en ze wees hem aan. Ik ging tekeer tegen [medeverdachte 5] hoe hij het in zijn hoofd haalde over mijn gezin te praten.
Ik zei tegen [slachtoffer 1] dat ik haar geloofde en dat niemand haar meer lastig zou vallen, maar dat ze niet meer met mijn neven moest bellen. Ik zei dat niemand haar meer lastig zou vallen omdat [medeverdachte 5] als klant bij haar kwam en haar lastig viel met vragen. Ik zei: “
Een man een man, een woord een woord.”
De [medeverdachte 3] schaamden zich en kwamen daarom bij mij met dat verhaal over het halen en brengen van [slachtoffer 1] naar het Zandpad. Ik bemoeide me daarmee.
(pvb verdachte ter terechtzitting in hoger beroep)
7. Medeverdachte [medeverdachte 7] heeft verklaard dat de verdachte had ontdekt dat [medeverdachte 5] een meisje van hem had meegenomen. [medeverdachte 1] heeft bemiddeld tussen de verdachte en [medeverdachte 5] . (
VERD 135/145; BIJL 18/20 en Bijl 20A t/m D)
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard dat de verdachte hem heeft bedreigd omdat hij dacht dat hij [slachtoffer 1] had meegenomen. (
VERD 146/172, BM 12 Rb)
De getuige [getuige 7] , toezichthouder/ kamerexploitant, heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op 25 juli 2011 om 20.49 uur zei dat ze was ontvoerd naar Duitsland. Ze was erg emotioneel en blokkeerde. Ze zag er slecht en moe uit. (
GET 26/29. AH 262)
Foto’s van het bordeel dat op het door [slachtoffer 1] genoemde adres aan de [adres 1] in Hamburg was gevestigd
. (AH 400/421 en AH 284 met als bijlagen foto’s van het bordeel in Hamburg)
Bevindingen: uit historische telecomgegevens van [telefoonnummer] van [medeverdachte 1] blijkt dat deze op 20 juli 2011 verschillende zendmasten in de richting van Duitsland
(ongeveer van 2 uur tot 3 uur ’s nachts) en vanuit Duitsland naar Nederland heeft aangestraald. (ongeveer van 14.154 uur tot 15.23 uur) (
AH 480/ 482)
Bevindingen: uit historische telecomgegevens van [telefoonnummer] van [medeverdachte 5] blijkt dat deze op 20 juli 2011 verschillende zendmasten in de richting van Duitsland heeft aangestraald. (
AH 481)
8. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] voor een vriend uit Duitsland heeft opgehaald. (
Verklaring [medeverdachte 1] als verdachte ttz Rb)
Bevindingen: uit historische telecomgegevens van [telefoonnummer] van [medeverdachte 1] blijkt dat deze op 23 juli 2011 verschillende zendmasten in de richting van Duitsland
heeft aangestraald. (
AH 482)
Bevindingen: uit historische telecomgegevens van [telefoonnummer] van [medeverdachte 4] blijkt dat deze op 23 juli 2011 verschillende zendmasten in de richting van Duitsland
heeft aangestraald. (
AH 483)
Bevindingen: uit historische telecomgegevens gebleken is, dat de gsm in gebruik bij de verdachte
(31-686076017), [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] op 23 juli 2011 tussen 20.53 uur en 23.00 uur alle zendmasten hebben aangestraald in dezelfde omgeving van Hilversum. Deze zendmasten staan in de nabije omgeving van de loods aan de [adres 1] . (
AH 483 en AH 487een plattegrond met genoemde zendmasten)
Bevindingen: uit de historische telecomgegevens blijkt onder meer dat in de periode van 20 juli 2011 tot en met 25 juli 2011 diverse onderlinge contacten hebben plaatsgevonden tussen de gsm- nummers van de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] (31-685381832) (
AH 484/ 496)
Op 20 juli 2011 vanaf 00.15 uur tot 1.31 uur heeft [medeverdachte 5] zes maal contact met de verdachte.
(
AH 488)
Dan volgt een groot aantal contacten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] . Op 21 juli 2011 vanaf 11.59 uur heeft de verdachte opnieuw viermaal in één uur telefonisch contact met [medeverdachte 5] . Diezelfde dag rond 15.46 uur nog driemaal.
AH 489.
Op 21 en 22 juli 2011 vele telefonische contacten tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Op 22 juli 2011 rond 12 uur en 13 uur belt de verdachte viermaal met [medeverdachte 5] . Vervolgens tot 22.25 uur veel telefonische contacten tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . [medeverdachte 1] belt op 22 juli 2011 vanaf 22.25 uur vele malen met de verdachte, afgewisseld met contacten tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] . (
AH 492)Er volgen vele contacten tussen [medeverdachte 1] en de verdachte tot 23.27 uur. Op 23 juli 2011 heeft de verdachte viermaal contact met [medeverdachte 5] . (
AH 493)Vervolgens heeft de verdachte vele malen contact met [medeverdachte 1] tot en met 25 juli 2011 23.41 uur. (
t/m AH 496)
Bovendien hebben de gsms van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] vele telefonische contacten gehad met Duitse telefoonnummers in de periode vanaf 20 juli 2011. (
AH 497/480)
Getuige verbalisant [getuige 10] heeft verklaard dat zij waar mogelijk de verklaringen van [slachtoffer 1] hebben gecontroleerd en getoetst. [slachtoffer 1] heeft bij voorbeeld heel uitvoerig verklaard over het bordeel waar zij in Duitsland zat. Zij heeft een kistje beschreven waar zij het geld in moest doen als zij een klant had gehad. Ook de plaats van dat kistje heeft zij beschreven. De getuige is in het bordeel geweest en heeft geconstateerd dat de beschrijving door [slachtoffer 1] van het bordeel en het kistje op de vierkante centimeter klopte. (
RC getuige verhoor 8 november 2012)
9. De verdachte heeft verklaard:
Toen [slachtoffer 1] belde dat ze door mensen werd achtervolgd, bleef hij aan de lijn en hoorde geschreeuw en gegil. Hij is in de auto naar Hilversum gereden. Daar zag hij een politieauto, die hij heeft aangehouden. Ze reden achter hem aan naar het huis van [slachtoffer 1] . Hij toonde zijn telefoon aan de politieagente met de door [slachtoffer 1] genoemde kentekens. Toen kwam [slachtoffer 1] uit een steeg aanlopen, ze had gras in haar haar en smeer op haar gezicht. [slachtoffer 1] zei dat ze achtervolgd was en dat ze bij haar keel gepakt en bedreigd was. De agente zei dat [slachtoffer 1] morgen aangifte moest komen doen en ze noteerde mijn nummer en gegevens.
[slachtoffer 1] zei tegen de verdachte dat een bepaalde auto in de verte leek op diegene die haar achtervolgde. Het schemerde. Hij zei haar in te stappen en ze reden naar die auto om het kenteken op te schrijven.
De verdachte wilde een pen uit het dashboardkastje pakken en zag een beweging in die auto. Het was iemand met een wapen. Hij is later met [slachtoffer 1] naar het politiebureau gegaan.
(pvb verdachte ter terechtzitting in hoger beroep)
Mutatie politie van 8 augustus 2011: als verklaring van de verdachte op genoemde datum:
mijn vriendin is aangevallen. (
Div 15/28)
10. Mutatie 23/8 2011 politie: er heeft een auto ongeluk plaatsgevonden, waarbij de inzittenden van de auto [verdachte] en [slachtoffer 1] waren. De verdachte heeft verklaard:
Mijn bijrijder had hevige pijnen in haar nek. (Div 2)
De verdachte heeft verklaard:
Het klopt dat ik een aanrijding heb gehad met [slachtoffer 1] naast me in de auto. [slachtoffer 1] had geen letsel van die aanrijding, maar ze was wel geschrokken. Nadat we in het ziekenhuis waren geweest, zijn we naar mijn huis in Huizen gegaan. (
pvb verdachte ter terechtzitting in hoger beroep)
Bevindingen verbalisanten.De verbalisanten gingen op 8 september 2011 rond 23 uur naar het Zandpad in Utrecht. Zij hadden een gesprek met [slachtoffer 1] , waarin zij haar vroegen waarom zij brede polsbandjes droeg en zagen dat [slachtoffer 1] haar polsen terugtrok. Verbalisant [getuige 11] pakte één van de polsen van [slachtoffer 1] en schoof het bandje opzij. Verbalisanten zagen een rode striem om haar pols. Onder het andere opzij geschoven polsbandje zagen de verbalisanten een lichte rode striem op de onderzijde van de pols en zij zagen tevens een donkere plek op de pols. Zij vroegen wat er was gebeurd en zagen dat [slachtoffer 1] zweeg en omlaag keek. [slachtoffer 1] zei dat zij zich zorgen maakte om haar veiligheid, zij wilde een andere keer zeker mee, maar niet op dat moment. (
AH 6/7)
Sporenonderzoek 9 september 2011: foto’s 1 tot en met 10 van [slachtoffer 1] ,
foto 1 toont bovenzijde van de polsen met huidverwonding;
Foto 2 toont de onderzijde van de polsen met huidverwonding
Foto 7 huidverkleuring linkerborst
Foto 9 huidverkleuring binnenzijde linker bovenarm. (
TR 41/48)
11. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard: hij is op 6 oktober 2011 met drie vrienden in een auto naar Groningen gegaan en heeft [slachtoffer 1] daar ontmoet. Hij heeft [slachtoffer 1] vanuit Groningen meegenomen naar een huis in de omgeving van Utrecht. (
VERD 36/41)
Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft verklaard: In oktober heeft hij het meisje in Groningen opgehaald met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] . Ze zijn naar het huis [medeverdachte 6] in Woerden gereden. Het meisje heeft verteld dat ze op het Zandpad in Utrecht had gewerkt en dat dat een rol speelde bij het feit dat ze in een opvanghuis in Groningen zat. Na twee of drie dagen is zij door anderen teruggebracht, dat zijn bekenden van [medeverdachte 1] . (
VERD 173/218)
Medeverdachte [medeverdachte 8] heeft verklaard: Hij heeft [slachtoffer 1] uit Groningen opgehaald met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] en zij hebben haar naar de woning van [medeverdachte 6] in Woerden gebracht. (
AH 234/236)
12. Op 10 en 11 september 2011 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van mensenhandel tegen de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . (
AH 15/54)
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zijn doopnaam [verdachte] is.
(pvb verdachte ter terechtzitting hoger beroep)
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard: [slachtoffer 1] heeft hem verteld dat zij aangifte had gedaan tegen [medeverdachte 3] en [verdachte] . [verdachte] is een goede vriend van hem. (
VERD 36/41)
Tapgesprek 10 oktober 2011 tussen NN (= [medeverdachte 1] ) en [slachtoffer 1] . NN vraagt hoe laat de advocaat zal bellen. Hij zal alles regelen. Alles zal goed komen. (
TAPS 4/5)
Tapgesprek 10 oktober 2011 tussen [slachtoffer 1] (S) en [medeverdachte 1] (U).
U: morgen ga ik advocaat bellen voor jou. (..)
En ga je, met hem kun je gewoon over de telefoon praten, maak je een afspraak. (..) Kun je in ieder geval relaxed praten, maak je een afspraak, kosten zijn voor mij. (..)
S: ken je die advocaat dan?
U: is mijn advocaat man (..) die heeft [betrokkene 6] eh (..) want hij heeft toch [betrokkene 6] eh gezorgd dat ie verlof kreeg. (
TAPS 43/44)
Tapgesprek 10 oktober 2011 tussen [slachtoffer 1] (S) en [medeverdachte 1] (U).
U: heb ik echt die streek van K. nee toch? (..)
S: jij bent echt junior, je had hem zelf kunnen zijn hoor.
U: K. kan je gewoon uren aankijken zonder z’n ogen te bewegen.(..) gewoon zo echt strak weet je.
S: en hij kan je zo bang en zo kleineren alleen met die ogen van hem he? (..)
U: en dan zegt ie altijd:
fuck niet met mijweet je. (..)
S: hij weet hoe hij mensen eh
U: inpalmen
S: onder zich moet krijgen hoor, hij weet hoe hij mensen eh macht kan krijgen. (..)
U: Maar niet zo over de telefoon over praten. (
TAPS 45/50)
Tapgesprek 12/10/11 tussen [medeverdachte 1] (U) en [betrokkene 4] (Y).
Y: is er nieuws over [verdachte] ?
U: hij heeft mij nog niet gebeld, waarschijnlijk zit hij nog in beperkingen.
Y: heb je nog aan zijn vriendin gevraagd (..) wat er aan de hand is?
U: Ik heb tegen haar gezegd:
je moet die aangifte intrekken. (..)
Het is niet fatsoenlijk wat je hebt gedaan. Als ik jou zie, ik weet het niet maar ik breek je benen. Ik zei: Ga het intrekken, je moet je aangifte intrekken.(..) Het meisje is ermee bezig broer. Ik kan niet veel doen met haar anders is het niet netjes tegenover [verdachte] . (..) Ik zei tegen haar:
ga die dinges intrekken!
Dat heb ik goed tot haar verstand gebracht. Die gaat ze intrekken. Als jij nou eens komt.
Y bespreekt vervolgens vele plaatsen in Turkije waar hij is geweest.
U: Heb je geld? Heb je wat nodig? Zal ik wat overmaken?
(..) Y: Ik hoop dat onze vriend dan vrijkomt als ik er ben.
(..)Y: Zonde zeg! De man was net vrijgekomen en nu zit hij alweer vast.
(..) U: mijn andere telefoon gaat over, we bellen elkaar nog wel. (
TAPS 6/7)
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft over dit telefoongesprek met [betrokkene 4] verklaard : dat is gegaan in Woerden, op dezelfde dag, klopt dat of niet? Dat is dezelfde dag gebeurd.
(VERD 36/41, met als bijlage het tapgesprek van 12/10/11 tussen [medeverdachte 1] (U) en [betrokkene 4] (Y)); (VERD 42/43 is conform TAPS 6/7)
13. Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] met [medeverdachte 1] heeft opgehaald uit Emmen. Zij reden in de Ford van [medeverdachte 4] . Hij voelt zich gebruikt door [medeverdachte 1] . (
VERD 255/306)
Observatie 12 oktober 2011. Perceel [adres 1] in Emmen (=de woning waar [slachtoffer 1] verbleef) is onder observatie genomen. Observanten zagen rond 11.39 uur een Ford met kenteken [kenteken] rijden met een bestuurder (NN1) en een bijrijder (NN2). Gezien werd dat een vrouw uit de woning kwam en achterin de Ford plaatsnam. De vrouw werd naar Hilversum gebracht en zij ging perceel [adres 1] binnen. (
OBS 4/7)
Tapgesprek 12 oktober 2011 tussen [slachtoffer 1] en NN (= [medeverdachte 1] )
NN vraagt waar zij is.
[slachtoffer 1] zegt dat ze in Emmen is. Ze heeft aangifte gedaan en nu zit ze als het ware vast. Het lijkt wel een gevangenis. Ze brachten haar weg, zij zat alleen maar te huilen. Zij vindt hen (=de politie) wel lief, maar twijfelt aan hun werkwijze. Ze voelt zich alleen, ze wil naar huis, ze wil zich kunnen wassen, haar eigen spullen hebben. Ze wil uitzoeken wat haar huurachterstand is.
NN zegt dat hij haar morgen komt ophalen en dat het goed komt.
[slachtoffer 1] vraagt of NN nieuws heeft over die twee andere mongolen.
NN zegt dat hij een rode strik om haar heen doet en haar dan aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] geeft.
[slachtoffer 1] wil dat niet, zij vindt het geen leuke grap. Ze heeft ook aangifte tegen hen gedaan, ze heeft alles over hen verteld. (
TAPS 11/14)
Tapgesprek 12 oktober 2011 tussen [slachtoffer 1] en NN. (= [medeverdachte 1] )
[slachtoffer 1] : Alsjeblieft haal me ik wil weg.
NN: waarom ik? Ik heb echt zin om je gewoon eentje te geven (..) waarom luister je nooit naar mij? (..) Morgen ga ik jou zowiezo een lesje geven. (
TAPS 09)
Tapgesprek 12 oktober 2011 tussen [slachtoffer 1] (S) en [medeverdachte 1] (U).
U: Ik kom daar zo meteen met iemand (..) dat zie je wel schatje.
S: nee nee nee nee maak mij nu niet bang. (..)
U: nee, niet [medeverdachte 3] , is gewoon eh.. die man is mijn bodyguard, soort van bodyguard.
S: toch niet [betrokkene 4] he?
U: [betrokkene 4] komt maandag. (..) misschien neem ik [verdachte] wel mee. (..) Hij gaat gelijk tegen jou zeggen [slachtoffer 1] , jou ga ik levend begraven. (..)
S: wat gebeurt er met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ?
U: luister, als jij die vraag nog een keer aan mij vraagt [slachtoffer 1] , dan kom ik daar heen en ga ik jou pingpongen in jouw eigen huis.
S: Maar ik werk toch mee? (..)
U: met wat werk jij mee dan? (..)
(..)
S: ik heb alles op slot (..) [medeverdachte 3] had als eerste een sleutel. (..) [verdachte] had hem ook. (..) de politie heeft mijn huissleutels gevonden bij [verdachte] .
U: (..) of hij heeft hem weggegooid.
S: dat hoop ik, maar waarom zou hij een sleutel van mijn huis weggooien?
U: ja, dat zij allemaal bewijsmaterialen he?
(..)
U: Hou je alsjeblieft aan de regels, ja?
S: Ik hou me aan de regels.
U: echt schat echt, ik zeg nogmaals: ik wil je geen pijn doen. (..) ik heb geen zin om jouw mooie hartje te breken (..) je hebt al zoveel meegemaakt. (..) Ik wil jou niet in die fase laten komen, maar ja, het ligt allemaal in jouw handen schat.
(..)
S: denk je dat [verdachte] boos op jou gaat worden?
U: nee, ik denk dat hij trots op mij gaat worden (..) omdat ik zijn, tussen haakjes, zijn vriendin niet aan anderen heb gegeven (..)
S: waarom moet ik dan alles tegenhouden?
U: huh
S: waarom moet ik dan alles tegenhouden?
U: je weet toch, dat moet je niet meer door de telefoon zeggen ja. (..) want dat kan tegen mij of tegen jou gebruikt worden.
S: hoe bedoel je?
U: wat jij nog net zei dan tegen ons allebei gebruikt worden, begrijp je? (..)
U: als jij mij naait dan is het einde van de wereld.(..)
U zegt dat ze het bed moet verschonen en herinneringen moet weggooien.
[slachtoffer 1] zegt dat ze zowiezo alles van [verdachte] heeft weggegooid. (
TAPS 15/24)
Tapgesprek 12 oktober 2011 tussen [slachtoffer 1] (S) en [medeverdachte 1] (U).
U: Hoe bedoel je, wat zeg je nou allemaal, als je dat niet wil? Heb je nou dingen te willen schat? Ik moet jou beschermen maar je hebt dingen te willen? (
TAPS 25)
14. Tergooi ziekenhuis, waar de arts heeft verklaard dat hij nog nooit zulke wondjes had gezien. [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij seks moest hebben met 20 Turkse mannen. Deze wondjes gingen weer open door seksueel contact. (
AH 241/242)
Bevindingen geneeskundige verklaring Universitair Medisch Centrum Utrecht 1/12/2011: Na onderzoek blijkt sprake te zijn van een forse bekkenbodem hypertonie die ten grondslag kan liggen aan de buikklachten. De klachten zouden zijn ontstaan vanaf maart 2011. [slachtoffer 1] heeft in het UMCU gezegd dat zij sinds januari 2011 onder dwang werkte als prostituee.
(AH 339/345)
B 2 c. Conclusie betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn volgens het hof op hoofdlijnen consistent en deze vinden ook op onderdelen verankering in andere stukken van het dossier, objectieve onderzoeksgegevens, of de verklaring van de verdachte ter terechtzitting. Het hof acht de voor de bewezenverklaring relevant te achten onderdelen hiervan voldoende betrouwbaar en zal deze bij het bewijs in aanmerking nemen. De conclusie van de raadsvrouw tot uitsluiting daarvan wordt dan ook verworpen.
C Overwegingen ten aanzien van de zaak met betrekking tot [slachtoffer 3]
C 1 Verweer raadsvrouw
De raadsvrouw heeft bepleit de verklaring van [slachtoffer 3] van 11 juli 2012 uit te sluiten van het bewijs, nu deze verklaring in het kader van het rechtshulpverzoek van Nederland aan Roemenië buiten de aanwezigheid van de toenmalige raadsman van de verdachte heeft plaatsgevonden.
Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd dat de verklaring van [slachtoffer 3] onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het door de rechtbank gebezigde proces-verbaal van de verbalisant [getuige 13] (
ZD02 AH/09-AH/17)kan wat betreft waargenomen emoties bij de aangeefster in beginsel niet als steunbewijs worden gebruikt.
De rechtbank is er vanuit gegaan, zonder dat dit uit het proces-verbaal blijkt, dat het gedeelte tussen haakjes
“(bult boven op haar hoofd en blauwe plekken bij linkeroog)”een waarneming van de verbalisant is.
Het proces-verbaal van [getuige 13] vormt evenmin een ondersteuning voor de essentiële bestanddelen van mensenhandel.
De rechtbank heeft de gebezigde verklaring van [slachtoffer 2] van 16 december 2009 (
ZD02 AH/22) gedenatureerd door een andere betekenis aan die verklaring te geven op het punt van “
de periode maart/april”en ene
“ [slachtoffer 3] uit Litouwen”. Bovendien biedt die verklaring enkel ondersteuning voor een vermeende mishandeling maar niet voor mensenhandel.
Uit de door de rechtbank gebruikte letselverklaring van 6 februari 2013 (
ZD02 AH/37) blijkt niet de oorzaak van het feit dat de linkerschouder van [slachtoffer 3] uit de kom was en deze vormt dus geen direct bewijs voor mensenhandel.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende ondersteuning is voor de feitelijkheden/bestanddelen die specifiek zijn voor mensenhandel.
Primair heeft de raadsvrouw verzocht de verdachte vrij te spreken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de bewezenverklaarde periode ten aanzien van [slachtoffer 3] te beperken tot een periode van 25 juli 2002 tot en met 18 augustus 2002.
C 2 Oordeel hof
Het hof laat het verweer met betrekking tot bewijsuitsluiting van de verklaring van 11 juli 2012 van [slachtoffer 3] onbesproken, nu het deze verklaring van [slachtoffer 3] niet voor het bewijs zal gebruiken.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de te gebruiken bewijsmiddelen voldoende dragend zijn voor de bewezenverklaring ten aanzien van feit 2 voor zover dit betrekking heeft op [slachtoffer 3] .
Hierbij is van belang dat [slachtoffer 3] consistent in voor de verdachte belastende zin heeft verklaard.
Haar verklaringen vinden daarenboven op voor de bewezenverklaring relevante onderdelen voldoende steun in te bezigen bewijsmiddelen.
In het bijzonder wordt daarbij het volgende van belang geacht.
De uit Roemenie afkomstige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat de verdachte haar linkerarm op haar rug heeft gedraaid, dat dit veel pijn deed en dat haar linkerschouder daarna uit de kom was. Ook verklaarde zij dat zij naar de tippelzone in Amsterdam werd gebracht en de dag voor haar verklaring (
het hof begrijpt: 18 augustus 2002) door de verdachte tegen het hoofd geslagen is, dat zij met hem in de auto mee moest en dat zij tenslotte de auto is uitgerend (
ZD02, AH/01-AH/06)
Het vorenstaande wordt bevestigd door de volgende bewijsmiddelen:
a. [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat ene
[slachtoffer 3]een gebroken linkerschouder heeft gehad doordat [verdachte] haar zo hard had geslagen dat zij voor verzorging naar het hospitaal is geweest (
ZD, 02 AH/18-AH/25) Later heeft zij bij de rechter commissaris verklaard dat het ging om een meisje uit Roemenië dat op straat werkte, dat bij haar schouder behoorlijk was verwond (
verhoor rechter commissaris van 24 april 2012)
b. De verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof verklaard dat hij [slachtoffer 3] noemde.
c. Blijkens een letselverklaring van 4 juli 2002 heeft [slachtoffer 3] op 4 juli 2002 het toenmalige ziekenhuis Gooi Noord bezocht met een linker schouder die uit de kom was (
ZD02, AH/37).
d. De verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof verklaard dat de schouder van [slachtoffer 3] uit de kom was geraakt en hij met haar naar het ziekenhuis is gegaan.
d. Verbalisant [getuige 13] nam waar dat [slachtoffer 3] uit de rijdende auto van de verdachte sprong, zeer hard gilde en dat zij blootsvoets naar de verbalisanten toerende. [slachtoffer 3] ging meteen achter een van de verbalisanten staan. De verbalisanten hebben in het proces-verbaal opgemerkt: (
bult boven op haar hoofd en blauwe plekken bij linkeroog.)
Het hof merkt naar aanleiding van het hierboven onder C2 a. aangehaalde nog het volgende op:
[slachtoffer 2] heeft aanvankelijk verklaard over “
[slachtoffer 3] uit Litouwen”. In een later stadium heeft zij echter verklaard dat het bedoelde meisje uit Roemenië kwam. Dat het om hetzelfde meisje, dus [slachtoffer 3] (= volgens de verdachte [slachtoffer 3] ) ging, leidt het hof af uit de vraagstelling van de rechter-commissaris waarbij uitdrukkelijk aan de eerder afgelegde verklaring van [slachtoffer 2] is gerefereerd.
Naar aanleiding van het hierboven onder C2 e. aangehaalde merkt het hof nog het volgende op:
Hoewel dit niet expliciet is vermeld gaat het hof er, evenals de rechtbank, van uit dat de omschrijving van het letsel niet de verklaring van [slachtoffer 3] betreft maar de waarnemingen van verbalisant. Het hof acht het uiterst onwaarschijnlijk dat de verbalisanten dergelijke zichtbare verwondingen zouden hebben vermeld als zij deze niet zelf zouden hebben waargenomen, te minder waarschijnlijk gezien de weergave in het proces-verbaal. Het plaatsen van haakjes (
bult boven op haar hoofd en blauwe plekken bij linkeroog)ligt niet in de rede als dit de weergave van de verklaring van [slachtoffer 3] zou betreffen, aangezien deze in de daaraan voorafgaande tekst zonder deze leestekens is vermeld.
De hierboven onder C2 d. vermelde bevinding van verbalisant [getuige 13] wordt bevestigd door de verklaring van de verdachte ter terechtzitting bij het hof inhoudende dat [slachtoffer 3] uit de auto is gesprongen waar de politie bij was.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Daarbij wordt opgemerkt dat het proces-verbaal van [getuige 13] voor het bewijs kan worden gebruikt. De verdediging is in verband met zijn arbeidsongeschiktheid weliswaar niet in de gelegenheid geweest deze verbalisant te doen ondervragen, maar het bewijs steunt niet alleen of in beslissende mate op diens verklaring.
D Overwegingen ten aanzien van de zaak met betrekking tot [slachtoffer 4]
D 1 Verweer raadsvrouw
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaring van [slachtoffer 4] onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De door de rechtbank gebruikte verklaring van de verdachte van 19 november 2002 houdt enkel in dat [slachtoffer 4] een prostituee is en sinds september 2002 bij hem woont. Dit zegt niets over een vermeende uitbuitingssituatie.
De door de rechtbank gebruikte verklaring van [betrokkene 3] van 19 november 2002, van wie de verdediging formeel geen afstand heeft gedaan, ziet slechts op het door de verdachte vernietigen van een SIM-kaart en is voor het overige ontlastend voor de verdachte.
De door de rechtbank gebruikte verklaring van [slachtoffer 2] van 8 juli 2010 is onvoldoende concreet en specifiek. Uit het dossier blijkt niet waar [slachtoffer 2] de informatie dat [slachtoffer 4] voor de verdachte zou werken vandaan heeft. De politie heeft geen enkele verduidelijkingsvraag gesteld. Opvallend is dat [slachtoffer 4] op een haar door de verbalisanten getoonde foto [slachtoffer 2] niet heeft herkend.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende ondersteuning is voor de feitelijkheden/bestanddelen die specifiek zijn voor mensenhandel en heeft verzocht de verdachte vrij te spreken.
D 2 Oproepen getuige [betrokkene 3]
De opdracht van het hof aan de raadsheer-commissaris in februari 2015 luidde te trachten [betrokkene 3] te traceren in Turkije.
Het hof leidt uit het proces-verbaal van bevindingen van de raadsheer-commissaris van 19 november 2015 af dat veel inspanningen zijn geleverd om de getuige [betrokkene 3] in Turkije te traceren om haar te kunnen (doen) horen, zonder dat dit resultaat heeft gehad.
Het hof leidt uit evengenoemd proces-verbaal voorts af dat niet aannemelijk is dat hiervoor op korte termijn wel aanknopingspunten kunnen worden gevonden. In het dossier zijn evenmin aanknopingspunten te vinden voor het huidige adres van [betrokkene 3] .
Gelet daarop is het hof van oordeel dat onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn (ter zitting) zal verschijnen.
Het hof ziet dan ook af van een hernieuwde oproeping van de getuige [betrokkene 3] .
D 3 Gebruik verklaring [betrokkene 3] bij de politie
Het hof is van oordeel dat de verklaring van [betrokkene 3] bij de politie voor het bewijs kan worden gebezigd, aangezien het bewijs niet alleen of in beslissende mate op haar verklaring steunt.
D 4 Nadere opmerkingen ten aanzien van bewezenverklaring in de zaak [slachtoffer 4] .
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 4] voldoende steun vindt in de door het hof te gebruiken bewijsmiddelen.
Daarbij merkt het hof naar aanleiding van het verweer van de raadsvrouw nog op, dat de mededeling van de verdachte bij de politie dat [slachtoffer 4] een hoer is die bij hem woont (
AH/12)een kwalitatief relevante ondersteuning vormt voor de verklaringen van [slachtoffer 4] over haar werkzaamheden als prostituee en haar woonsituatie (
Get/01).
Ditzelfde geldt voor de verklaring van [betrokkene 3] die onder meer de verklaring van [slachtoffer 4] heeft bevestigd voor zover dit de aanwezigheid van [slachtoffer 4] op 19 november 2002 in de woning van de verdachte betreft en voor zover dit betreft het kapotmaken van de simkaart van [slachtoffer 4] hetgeen niet als een ondergeschikt detail in haar verklaring kan worden aangemerkt. Dit laatste heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd.
Ten aanzien van de verklaring van getuige [slachtoffer 2] overweegt het hof nog dat -zo het al is dat de politie geen verduidelijkingsvragen heeft gesteld- de raadsvrouw in de gelegenheid is geweest de getuige [slachtoffer 2] tijdens haar verhoren vragen te stellen.
Bewezen verklaarde perioden
Met betrekking tot de hieronder in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ bewezen verklaarde feiten 1 en 2 acht het hof de volgende perioden per slachtoffer bewezen:
  • ten aanzien van [slachtoffer 2] : 1 februari 2001 tot 20 juni 2006
  • ten aanzien van [slachtoffer 1] : 4 juli 2011 tot en met 9 september 2011
  • ten aanzien van [slachtoffer 4] : 12 september 2002 tot en met 19 november 2002
  • ten aanzien van [slachtoffer 3] : 1 juni 2002 tot en met 18 augustus 2002.

Overwegingen ten aanzien van feit 3.

De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van feit 3 gelet op de door haar bepleite vrijspraken van feit 1 en feit 2.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, acht het hof feit 1 en feit 2, zoals hieronder in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ weergegeven, wettig en overtuigend bewezen.
Daarnaast acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 3, zoals hieronder in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ weergegeven, heeft begaan.

Overwegingen ten aanzien van feit 4.

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het onder 4 primair en 4 subsidiair niet wettig en overtuigend is bewezen en dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 4 meer subsidiair betoogd dat de verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de getuigen in de door de rechtbank gebruikte getuigenverklaringen weliswaar letsel op de polsen bij het slachtoffer hebben gezien, maar dat de getuigen niet weten hoe zij aan dit letsel is gekomen en wie dit heeft veroorzaakt.
Anders dan de raadsvrouw acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 4 meer subsidiair -zoals hieronder in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ weergegeven- heeft begaan.
Deze mishandeling ziet op het vastbinden op de rug van de armen van [slachtoffer 1] waardoor zij letsel heeft bekomen. De verklaring van [slachtoffer 1] over dit incident vindt op dit punt kwantitatief en kwalitatief voldoende ondersteuning in de waarnemingen en ondervindingen van de verbalisanten [getuige 11] en [getuige 12] nu de aard van de geconstateerde verwondingen precies past in de beschrijving van [slachtoffer 1] met betrekking tot het vastbinden van haar polsen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4. meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 10 september 2011 in Nederland
anderen te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
door dwang en geweld en één of meer andere feitelijkheden en door dreiging met geweld en door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2]
en
die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] telkens met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten: prostitutiewerkzaamheden
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2]
en
die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2]
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of dat dwingen en/of bewegen en/of dat voordeel trekken (telkens) hierin dat hij, verdachte,
ten aanzien van
[slachtoffer 1]
o die [slachtoffer 1] heeft gehuisvest in Huizen en
o die [slachtoffer 1] onder druk heeft gezet om in de prostitutie te werken door haar een schuld bij hem, verdachte, te laten opbouwen en
o dagelijks een groot deel van de verdiensten uit verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt en door die [slachtoffer 1] aan hem, verdachte, heeft laten afstaan en
o de minimale dagopbrengsten van die [slachtoffer 1] heeft bepaald, minimaal 1000 euro doordeweeks en minimaal 1500 euro in het weekend, en
o die [slachtoffer 1] meermalen van haar werkplek naar huis heeft gebracht en/of het vervoer van en naar de werkplek heeft geregeld en
o die [slachtoffer 1] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft gecontroleerd en
o die [slachtoffer 1] heeft vastgebonden aan de polsen en
o die [slachtoffer 1] met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft bedreigd en
o die [slachtoffer 1] meermalen heeft verkracht en
o die [slachtoffer 1] meermalen heeft mishandeld door hard in haar borsten en tepels en clitoris te knijpen en te bijten en haar tegen haar hoofd en lichaam te slaan en
o gedreigd heeft die [slachtoffer 1] te doden en te mishandelen en
o die [slachtoffer 1] heeft voorzien van een telefoon en beltegoed
ten aanzien van die
[slachtoffer 2]
o die [slachtoffer 2] heeft gehuisvest en
o die [slachtoffer 2] onder druk heeft gezet en er zodoende toe heeft aangezet en/of heeft gebracht om in de prostitutie te blijven werken en
o die [slachtoffer 2] tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en
o die [slachtoffer 2] heeft gedwongen een groot deel van haar verdiensten en goud en sieraden aan hem, verdachte, af te staan en
o die [slachtoffer 2] met geweld heeft verkracht en
o die [slachtoffer 2] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd heeft gezet en
met voornoemd voorwerp op het hoofd heeft geslagen
o de minimale dagopbrengsten van die [slachtoffer 2] heeft bepaald, minimaal 1000 euro en
o de Poolse identiteitskaart van die [slachtoffer 2] heeft vernietigd en
o de dagopbrengsten van die [slachtoffer 2] heeft afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 2] aan hem, verdachte heeft laten afstaan en/of
o die [slachtoffer 2] meermalen van haar werkplek naar huis heeft gebracht en
o die [slachtoffer 2] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft gecontroleerd en
o die [slachtoffer 2] heeft aangemoedigd harder te werken en te blijven werken in de prostitutie
terwijl hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] (aanvankelijk) gevoelens voor verdachte had en dat die [slachtoffer 2] bang voor hem was;
2.
hij de periode van 1 februari 2001 tot 1 januari 2005 in Nederland
anderen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit die seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met (of voor) een derde tegen betaling, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich onder voornoemde omstandigheden beschikbaar stelden tot het verrichten van die handelingen,
en
die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen hem, verdachte, uit de opbrengst van hun seksuele handelingen met een derde te bevoordelen,
immers heeft hij, verdachte,
ten aanzien van die
[slachtoffer 2]
o een affectieve relatie met die [slachtoffer 2] onderhouden en haar het gevoel gegeven dat
hij een relatie met haar onderhield en
o die [slachtoffer 2] heeft gehuisvest en
o die [slachtoffer 2] onder druk heeft gezet en er zodoende toe aangezet en/of ertoe gebracht om in de prostitutie te blijven werken en
o die [slachtoffer 2] heeft gedwongen en/of bewogen ook tijdens haar zwangerschap te blijven werken en
o die [slachtoffer 2] op het hoofd en de buik heeft geslagen en/of gestompt en
o die [slachtoffer 2] heeft gedwongen een groot deel van haar verdiensten, en goud en sieraden aan hem, verdachte, af te staan en
o die [slachtoffer 2] heeft verkracht en
o het paspoort van die [slachtoffer 2] heeft vernietigd en
o de dagopbrengsten van die [slachtoffer 2] heeft afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 2] aan hem, verdachte, laten afstaan en
o die [slachtoffer 2] meermalen van haar werkplek naar huis heeft gebracht en
o het vervoer van die [slachtoffer 2] van en naar de werkplek heeft geregeld en/of
o die [slachtoffer 2] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft gecontroleerd en/of tijdens haar prostitutiewerkzaamheden op die [slachtoffer 2] gepast en
o die [slachtoffer 2] aangemoedigd harder te werken en te blijven werken in de prostitutie en
o tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, haar zal doden,
terwijl hij wist dat die [slachtoffer 2] verliefd op hem, verdachte, was, en die [slachtoffer 2] een kind met
hem had en hij wist dat die [slachtoffer 2] telkens bij hem terug kwam;
en
ten aanzien van die
[slachtoffer 3]
o die [slachtoffer 3] gehuisvest en
o die [slachtoffer 3] een telefoon gegeven en die [slachtoffer 3] verplicht contact op te nemen met verdachte en
o die [slachtoffer 3] naar de tippelzone in Amsterdam gebracht en
o die [slachtoffer 3] gedwongen zich uit te kleden en vervolgens naaktfoto’s van die [slachtoffer 3] gemaakt en
o die [slachtoffer 3] onder druk gezet en er toe aangezet en ertoe gebracht om in de prostitutie te werken door haar te dreigen naaktfoto’s van haar aan haar ouders te sturen en de ouders van die [slachtoffer 3] in Roemenië laten opbellen en daarbij die ouders de mededeling laten doen dat die [slachtoffer 3] veel problemen heeft veroorzaakt in Nederland en dat die [slachtoffer 3] moest terugkeren naar hem, verdachte, en
o die [slachtoffer 3] op het hoofd en de armen en de benen, heeft geslagen en geschopt en
o de polsen van die [slachtoffer 3] omgedraaid, waardoor de schouder van die [slachtoffer 3] uit de kom is geraakt en
o die [slachtoffer 3] verkracht en
o de dagopbrengsten van die [slachtoffer 3] afgepakt en door die [slachtoffer 3] aan hem, verdachte heeft laten
afstaan en
o die [slachtoffer 3] meermalen van haar werkplek naar huis gebracht en
o een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] gehouden,
terwijl hij wist dat die [slachtoffer 3] in Nederland niemand had om op terug te vallen en de Nederlandse taal niet sprak en niet beschikte over een eigen woning en afhankelijk was van hem, verdachte;
en
ten aanzien van die
[slachtoffer 4]
o door haar vorige pooier met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te dreigen, die [slachtoffer 4] in zijn, verdachtes, macht gebracht en
o die [slachtoffer 4] met haar dochter gehuisvest en
o die [slachtoffer 4] haar telefoon en legitimatie en bankpas afgepakt en
o die [slachtoffer 4] onder druk gezet en er toe aangezet om in de prostitutie te blijven werken door onder meer te dreigen haar dochter af te pakken en
o die [slachtoffer 4] een simkaart gegeven en
o die [slachtoffer 4] op het hoofd geslagen en aan de haren van die [slachtoffer 4] getrokken en
o die [slachtoffer 4] gedwongen een groot deel van haar verdiensten af te staan en
van die [slachtoffer 4] afgepakt en
o het vervoer van die [slachtoffer 4] van en naar de werkplek geregeld en
o die [slachtoffer 4] gedwongen hem, verdachte, te pijpen en
o tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij, verdachte, haar zal doden of laten doden als zij naar de politie zou gaan en
o die [slachtoffer 4] opgesloten in zijn, verdachtes, woning,
terwijl hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 4] lange tijd voor een pooier had gewerkt en die [slachtoffer 4] en haar kind niet beschikten over een eigen woning en dat die [slachtoffer 4] afhankelijk van hem, verdachte, was;
3.
hij in de periode van 14 december 2001 tot en met 10 september 2011 in Nederland contante geldbedragen, te weten: telkens een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] verrichte prostitutiewerkzaamheden, verworven en voorhanden gehad terwijl hij telkens wist dat die geldbedragen onmiddellijk afkomstig waren uit misdrijf;
4.
meer subsidiair
hij in de periode van 1 september 2011 tot en met 6 september 2011 te Huizen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend de armen van een persoon, te weten [slachtoffer 1] , op haar rug heeft vastgebonden waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen.
Hetgeen onder 1., 2., 3. en 4. meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 3. bewezenverklaarde
Dit levert geen strafbaar feit op. De verdachte dient ten aanzien van dit feit dus te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Het enkele verwerven en voorhanden hebben van een voorwerp uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf kan niet als witwassen worden gekwalificeerd, indien dit verwerven en voorhanden hebben niet kan hebben bijgedragen aan het verhullen of verbergen van de criminele herkomst.
In de onderhavige situatie kan het verhullen of verbergen van de criminele herkomst van de door de verdachte verkregen geldbedragen niet worden bewezen, zodat het bewezenverklaarde naar het oordeel van het hof niet als (gewoonte)witwassen worden gekwalificeerd.
Het onder 1., 2. en 4. meer subsidiair bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 4. meer subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1. bewezen verklaardelevert op:
Mensenhandel, meermalen gepleegd.
Het
onder 2. bewezen verklaardelevert op:
Een ander door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, meermalen gepleegd,
en
Opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen, meermalen gepleegd,
en
Een ander door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen, meermalen gepleegd.
Het
onder 4. meer subsidiair, bewezen verklaardelevert op:
Medeplegen van mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1., 2. en 4. meer subsidiair, bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1., 2., 3. en 4. meer subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van de tijd die de veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende een lange periode misbruik gemaakt van jonge vrouwen. Hij heeft hiermee groot leed toegebracht in de levens van deze vier jonge kwetsbare vrouwen. Het leed van het eerste slachtoffer heeft hem er niet van weerhouden ook aan andere vrouwen dergelijk leed te berokkenen. Hij heeft het merendeel van de aangeefsters op enig moment bedreigd met een vuurwapen, of een daarop gelijkend voorwerp, en heeft een aantal van hen verkracht en/of gedwongen seksuele handelingen met of bij hem te verrichten, die volgens de aangeefsters slechts te duiden zijn in de door hen als zodanig ervaren volkomen ongelijkwaardige positie.
Hij heeft gedurende ongeveer vijf jaren, met onderbrekingen, misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van aangeefster [slachtoffer 2] door haar, gebruikmakend van zijn overwicht, te huisvesten, onder druk te zetten om in de prostitutie te blijven werken, te mishandelen, te dwingen een groot bedrag van haar verdiensten af te staan en haar aan te moedigen harder te werken en te blijven werken in de prostitutie.
De verdachte heeft zich aldus gedurende lange tijd op indringende en uiterst intimiderende wijze gemengd in het dagelijkse leven van [slachtoffer 2] . Haar is niet slechts de mogelijkheid ontnomen zelf haar leven vorm te geven, zij heeft ook fysieke inbreuken op haar lichamelijke integriteit en haar gevoel voor veiligheid ondergaan door de mishandelingen van de verdachte. Dat zij door toedoen van de verdachte zeer lange werkdagen heeft moeten maken is des te ernstiger nu haar beroep naar de aard diep ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer.
[slachtoffer 2] heeft jarenlang in angst geleefd terwijl zij samen met de verdachte een zoon had en zij zich daardoor nauwelijks kon onttrekken aan contacten met hem. De verdachte heeft zich respectloos over haar uitgelaten door haar te betitelen als draagmoeder.
De verdachte, destijds zojuist vrijgelaten uit het huis van bewaring, heeft voor [slachtoffer 1] een angstaanjagende situatie geschapen door haar gedurende twee maanden op intimiderende wijze uit te buiten en haar op respectloze wijze te bewegen zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie. De verdachte heeft zich diep ingedrongen in haar leven en haar nauwelijks enige vrijheid gelaten. Zij moest vele uren achtereen langdurig werken als prostituee om hiermee geld voor hem te verdienen, waarbij de aard van het werk op indringende en verstikkende wijze haar persoonlijke levenssfeer raakte. De verdachte heeft de fysieke integriteit van [slachtoffer 1] geschonden door haar te mishandelen en te bedreigen. Dit is temeer ernstig nu het privéleven van de verdachte en [slachtoffer 1] met elkaar verweven was en [slachtoffer 1] zich niet aan de macht van de verdachte kon onttrekken. De verdachte heeft bovendien samen met anderen dit slachtoffer mishandeld.
De verdachte heeft tevens misbruik gemaakt van zijn overwicht door [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] beschikbaar te stellen tot prostitutie. Ook in hun leven heeft de verdachte zich, misbruik makend van zijn overwicht, op ontoelaatbare wijze ingedrongen. Hij heeft [slachtoffer 3] mishandeld. Zij heeft kennelijk in zo grote angst verkeerd dat zij uit een rijdende auto is gesprongen om veiligheid te zoeken bij politieambtenaren. De verdachte heeft ook [slachtoffer 4] op agressieve en respectloze wijze bejegend, terwijl zij extra kwetsbaar was als moeder van een kind dat eveneens bij de verdachte gehuisvest was.
De verdachte heeft aldus handelend zijn persoonlijk en geldelijk gewin gesteld boven de keuzevrijheid van de slachtoffers, onvergelijkbare waarden in een mensenleven. De vier vrouwen hebben aan den lijve ervaren wat het betekent handelswaar voor de verdachte te zijn. Eén van hen schrijft in haar slachtofferverklaring dat er niets meer over is van de persoon die zij voorheen was en dat zij momenteel, jaren na de tenlastegelegde feiten, nog altijd in volkomen isolement doorbrengt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van deze feiten doorgaans nog lange tijd psychisch lijden en de medemens niet of nauwelijks meer durven te vertrouwen.
Het is wrang te noemen dat de verdachte, die ontkent de feiten te hebben begaan, ten overstaan van het hof heeft verklaard dat het vak van prostituee “schandalig” is en dat het zich met prostituees bezighouden “het laagste van het laagste is”.
Gelet op de ernst van de feiten en al het voorgaande acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur gerechtvaardigd.
Vergelding vraagt in deze zaak om een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Maar ook andere strafdoelen worden met een dergelijke straf bereikt. Nu de verdachte geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in het kwalijke van zijn handelen, dient de straf ook om voor aanzienlijke tijd te verhinderen dat de verdachte deze feiten herhaalt. Bovendien maakt de straf anderen duidelijk dat dit soort praktijken zwaar wordt bestraft. Uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 november 2015 blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof overweegt tot slot nog het volgende.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat in de duur van de procedure bij het hof, ongeveer tweeëneenhalf jaar, niet onredelijk lang is geweest en derhalve geen overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM oplevert, gelet op de aard en de complexiteit van de zaak. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat naar aanleiding van de onderzoekswensen van de verdachte veel inspanningen zijn verricht om, deels in het buitenland verblijvende, getuigen te horen. Hierbij is naar het oordeel van het hof voorts voldoende voortvarend gehandeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
In het voorgaande ligt besloten dat geen termen aanwezig worden geacht om, als bepleit door de raadsvrouw, een lagere straf op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 475.000 en bestaat uit € 450.000 voor materiële schade en € 25.000 voor immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 345.000. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1. en 2. bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Bij het bepalen van de materiële schade gaat het hof er vanuit dat de verdachte verantwoordelijk is voor de door [slachtoffer 2] geleden schade in de periode van 1 februari 2001 tot 20 juni 2006. In deze periode is [slachtoffer 2] met regelmaat naar Polen gevlucht.
Het hof acht evenals de rechtbank aannemelijk dat zij gedurende 100 weken (minimaal) 5 dagen per week heeft gewerkt. Dat zijn 500 dagen. Het hof neemt zoals de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en de aangehaalde jurisprudentie als uitgangspunt een (minimale) dagopbrengst van € 500. Het hof waardeert aldus het deel van de door [slachtoffer 2] geleden materiële schade op een bedrag van (500 dagen x € 500 =) € 250.000.
Het hof waardeert de immateriële schade op een bedrag van € 25.000 gelet op de indringendheid van het bewezen verklaarde en de ernstige aantasting van de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde partij alsmede heeft het hof gelet op de schriftelijke nadere onderbouwing van 11 februari 2015 en 27 oktober 2015 van mr. A. Koopsen, advocaat van de benadeelde partij.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Het hof acht in de onderhavige situatie termen aanwezig de schadevergoedingsmaatregel te beperken tot het bedrag van
€ 74.000 ter gedeeltelijke vergoeding van de schade.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.000 en bestaat uit € 3.000 voor materiële schade en
€ 5.000 voor immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de gemachtigde advocaat van de benadeelde partij,
mr. A. Koopsen, naar voren gebracht dat zij in eerste aanleg een rekenfout heeft gemaakt en dat zij eigenlijk een bedrag van € 6.800 voor materiële schade had moeten vorderen. Nu zij in hoger beroep geen hoger bedrag namens de benadeelde partij kan vorderen, heeft de raadsvrouw het hof verzocht ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 6.800 op te leggen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2. bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Bij het bepalen van de materiële schade volgt het hof de berekening van de rechtbank inhoudende dat de verdachte verantwoordelijk is voor de door [slachtoffer 4] geleden schade in de periode van 12 september 2002 tot 19 november 2002 (68 dagen x € 100 per dag = € 6800). Het hof kan echter niet meer toewijzen dan het gevorderde bedrag van € 3.000.
Anders dan de rechtbank waardeert het hof de immateriële schade op een bedrag van € 2.000. Het hof heeft daarbij gelet op de schriftelijke nadere onderbouwing van 11 februari 2015 van mr. A. Koopsen, advocaat van de benadeelde partij.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Het hof acht geen termen aanwezig een eventuele rekenfout van mr. Koopsen te herstellen en ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 6.800 op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 111.200 en bestaat uit € 96.200 voor materiële schade en € 15.000 voor immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 40.000. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1. bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Bij het bepalen van de materiële schade volgt het hof de berekening van de rechtbank inhoudende dat de verdachte verantwoordelijk is voor de door [slachtoffer 1] geleden schade in de periode van 4 juli 2011 tot
9 september 2011 waarin zij (minimaal) 6 dagen per week heeft gewerkt. Dat zijn (54 dagen minus 4 dagen voor de periode in Hamburg) in totaal 50 dagen. Het hof neemt zoals de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en de aangehaalde jurisprudentie als uitgangspunt een (minimale) dagopbrengst van € 500. Het hof waardeert aldus het deel van de door [slachtoffer 1] geleden materiële schade op een bedrag van (50 dagen x € 500 =) € 25.000.
Het hof waardeert de immateriële schade op een bedrag van € 15.000, gelet op de indringendheid van het bewezen verklaarde en de ernstige aantasting van de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde partij. Het hof heeft tevens acht geslagen de schriftelijke nadere onderbouwing van deze vordering op 11 februari 2015 van mr. A. Koopsen, advocaat van de benadeelde partij.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 250a (oud), 273a (oud), 273f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 en 6 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4. primair en 4. subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1., 2., 3. en 4. meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3. bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1., 2. en 4. meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder
1. en 2. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 275.000 (tweehonderdvijfenzeventigduizend euro) bestaande uit € 250.000 (tweehonderdvijftigduizend euro) materiële schade en € 25.000 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 2] , ter zake van het onder 1. en 2. bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 74.000 (vierenzeventigduizend euro) bestaande uit € 59.000 (negenenvijftigduizend euro) materiële schade en € 15.000 (vijftienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het onder
2. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.000 (vijfduizend euro) bestaande uit € 3.000 (drieduizend euro) materiële schade en € 2.000 (tweeduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 november 2002 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 november 2002 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 4] , ter zake van het onder 2. bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.000 (vijfduizend euro) bestaande uit € 3.000 (drieduizend euro) materiële schade en € 2.000 (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 november 2002 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 november 2002 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder
1. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 40.000 (veertigduizend euro) bestaande uit € 25.000 (vijfentwintigduizend euro) materiële schade en € 15.000 (vijftienduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1. bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 40.000 (veertigduizend euro) bestaande uit € 25.000 (vijfentwintigduizend euro) materiële schade en
€ 15.000 (vijftienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
235 (tweehonderdvijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van
J.K. Krijnen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 december 2015.
mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest te ondertekenen
=========================================================================
[.]