Overwegingen ten aanzien van feit 1. en feit 2.
A 1 Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en het bewijsminimum
De raadsvrouw heeft -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
[slachtoffer 2] heeft pas op 20 september 2009 aangifte gedaan tegen de verdachte wegens uitbuiting in de periode 2001 tot 2006. Zoals zij heeft verklaard is zij echter niet naar de politie gegaan omdat ze zich in een uitbuitingssituatie bevond, maar omdat ze haar zoon [kind] tegen de regels had meegenomen.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] een persoon is die graag mensen gebruikt en manipuleert.
Naast het feit dat de werkelijke reden van het doen van aangifte aanleiding geeft te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer 2] , blijkt tevens dat haar verklaringen op essentiële, door de raadsvrouw met vindplaatsen aangeduide onderdelen evident onjuist en innerlijk tegenstrijdig zijn.
De actuele tapgesprekken vanuit de PI tussen de verdachte en [slachtoffer 2] geven een compleet ander beeld.
Verzocht wordt de verklaringen van [slachtoffer 2] uit te sluiten van het bewijs gelet op de grote hoeveelheden onjuistheden en tegenstrijdigheden daarin.
Zelfs betrouwbaar geachte verklaringen van [slachtoffer 2] kunnen niet leiden tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, omdat het dossier onvoldoende objectieve bewijsmiddelen bevat die de verklaringen van [slachtoffer 2] ondersteunen en dus niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum.
Primair wordt verzocht de verdachte vrij te spreken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de bewezenverklaarde periode ten aanzien van [slachtoffer 2] te beperken tot een periode van maximaal 2 jaren.
A 2 Oordeel hof betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 2]
A 2 a. Consistentie verklaringen [slachtoffer 2]
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] op hoofdlijnen consistent en eenduidig zijn. Dat op detailniveau sprake is van enkele inconsistenties doet daaraan niet af. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [slachtoffer 2] langdurig en meermalen op indringende, soms vergaande wijze over een veelheid van gebeurtenissen in een lang tijdvak is gehoord. Bezien in dit licht, vindt het hof dat aan het ontstaan van enkele verschillen en ongerijmdheden in die verklaringen niet de gevolgtrekking dient te worden verbonden dat deze verklaringen in hun geheel onbetrouwbaar moeten worden geacht.
A 2 b. Verankering verklaringen [slachtoffer 2] in andere bewijsmiddelen
De verklaringen van [slachtoffer 2] vinden op relevante onderdelen (die niet noodzakelijkerwijs direct verband houden met het tenlastegelegde) verankering in verklaringen van getuigen, van de verdachte en in onderzoeksbevindingen van de politie.
[slachtoffer 2] heeft samengevat op 20 september 2009 verklaard (
ZD01 AH/06-AH/15), waarbij zij de verdachte zowel als [verdachte] , [verdachte] , als [verdachte] heeft aangeduid:
1. Zij kende de prostituee [getuige 2] omdat zij met haar in een club had gewerkt. Zij leerde via haar een
pooier genaamd [betrokkene 1] en de verdachte kennen.
2. Zij heeft [verdachte] negen jaar geleden voor het eerst gezien in Groningen, waar zij als
vitrineprostituee werkte. Zij bleek na drie maanden zwanger van hem te zijn.
3. Zij verbleef soms bij hem op het adres aan de [adres 1] .
4. Een vaste klant heeft kosten rond zwangerschap betaald. Het ging om dezelfde klant die later
artsenbezoeken voor haar en haar kind heeft betaald.
5. De verdachte heeft haar drie jaar geleden een document doen tekenen.
6. Haar vriendin heeft van haar moeder vernomen dat [verdachte] bij haar moeder thuis was geweest en toen was vergezeld van mannen die zeiden dat ze van de politie waren. Haar moeder heeft dat bevestigd.
Op 16 december 2009 heeft [slachtoffer 2] het volgende verklaard (
ZD01 AH/41-AH/48):
7. [verdachte] was hevig verslaafd aan cocaïne.
8. Zij is anderhalve maand na de geboorte van hun zoon [kind] weggelopen van de verdachte. Zij is naar de Poolse ambassade gevlucht en heeft een paspoort voor een maand ontvangen.
9. Dat was in maart of begin april 2002 en zij heeft toen bij haar moeder in Polen verbleven.
10. In juli 2003 verbleef haar broer [betrokkene 2] bij hun. Zij is vervolgens samen met [betrokkene 2] en [kind] naar Polen vertrokken.
11. Nadat zij in Alkmaar als prostituee had gewerkt, is zij naar Amsterdam gegaan, waar zij soms 24 uur achter elkaar werkte.
12. Zij moest bij een advocaat een papier moeten tekenen.
Op 17 december 2009 heeft [slachtoffer 2] het volgende verklaard (
ZD01 AH/41-AH/48):
13. Zij is met [verdachte] naar Polen gegaan, waar hij toen zijn tandenoperatie heeft laten doen. Haar zoon [kind] verbleef toen bij haar moeder in Polen.
13. Daarna zijn zij en de verdachte teruggekeerd naar Nederland. Vanaf die periode tot het ondertekenen van het document heeft zij dag en nacht in Amsterdam gewerkt.
Op 8 juli 2010 heeft [slachtoffer 2] het volgende verklaard (
ZD01 AH/80-AH/84):
15. Toen [kind] 2 jaar was, in 2004, heeft zij ook een paar maanden in het huis van [verdachte] aan de [adres 2] in Hilversum gewoond.
15. In het begin van die periode was een vriendin van [verdachte] , genaamd [betrokkene 3] , daar ook. Zij heeft daar ook een Turkse vrouw met een kindje gezien, welke Turkse vrouw voor [verdachte] werkte in de prostitutie.
Op 24 april 2012 heeft [slachtoffer 2] het volgende tegenover de rechter-commissaris verklaard (
RC map 2):
17. Zij heeft de verdachte in 2001 leren kennen toen hij vast zat in de gevangenis en met weekendverlof was.
17. Zij is in 2006 of 2007 meegenomen naar een advocate, waar zij een papier moest ondertekenen waardoor zij haar ouderlijk gezag over [kind] kwijtraakte.
17. Zij is steeds van [verdachte] naar Polen gevlucht.
17. Zij heeft in 2005 een tijdje in Alkmaar achter een raam gewerkt.
17. Daarna is zij in Amsterdam achter de ramen gaan werken.
17. In de ogen van de verdachte was zij het ergste, het slechtste.
17. Zij werkte in Amsterdam langer dan in Alkmaar en soms sliep zij in Amsterdam in het werkkamertje.
17. De verdachte heeft een bar geopend in Hilversum.
17. Eén van haar klanten heeft rekeningen betaald in de kraamtijd en betreffende de bevalling.
17. [verdachte] begon haar onmiddellijk te zoeken, ook in Polen waar hij zei dat hij haar kind mee zou nemen.
17. Zij werkte in 2005 of 2006 in Amsterdam; gedurende enige tijd zeven dagen in de week.
17. [verdachte] heeft gouden sieraden beleend in Amsterdam.
17. Zij had eerder verklaard over een mishandeling van een meisje dat bij haar schouder behoorlijk was verwond. Het ging om een meisje uit Roemenië dat op straat werkte.
Op 21 oktober 2015 heeft [slachtoffer 2] het volgende tegenover de raadsheer-commissaris verklaard (
groene dossiermap raadsheer-commissaris):
30. Zij blijft bij haar aangifte en het klopt hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard in haar zaak onder feit 1 en feit 2 (
vonnis 17 juni 2013, p. 44, 45 en 46).
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 30 maart 2011 heeft [slachtoffer 2] het volgende in haar dagboek vermeld (
AH/93):
31. [verdachte] zou na [slachtoffer 2] ene [getuige 3] hebben gehad. [getuige 3] fungeerde als dekmantel van
het vermeende café van de verdachte in Hilversum. De verdachte heeft haar verteld dat dit café op naam staan stond van [getuige 3] .
Voornoemde verklaringen van [slachtoffer 2] vinden steun in het navolgende.
(hierna zal telkens tussen ( ) worden vermeld om welke van genoemde verklaringen het gaat)
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 17 februari 2015 verklaard:
- Hij heeft [slachtoffer 2] voor het eerst ontmoet toen hij gedetineerd was en in een open kamp in Hoorn verbleef. (17)
- Hij heeft [slachtoffer 2] via [betrokkene 1] en diens vriendin [getuige 2] leren kennen. (1)
- [slachtoffer 2] en hij verbleven bij zijn vader en moeder thuis op het adres [adres 1] . (3)
- [slachtoffer 2] werd zwanger van hem en hun zoontje [kind] is op 22 februari 2002 geboren. (2)
- [slachtoffer 2] woonde tijdens haar zwangerschap bij hem in Huizen. (3)
- [slachtoffer 2] en haar broer [betrokkene 2] hebben samen een paar weken in zijn woning aan de [adres 2] in Hilversum verbleven. (10)
- [betrokkene 2] en [slachtoffer 2] zijn met [kind] naar Polen gegaan. (10)
- [kind] is een tijdje bij [slachtoffer 2] in Polen en ook bij de moeder van [slachtoffer 2] in Polen geweest. (13, 19)
- Hij heeft daar ook kort verbleven. (13)
- [kind] had een kamer op het adres aan de Delta in Huizen en heeft ook wel op de [adres 2] gewoond. (15)
- [slachtoffer 2] heeft op 20 juni 2006 een verklaring getekend waarmee hij het eenhoofdig ouderlijk gezag over [kind] heeft verkregen. (5, 12, 18)
- Hij is in Polen bij de moeder van [slachtoffer 2] en haar vriend geweest en was toen samen met twee echte politieagenten was. (6)
- Hij heeft toen gezegd dat [kind] terug moest. (26)
- Hij heeft in het verleden eenmaal cocaine gebruikt. (7)
- Het is het laagste van het laagste is om met prostituees bezig te zijn. (22)
- Hij is aan een kies behandeld. (13)
De getuige [getuige 2] heeft verklaard (
ZD01 get/51-get/58):
- Haar Poolse naam is [getuige 2] . Zij heeft vanaf 2000 tot 2003/2004 in Nederland in de prostitutie gewerkt. (1)
- De verdachte heeft via haar [slachtoffer 2] leren kennen. (1)
- [slachtoffer 2] werkte in die periode ook achter het raam in Groningen. (2)
- [slachtoffer 2] was op een gegeven moment in verwachting. (2)
- Zij heeft gedurende een korte periode in Alkmaar gewerkt en heeft daar [slachtoffer 2] getroffen. (20)
De getuige [getuige 4] heeft verklaard (
ZD01 AH/148-AH/150):
- Voorafgaand aan zijn hersenbloedingen in 2005 heeft hij fysiek contact met [slachtoffer 2] gehad. Hij gaf haar soms geld. Hij wist nog dat hij een rekening van de verloskundige voor [slachtoffer 2] heeft betaald (4, 25).
De aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard (
ZD04 AH/01)
- Zij woonde met haar dochtertje op de [adres 2] te Hilversum bij haar pooier [verdachte] , zijn echte naam is [verdachte] . Zij werkte als prostituee in Utrecht. In die woning woonde eveneens de vriendin van [verdachte] , genaamd Dilek. (16)
De aangeefster [slachtoffer 3] , geboren in Roemenië, heeft verklaard (
ZD02 AH/01-AH/06)
- Zij kwam vanuit Roemenië naar Nederland en heeft de verdachte ontmoet. Hij heeft haar geslagen en haar polsen omgedraaid en haar linker arm op haar rug gedraaid waarna later bleek dat haar linkerschouder uit de kom was. (29)
- De verdachte bracht haar naar de tippelzone en zei wat zij daar moest doen en hoeveel geld zij moest vragen. (29)
De getuige [getuige 5] heeft verklaard (
ZD01 get/47-get/50 en RC map 1):
- Zij kent [slachtoffer 2] van het werken in de
- [slachtoffer 2] werkte van 19.00 uur tot 07.00 uur. Als zij wel eens eerder kwam zag zij [slachtoffer 2] al werken en als zij weer wegging zag zij [slachtoffer 2] nog werken. Zij heeft ook wel eens geprobeerd overdag te werken; dan was [slachtoffer 2] ook aan het werk. (11, 14, 21, 23, 27)
De getuige [getuige 6] , de moeder van [slachtoffer 2] , heeft verklaard (
ZD01 get/01-get/04 en RC map 1):
- Toen haar dochter 4 of 5 maanden zwanger was, had de verdachte een pauze in zijn gevangenisstraf en hij kwam vanuit de gevangenis naar [slachtoffer 2] , die bij zijn ouders aan de Delta in Huizen woonde. (17)
- Anderhalve maand na de geboorte van haar zoon [kind] vluchtte [slachtoffer 2] voor de verdachte. Het kwam nog enkele keren voor dat [slachtoffer 2] naar Nederland terugging en opnieuw naar Polen vluchtte. (8, 9, 10, 19)
- [verdachte] is in 2009 naar haar huis in Polen gekomen in het bijzijn van twee Poolse politieagenten op zoek naar [kind] . Toen hij [kind] daar niet aantrof, zei hij tegen haar [slachtoffer 2] dood te maken als hij haar zou vinden. En ook dat hij met haar zou afrekenen als zij het kind niet zou teruggeven. (6)
In een proces-verbaal van bevindingen is weergegeven (
ZD01 AH/174):
- In de administratie van de Stadsbank van Lening over de periode 1997 tot 29 september 2009 zijn negentien verpandingen van de verdachte terug te vinden, waarbij het voornamelijk sieraden betrof. (28)
In een proces-verbaal van bevindingen is weergegeven (
ZD01 AH/91-AH/92):
- De Poolse ambassade beschikte over een dossier van [slachtoffer 2] . Zij heeft bij die ambassade op 9 april 2002 een paspoort aangevraagd voor haar kind [kind] , welk paspoort geldig was tot 9 mei 2002 en was afgegeven om terug te gaan naar Polen. (8)
In een proces-verbaal van bevindingen van 1 april 2010 is weergegeven (
ZD01 AH/145-AH/147):
- Verloskundigen van een verloskundigenpraktijk in Huizen verklaarden dat [slachtoffer 2] op 22 februari 2002 was bevallen. Zij zeiden te weten dat de verzekering van [slachtoffer 2] uiteindelijk de kosten voor medische zorg niet dekte. Zij hebben een nota en herinneringen verzonden. De heer [getuige 4] heeft de verloskundige praktijk aangegeven dat hij het bedrag zou betalen. Het bedrag werd uiteindelijk overgemaakt. (4, 25)
In een proces-verbaal van bevindingen is als verklaring van [getuige 3] weergegeven (
PD01 AH/111-AH/117 en AH/120):
- Zij heeft de verdachte [verdachte] in 2006 leren kennen. Zij heeft in [snackbar] in Hilversum gewerkt. De verdachte had op een gegeven moment het plan deze zaak over te nemen en de zaak op haar naam te zetten. Zij heeft ermee ingestemd en er zijn allerlei dingen geregeld. (24, 31)
- De frequentie van seks met de verdachte werd minder door drugsgebruik. (7)
In een geschrift, te weten een beschikking van de kantonrechter in Hilversum van 14 juli 2006 is weergegeven (
ZD 01 AH/157-AH/158):
- [verdachte] heeft bij brief van 20 juni 2006 een verklaring van [slachtoffer 2] overgelegd waaruit blijkt dat zij ermee instemt dat de verdachte alleen het gezag over de minderjarige [kind] zal uitoefenen. (5, 12, 18)
- De kantonrechter heeft de verdachte belast met het éénhoofdig gezag over de minderjarige [kind] , welke beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. (18)
Uit het voorgaande blijkt dat de verklaringen van [slachtoffer 2] op de genoemde onderdelen verankering vinden in andere bewijsmiddelen.
A 2 c. Conclusie betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 2]
De omstandigheid dat enkele getuigen bij de raadsheer commissaris of de rechter-commissaris hun eerder bij de politie afgelegde verklaringen op onderdelen afzwakten of dat zij zich niet meer alles konden herinneren, maakt niet dat niet (langer) van hun aanvankelijk bij de politie afgelegde verklaring gebruik kan worden gemaakt, temeer nu laatstgenoemde verklaringen korter na de periode waarop zij betrekking hebben zijn afgelegd en er om die reden van mag worden uitgegaan dat de herinneringen op dat moment duidelijker en gedetailleerder waren dan daarna.
De verklaringen van [slachtoffer 2] zijn volgens het hof op hoofdlijnen consistent en deze vinden ook op onderdelen verankering in andere stukken van het dossier of de verklaring van de verdachte ter terechtzitting. Het hof acht de voor de bewezenverklaring relevant te achten onderdelen hiervan voldoende betrouwbaar en zal deze bij het bewijs in aanmerking nemen. De conclusie van de raadsvrouw tot uitsluiting daarvan wordt dan ook verworpen.
De inhoud van de conversaties tussen [slachtoffer 2] en de verdachte tijdens zijn verblijf in de Penitentiaire Inrichting doet aan het voorgaande niet af. [slachtoffer 2] heeft in deze gesprekken geen afstand gedaan van haar eerdere verklaringen. Bovendien heeft zij met de verdachte een zoon, waardoor het opnemen van contact en het spreken over privéleven met laatstgenoemde niet onbegrijpelijk of onverenigbaar is met hetgeen zij eerder heeft verklaard. [slachtoffer 2] heeft hierover op 21 oktober 2015 als getuige bij de raadsheer- commissaris verklaard dat zij geen telefonisch contact met de verdachte zou hebben opgenomen, dan wel hem zou hebben opgezocht, als zij niet samen met hem een kind zou hebben gehad.
A 3 Het bewijsminimum en periode bewezenverklaring
De rechter kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend aannemen op de verklaring van één getuige op grond van het bepaalde in het tweede lid van artikel 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft.
De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de omstandigheden van het concrete geval.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] , voor zover dit de bewezenverklaarde onderdelen in de tenlastelegging betreft, kwalitatief in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Uit de bewijsmiddelen vloeit verder voort dat een langere periode dan die welke, subsidiair, door de raadsvrouw is genoemd bewezen wordt geacht.
B 1 Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft daarnaast betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op essentiële onderdelen inconsistent en in strijd met de objectieve onderzoeksgegevens zijn. Daarbij heeft de raadsvrouw een aantal (in de pleitnota weergegeven) inconsistenties genoemd. De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat [slachtoffer 1] een onbetrouwbare getuige is en heeft verzocht haar verklaringen om die reden uit te sluiten van het bewijs.
B 2 Oordeel hof betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
B 2 a. Consistentie verklaringen [slachtoffer 1]
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op hoofdlijnen consistent en eenduidig zijn. Dat op detailniveau sprake is van enkele inconsistenties doet daaraan niet af. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [slachtoffer 1] langdurig en meermalen op indringende, soms vergaande wijze over een veelheid van gebeurtenissen in een tijdvak van enkele maanden is gehoord. Aan het ontstaan van enkele verschillen en ongerijmdheden in die verklaringen dient niet de gevolgtrekking te worden verbonden dat deze verklaringen in hun geheel onbetrouwbaar moeten worden geacht.
Daarbij is nog van belang dat [slachtoffer 1] soms terughoudend is geweest met het verstrekken van voor de verdachte belastende informatie, hetgeen onder meer blijkt uit de omstandigheid dat zij niet wenste dat de verbalisanten een striem op haar pols zouden waarnemen (
AH 6/7), zodat het te minder aannemelijk is dat onzuivere motieven aan haar verklaringen ten grondslag hebben gelegen.
B 2 b. Verankering verklaringen [slachtoffer 1]
De verklaringen van [slachtoffer 1] worden op relevante onderdelen verankerd in verklaringen van getuigen, van de verdachte en onderzoeksbevindingen van de politie.
[slachtoffer 1] heeft onder meer verklaard over de volgende onderwerpen (die niet noodzakelijkerwijs direct verband houden met het tenlastegelegde):
(Opmerking hof: hierna worden indien nodig, telkens ten behoeve van de leesbaarheid en begrijpelijkheid verduidelijkingen tussen haakjes gegeven, die alle uit het dossier blijken).
1. Zij werkte in de periode van eind april 2011 tot 12 september 2011 als prostituee op het Zandpad in Utrecht.
2. [slachtoffer 1] heeft de verdachte als volgt leren kennen. [medeverdachte 1] kwam bij haar als klant. Hij sprak over een oom die vroeger meisjes had op het Zandpand. Zij vertelde dit aan [medeverdachte 2] . Hij sprak over zijn oom die in maart (2011) uit de gevangenis was gekomen. De eerste keer dat zij de verdachte zag, kwam hij bij haar thuis met de [medeverdachte 3] . (
[slachtoffer 1] 11/9/11 AH 34/54 BM Rb 11)
3. De verdachte was haar pooier. Zij moest 1000 euro per dag voor hem verdienen.
Zij was bang voor de verdachte, daarom zei ze dat die 1000 extra op zaterdag wel zou lukken. Ze mocht van de verdachte het woord geld niet sms-en
. ( [slachtoffer 1] 22/9/11 AH 55/71 BM 1 rb)
Om de zoveel uur kwamen ze geld halen. De verdachte kwam geld halen, ook weleens [medeverdachte 3] . Voordat zij naar buiten ging, kwamen ze binnen het geld al ophalen. [medeverdachte 3] zei:
geef de boodschappen aan mijn oom(=de verdachte). De verdachte zei
: ik hou er niet van als ik het moet vragen, je moet het gewoon geven. Zij verdiende goed. Het gemiddelde was 1000 euro per dag. (
[slachtoffer 1] 22/9/11 AH 55/71 BM 1 rb)
Tussen de werkzaamheden door werd geld opgehaald namens de verdachte, onder meer door [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] , die zij [medeverdachte 4] noemde, was de loopjongen van de verdachte nadat zij was teruggekeerd uit Duitsland. Hij reed in een auto met als kenteken met [kenteken] erin. [medeverdachte 4] kwam geld bij haar ophalen, dat hij aan de verdachte gaf. (
[slachtoffer 1] 26/9/11 AH 72/100 Rb BM 5)
4. Zij had veel verschillende telefoonnummers. Zij had vaak telefonisch contact met de verdachte. [verdachte] controleerde elke dag haar telefoon. Hij pakte de simkaarten of telefoon van haar af. Zij had altijd twee telefoons, zodat ze er één aan de politie kon opgeven. (
[slachtoffer 1] 26/9/11 AH 72/100 Rb BM 5)
5. De verdachte woonde aan de [adres 1] , een hoekwoning. Zij heeft daar seks met de verdachte gehad en meermalen overnacht. (
[slachtoffer 1] 22/9/11 AH 55/71 Rb BM 1)
6. Er was een ontmoeting van [slachtoffer 1] met de verdachte, de [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] bij snackbar [snackbar] in Hilversum. [slachtoffer 1] moest daar voor de verdachte aanwijzen wie op het Zandpad over hem en zijn zoon had gesproken. (
11 september 2011, AH 34/54)
7. Zij is op 20 juli 2011 door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] naar Duitsland gebracht en heeft daar in een bordeel gewerkt aan de [adres 1] in Hamburg. [medeverdachte 5] was in paniek. Hij zei dat zij teruggebracht moest worden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] kwamen haar ophalen. (
[slachtoffer 1] 5/10/2011 AH 244 e.v. RB BM 23)
8. [medeverdachte 1] heeft haar na haar verblijf in Duitsland naar een loods in Hilversum gebracht, waar zij de verdachte heeft ontmoet. De verdachte zei dat [medeverdachte 1] een boete van 10.000 euro aan hem moest betalen. Zij moest meteen daarna weer werken op het Zandpad. (
[slachtoffer 1] 5/10/2011 AH 244 e.v.; Rb BM 23)
9. [slachtoffer 1] is begin augustus 2011 bij haar woning in Hilversum belaagd door gewapende mannen. Zij werd achtervolgd door vier mannen. “De Griek” trok haar de bosjes in. Zij schrok heel erg dat hij naar haar huis kwam. Zij had op dat moment de verdachte aan de telefoon en heeft hem gezegd dat ze werd achtervolgd. De verdachte heeft de mannen in de auto gezien. Toevallig kwam de politie langs. Daarna is zij met de verdachte naar het politiebureau in Hilversum gegaan. (
RC verhoor 27 februari 2012, pagina 62)
10. Op 23 augustus 2011 was er een auto ongeluk in een door [verdachte] bestuurde auto met [slachtoffer 1] als bijrijder. Na het ongeluk moest zij koken in de woning van de verdachte in Huizen; zij had zo’n hoofdpijn. (
22/9/11 AH 55/71 Rb BM 1)
11. Op 6 september 2011 waren de verdachte en de [medeverdachte 3] bij haar. De verdachte wist dat de politie vaak bij [slachtoffer 1] langskwam. De verdachte gaf opdrachten en telkens gebeurde er dan iets. [medeverdachte 2] bond haar armen vast en zij moest op haar knieën zitten. (
[slachtoffer 1] 22/9/11 AH 55/71 Rb BM 1)
12. [medeverdachte 1] heeft haar in Groningen, waar zij in een opvanghuis verbleef, met drie andere mannen opgehaald. (
[slachtoffer 1] 10/10/11 AH 128/153)
13. [medeverdachte 1] heeft haar met andere mannen vanuit Groningen naar het huis van [medeverdachte 6] in Woerden gebracht. (
[slachtoffer 1] 10/10/11 AH 128/153)
14. [medeverdachte 1] heeft begin oktober 2011 diverse keren met [slachtoffer 1] besproken dat zij haar aangifte tegen de verdachte moest intrekken. [medeverdachte 1] ging haar overhoren over hetgeen zij tegen de politie had gezegd. Ze zei dat ze aangifte had gedaan, maar niet tegen [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zei:
Maar wel tegen mijn broer. (
[slachtoffer 1] 10/10/2011, AH 138)
[medeverdachte 1] zei:
mijn broer mijn broer mijn broer; allemaal om de verdachte. [medeverdachte 1] bracht haar terug naar Groningen. Zij moest de aangifte intrekken. Hij zei:
je gaat gewoon terug naar Groningen alsof er niks aan de hand is. Maandag belt een advocaat jou om het in te trekken.(
[slachtoffer 1] 10/10/2011, AH 135/153)
In Woerden heeft [medeverdachte 1] gesproken over [betrokkene 4] , een grote, grote jongen, gelinkt aan de verdachte. [medeverdachte 1] zei dat hij [betrokkene 4] aan de lijn had en dat deze haar zocht. (
[slachtoffer 1] RC 27 februari 2012)
Zij had [betrokkene 4] alleen maar in gezelschap gezien van de verdachte en kent niet precies zijn rol, het is een maatje van de verdachte
. ( [slachtoffer 1] 10/10/2011, AH 139)
Nadat de verdachte was aangehouden (=op 9/9/2011) heeft [medeverdachte 1] haar gezegd dat ze werd bedreigd en dat hij haar zou helpen. [medeverdachte 1] zei dat hij de verdachte elke dag sprak en dat zij elke dag dat de verdachte vastzat moest vergoeden. (
[slachtoffer 1] RC 27 februari 2012)
15. [medeverdachte 1] heeft haar met een andere man opgehaald uit het opvanghuis in Emmen. Zij had eerst [betrokkene 5] (=haar ex-man [betrokkene 5] ) gebeld en ze was helemaal overstuur. [betrokkene 5] wilde haar niet ophalen. Zij wist niet meer wie zij moest vertrouwen. Zij heeft vervolgens [medeverdachte 1] vauit Emmen gebeld en gezegd dat zij naar huis wilde. [medeverdachte 1] heeft haar opgehaald met een auto met kenteken [kenteken] . (
[slachtoffer 1] 15 oktober 2011 1e verhoor, AH 159)
15. [slachtoffer 1] moest seksuele handelingen met en voor de verdachte verrichten met pijn en letsel als gevolg.
Voornoemde verklaringen van [slachtoffer 1] vinden steun in de volgende bewijsmiddelen.
1. De getuige [getuige 7] , toezichthouder/kamerexploitant, heeft verklaard dat [slachtoffer 1] bootje 124-3 aan het Zandpad in Utrecht huurde in de periode van 28 april t/m 25 juli 2011.
(GET 26/29)
Van 25 juli tot 30 juli 2011 huurde [slachtoffer 1] bootje 135-3 aan het Zandpad. (
AH 196/197)
Van 30 juli tot en met 12 september 2011 huurde [slachtoffer 1] opnieuw bootje 124-3. (
AH 329/336)
In alle perioden heeft [slachtoffer 1] de kamer gehuurd van 20 tot 8 uur.
2. De verdachte heeft verklaard:
Ik ken de broers [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Zij zijn geen bloedverwanten, maar aanverwanten. [medeverdachte 3] belde me op. Ze wilden me spreken. Ze zeiden dat er bij een prostituee in Utrecht over mij en mijn kind werd gepraat. Ik vroeg hoe ze haar kenden. Later hoorde ik van [slachtoffer 1] dat er mensen waren geweest die zagen dat de [medeverdachte 3] haar brachten en haalden. Die mensen vroegen haar of dat pooiers waren en of dat Turken waren. Mijn eerste ontmoeting met [slachtoffer 1] was bij haar thuis in Hilversum, ik was samen met de [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] kwamen met dat verhaal en ik bedacht hoe dat kon. Ik ben gehecht aan mijn privéleven en mijn kinderen zijn heilig voor me. Kennelijk kent iemand mij en mijn gezin en gaat daarover vertellen bij een prostituee. Dat kan ik niet van me afzetten. Ik wilde weten waarom ik daar ter sprake ben gekomen.
Bij [slachtoffer 1] thuis heb ik me aan haar voorgesteld. Zij zei dat ze de betrokken personen zou kunnen herkennen. Die eerste keer was ik ongeveer een kwartiertje bij haar thuis.
(pvb verdachte ter terechtzitting in hoger beroep)
3. Medeverdachte [medeverdachte 7] heeft verklaard: de verdachte had een prostituee in Utrecht bij de boten aan het Zandpad werken. De verdachte was net vrij. (
VERD 135/145)
De verdachte kwam erachter dat [medeverdachte 5] een meisje van hem had meegenomen.
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard: hij ging eten en condooms brengen bij het meisje van de verdachte. (
VERD 372/391, BM 20 Rb)
[medeverdachte 7] heeft [slachtoffer 1] op foto 1 herkend en daarbij vermeld dat de verdachte haar pooier is. (
Bijl 20A t/m D)
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard: Ik kende [slachtoffer 1] van het Zandpad in Utrecht. Ik bracht haar eten in opdracht van de verdachte. Hij was de pooier van [slachtoffer 1] , ik was bang voor hem. [slachtoffer 1] is ontzettend bang voor de verdachte; hij is haar grootste nachtmerrie. (
VERD 71/80)
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard: [slachtoffer 1] kreeg veel dreig sms-jes van die jongens. (hij sprak daar over [medeverdachte 3] en de verdachte). [slachtoffer 1] heeft die sms-jes aan mij laten lezen :
Als je vanavond geen 1000 euro meeneemt krijg je klappenen
je moet vandaag 1000 betalen. [slachtoffer 1] leverde al het verdiende geld in bij de pooiers. (
VERD 146/172, BM 12 Rb)
Sms-berichten van 7 september 2011 vanaf 07.18 uur waarin [slachtoffer 1] vraagt of de verdachte boos is omdat ze slecht heeft gedraaid.
(ZD 06 TR/28-29)
Getuige [getuige 8] (klant [slachtoffer 1] ) heeft verklaard dat hij heeft meegemaakt dat bij [slachtoffer 1] vaak tussendoor mannen binnenkwamen. (
GET 04-06)
Bevindingen verbalisanten: op 9 september 2011 hebben zij gezien dat een man op bezoek was in het bootje van [slachtoffer 1] 124-3 aan het Zandpad in Utrecht. [slachtoffer 1] verklaarde dat dit [medeverdachte 4] was (= [medeverdachte 4] ) die zojuist haar verdiensten tot dat moment had opgehaald, 400 euro.
(AH 6/AH 122/123)
4. Getuige [getuige 9] heeft verklaard dat hij 5 verschillende 06-nummers had van [slachtoffer 1] , hij heeft haar in totaal 20 a 30 keer gezien tijdens haar werk op het Zandpad in Utrecht. De laatste tijd was [slachtoffer 1] veel met de telefoon bezig, om even een sms te beantwoorden.
(GET 07/08)
Bevindingen: [slachtoffer 1] en de verdachte hadden in de periode van 8 juli t/m 9 september 2011 in totaal 1242 telefonische contacten. (
TR 49/57)
Getuige, medewerker van Huiskamer Aanloop Prostituees Utrecht (HAP) heeft verklaard dat [slachtoffer 1] tijdens haar bezoek aan HAP op 9 augustus 2011 constant werd gebeld door ene
[verdachte], (
AH 261/ 283)
Bevindingen: bij controle van het telefoonnummer bleek dit het nummer (van [verdachte] ) te zijn van de verdachte. (
AH 261/ 283)
Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat hij op 13 juli 2011 op het Zandpad was bij [slachtoffer 1] . Zij zei dat ze dringend moest telefoneren omdat er van alles gebeurd was. Hij hoorde haar over de telefoon zeggen:
is het geregeld nu? Ze vroeg of ze veilig was en zei:
ik ben ook maar een meisje.Ze sms-te vaak. Ze had twee telefoons: één voor privé en een voor werk. (
GET 04/06)
De verdachte heeft verklaard:
De voorzitter houdt mij voor dat 1242 contacten tussen [slachtoffer 1] en mij zijn geweest in de periode van 18 juli 2011 tot en met 9 november 2011.
Ik had zelf iets van 1200 keer uitgerekend.
(pvb verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en bevindingen AH440/502)
5. De verdachte heeft verklaard dat hij in de zomer van 2011 aan de [adres 1] woonde en dat hij seks met [slachtoffer 1] heeft gehad.
Het gebeurde bij hem thuis aan de [adres 1] . Het zou kunnen dat [slachtoffer 1] bij hem in Huizen overnacht heeft. (
pvb verdachte ter terechtzitting in hoger beroep)
6. Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij in Hilversum bij de verdachte moest komen. Hij moest wachten, hij ging zijn neven halen. De neven [medeverdachte 3] hadden [slachtoffer 1] opgehaald. [medeverdachte 5] moest zeggen of [slachtoffer 1] een relatie had met [medeverdachte 1] . Hij heeft gezien dat de verdachte [slachtoffer 1] in de auto klappen gaf. (
VERD 146/172, Rb BM 12)
De verdachte heeft verklaard: [medeverdachte 5] belde me op en zei dat hij naar snackbar [snackbar] in Hilversum zou komen. Ik ging ook naar die snackbar en ik belde [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] (= [medeverdachte 2] op om met [slachtoffer 1] te komen. Zij kon dan kijken of zij [medeverdachte 5] herkende. Ik wilde weten wie over mijn kind praat bij een prostituee. Ik was daar heel kwaad over. Ik wilde weten waarom en hoezo.
Bij de snackbar was [medeverdachte 5] samen met [medeverdachte 4] , de broer van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] had ik nooit gezien. Toen kwamen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met de auto met daarin [slachtoffer 1] . Zij zei dat het [medeverdachte 5] was geweest en ze wees hem aan. Ik ging tekeer tegen [medeverdachte 5] hoe hij het in zijn hoofd haalde over mijn gezin te praten.
Ik zei tegen [slachtoffer 1] dat ik haar geloofde en dat niemand haar meer lastig zou vallen, maar dat ze niet meer met mijn neven moest bellen. Ik zei dat niemand haar meer lastig zou vallen omdat [medeverdachte 5] als klant bij haar kwam en haar lastig viel met vragen. Ik zei: “
Een man een man, een woord een woord.”
De [medeverdachte 3] schaamden zich en kwamen daarom bij mij met dat verhaal over het halen en brengen van [slachtoffer 1] naar het Zandpad. Ik bemoeide me daarmee.
(pvb verdachte ter terechtzitting in hoger beroep)
7. Medeverdachte [medeverdachte 7] heeft verklaard dat de verdachte had ontdekt dat [medeverdachte 5] een meisje van hem had meegenomen. [medeverdachte 1] heeft bemiddeld tussen de verdachte en [medeverdachte 5] . (
VERD 135/145; BIJL 18/20 en Bijl 20A t/m D)
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard dat de verdachte hem heeft bedreigd omdat hij dacht dat hij [slachtoffer 1] had meegenomen. (
VERD 146/172, BM 12 Rb)
De getuige [getuige 7] , toezichthouder/ kamerexploitant, heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op 25 juli 2011 om 20.49 uur zei dat ze was ontvoerd naar Duitsland. Ze was erg emotioneel en blokkeerde. Ze zag er slecht en moe uit. (
GET 26/29. AH 262)
Foto’s van het bordeel dat op het door [slachtoffer 1] genoemde adres aan de [adres 1] in Hamburg was gevestigd
. (AH 400/421 en AH 284 met als bijlagen foto’s van het bordeel in Hamburg)
Bevindingen: uit historische telecomgegevens van [telefoonnummer] van [medeverdachte 1] blijkt dat deze op 20 juli 2011 verschillende zendmasten in de richting van Duitsland
(ongeveer van 2 uur tot 3 uur ’s nachts) en vanuit Duitsland naar Nederland heeft aangestraald. (ongeveer van 14.154 uur tot 15.23 uur) (
AH 480/ 482)
Bevindingen: uit historische telecomgegevens van [telefoonnummer] van [medeverdachte 5] blijkt dat deze op 20 juli 2011 verschillende zendmasten in de richting van Duitsland heeft aangestraald. (
AH 481)
8. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] voor een vriend uit Duitsland heeft opgehaald. (
Verklaring [medeverdachte 1] als verdachte ttz Rb)
Bevindingen: uit historische telecomgegevens van [telefoonnummer] van [medeverdachte 1] blijkt dat deze op 23 juli 2011 verschillende zendmasten in de richting van Duitsland
heeft aangestraald. (
AH 482)
Bevindingen: uit historische telecomgegevens van [telefoonnummer] van [medeverdachte 4] blijkt dat deze op 23 juli 2011 verschillende zendmasten in de richting van Duitsland
heeft aangestraald. (
AH 483)
Bevindingen: uit historische telecomgegevens gebleken is, dat de gsm in gebruik bij de verdachte
(31-686076017), [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] op 23 juli 2011 tussen 20.53 uur en 23.00 uur alle zendmasten hebben aangestraald in dezelfde omgeving van Hilversum. Deze zendmasten staan in de nabije omgeving van de loods aan de [adres 1] . (
AH 483 en AH 487een plattegrond met genoemde zendmasten)
Bevindingen: uit de historische telecomgegevens blijkt onder meer dat in de periode van 20 juli 2011 tot en met 25 juli 2011 diverse onderlinge contacten hebben plaatsgevonden tussen de gsm- nummers van de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] (31-685381832) (
AH 484/ 496)
Op 20 juli 2011 vanaf 00.15 uur tot 1.31 uur heeft [medeverdachte 5] zes maal contact met de verdachte.
(
AH 488)
Dan volgt een groot aantal contacten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] . Op 21 juli 2011 vanaf 11.59 uur heeft de verdachte opnieuw viermaal in één uur telefonisch contact met [medeverdachte 5] . Diezelfde dag rond 15.46 uur nog driemaal.
AH 489.
Op 21 en 22 juli 2011 vele telefonische contacten tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Op 22 juli 2011 rond 12 uur en 13 uur belt de verdachte viermaal met [medeverdachte 5] . Vervolgens tot 22.25 uur veel telefonische contacten tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . [medeverdachte 1] belt op 22 juli 2011 vanaf 22.25 uur vele malen met de verdachte, afgewisseld met contacten tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] . (
AH 492)Er volgen vele contacten tussen [medeverdachte 1] en de verdachte tot 23.27 uur. Op 23 juli 2011 heeft de verdachte viermaal contact met [medeverdachte 5] . (
AH 493)Vervolgens heeft de verdachte vele malen contact met [medeverdachte 1] tot en met 25 juli 2011 23.41 uur. (
t/m AH 496)
Bovendien hebben de gsms van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] vele telefonische contacten gehad met Duitse telefoonnummers in de periode vanaf 20 juli 2011. (
AH 497/480)
Getuige verbalisant [getuige 10] heeft verklaard dat zij waar mogelijk de verklaringen van [slachtoffer 1] hebben gecontroleerd en getoetst. [slachtoffer 1] heeft bij voorbeeld heel uitvoerig verklaard over het bordeel waar zij in Duitsland zat. Zij heeft een kistje beschreven waar zij het geld in moest doen als zij een klant had gehad. Ook de plaats van dat kistje heeft zij beschreven. De getuige is in het bordeel geweest en heeft geconstateerd dat de beschrijving door [slachtoffer 1] van het bordeel en het kistje op de vierkante centimeter klopte. (
RC getuige verhoor 8 november 2012)
9. De verdachte heeft verklaard:
Toen [slachtoffer 1] belde dat ze door mensen werd achtervolgd, bleef hij aan de lijn en hoorde geschreeuw en gegil. Hij is in de auto naar Hilversum gereden. Daar zag hij een politieauto, die hij heeft aangehouden. Ze reden achter hem aan naar het huis van [slachtoffer 1] . Hij toonde zijn telefoon aan de politieagente met de door [slachtoffer 1] genoemde kentekens. Toen kwam [slachtoffer 1] uit een steeg aanlopen, ze had gras in haar haar en smeer op haar gezicht. [slachtoffer 1] zei dat ze achtervolgd was en dat ze bij haar keel gepakt en bedreigd was. De agente zei dat [slachtoffer 1] morgen aangifte moest komen doen en ze noteerde mijn nummer en gegevens.
[slachtoffer 1] zei tegen de verdachte dat een bepaalde auto in de verte leek op diegene die haar achtervolgde. Het schemerde. Hij zei haar in te stappen en ze reden naar die auto om het kenteken op te schrijven.
De verdachte wilde een pen uit het dashboardkastje pakken en zag een beweging in die auto. Het was iemand met een wapen. Hij is later met [slachtoffer 1] naar het politiebureau gegaan.
(pvb verdachte ter terechtzitting in hoger beroep)
Mutatie politie van 8 augustus 2011: als verklaring van de verdachte op genoemde datum:
mijn vriendin is aangevallen. (
Div 15/28)
10. Mutatie 23/8 2011 politie: er heeft een auto ongeluk plaatsgevonden, waarbij de inzittenden van de auto [verdachte] en [slachtoffer 1] waren. De verdachte heeft verklaard:
Mijn bijrijder had hevige pijnen in haar nek. (Div 2)
De verdachte heeft verklaard:
Het klopt dat ik een aanrijding heb gehad met [slachtoffer 1] naast me in de auto. [slachtoffer 1] had geen letsel van die aanrijding, maar ze was wel geschrokken. Nadat we in het ziekenhuis waren geweest, zijn we naar mijn huis in Huizen gegaan. (
pvb verdachte ter terechtzitting in hoger beroep)
Bevindingen verbalisanten.De verbalisanten gingen op 8 september 2011 rond 23 uur naar het Zandpad in Utrecht. Zij hadden een gesprek met [slachtoffer 1] , waarin zij haar vroegen waarom zij brede polsbandjes droeg en zagen dat [slachtoffer 1] haar polsen terugtrok. Verbalisant [getuige 11] pakte één van de polsen van [slachtoffer 1] en schoof het bandje opzij. Verbalisanten zagen een rode striem om haar pols. Onder het andere opzij geschoven polsbandje zagen de verbalisanten een lichte rode striem op de onderzijde van de pols en zij zagen tevens een donkere plek op de pols. Zij vroegen wat er was gebeurd en zagen dat [slachtoffer 1] zweeg en omlaag keek. [slachtoffer 1] zei dat zij zich zorgen maakte om haar veiligheid, zij wilde een andere keer zeker mee, maar niet op dat moment. (
AH 6/7)
Sporenonderzoek 9 september 2011: foto’s 1 tot en met 10 van [slachtoffer 1] ,
foto 1 toont bovenzijde van de polsen met huidverwonding;
Foto 2 toont de onderzijde van de polsen met huidverwonding
Foto 7 huidverkleuring linkerborst
Foto 9 huidverkleuring binnenzijde linker bovenarm. (
TR 41/48)
11. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard: hij is op 6 oktober 2011 met drie vrienden in een auto naar Groningen gegaan en heeft [slachtoffer 1] daar ontmoet. Hij heeft [slachtoffer 1] vanuit Groningen meegenomen naar een huis in de omgeving van Utrecht. (
VERD 36/41)
Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft verklaard: In oktober heeft hij het meisje in Groningen opgehaald met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] . Ze zijn naar het huis [medeverdachte 6] in Woerden gereden. Het meisje heeft verteld dat ze op het Zandpad in Utrecht had gewerkt en dat dat een rol speelde bij het feit dat ze in een opvanghuis in Groningen zat. Na twee of drie dagen is zij door anderen teruggebracht, dat zijn bekenden van [medeverdachte 1] . (
VERD 173/218)
Medeverdachte [medeverdachte 8] heeft verklaard: Hij heeft [slachtoffer 1] uit Groningen opgehaald met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] en zij hebben haar naar de woning van [medeverdachte 6] in Woerden gebracht. (
AH 234/236)
12. Op 10 en 11 september 2011 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van mensenhandel tegen de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . (
AH 15/54)
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zijn doopnaam [verdachte] is.
(pvb verdachte ter terechtzitting hoger beroep)
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard: [slachtoffer 1] heeft hem verteld dat zij aangifte had gedaan tegen [medeverdachte 3] en [verdachte] . [verdachte] is een goede vriend van hem. (
VERD 36/41)
Tapgesprek 10 oktober 2011 tussen NN (= [medeverdachte 1] ) en [slachtoffer 1] . NN vraagt hoe laat de advocaat zal bellen. Hij zal alles regelen. Alles zal goed komen. (
TAPS 4/5)
Tapgesprek 10 oktober 2011 tussen [slachtoffer 1] (S) en [medeverdachte 1] (U).
U: morgen ga ik advocaat bellen voor jou. (..)
En ga je, met hem kun je gewoon over de telefoon praten, maak je een afspraak. (..) Kun je in ieder geval relaxed praten, maak je een afspraak, kosten zijn voor mij. (..)
S: ken je die advocaat dan?
U: is mijn advocaat man (..) die heeft [betrokkene 6] eh (..) want hij heeft toch [betrokkene 6] eh gezorgd dat ie verlof kreeg. (
TAPS 43/44)
Tapgesprek 10 oktober 2011 tussen [slachtoffer 1] (S) en [medeverdachte 1] (U).
U: heb ik echt die streek van K. nee toch? (..)
S: jij bent echt junior, je had hem zelf kunnen zijn hoor.
U: K. kan je gewoon uren aankijken zonder z’n ogen te bewegen.(..) gewoon zo echt strak weet je.
S: en hij kan je zo bang en zo kleineren alleen met die ogen van hem he? (..)
U: en dan zegt ie altijd:
fuck niet met mijweet je. (..)
S: hij weet hoe hij mensen eh
U: inpalmen
S: onder zich moet krijgen hoor, hij weet hoe hij mensen eh macht kan krijgen. (..)
U: Maar niet zo over de telefoon over praten. (
TAPS 45/50)
Tapgesprek 12/10/11 tussen [medeverdachte 1] (U) en [betrokkene 4] (Y).
Y: is er nieuws over [verdachte] ?
U: hij heeft mij nog niet gebeld, waarschijnlijk zit hij nog in beperkingen.
Y: heb je nog aan zijn vriendin gevraagd (..) wat er aan de hand is?
U: Ik heb tegen haar gezegd:
je moet die aangifte intrekken. (..)
Het is niet fatsoenlijk wat je hebt gedaan. Als ik jou zie, ik weet het niet maar ik breek je benen. Ik zei: Ga het intrekken, je moet je aangifte intrekken.(..) Het meisje is ermee bezig broer. Ik kan niet veel doen met haar anders is het niet netjes tegenover [verdachte] . (..) Ik zei tegen haar:
ga die dinges intrekken!
Dat heb ik goed tot haar verstand gebracht. Die gaat ze intrekken. Als jij nou eens komt.
Y bespreekt vervolgens vele plaatsen in Turkije waar hij is geweest.
U: Heb je geld? Heb je wat nodig? Zal ik wat overmaken?
(..) Y: Ik hoop dat onze vriend dan vrijkomt als ik er ben.
(..)Y: Zonde zeg! De man was net vrijgekomen en nu zit hij alweer vast.
(..) U: mijn andere telefoon gaat over, we bellen elkaar nog wel. (
TAPS 6/7)
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft over dit telefoongesprek met [betrokkene 4] verklaard : dat is gegaan in Woerden, op dezelfde dag, klopt dat of niet? Dat is dezelfde dag gebeurd.
(VERD 36/41, met als bijlage het tapgesprek van 12/10/11 tussen [medeverdachte 1] (U) en [betrokkene 4] (Y)); (VERD 42/43 is conform TAPS 6/7)
13. Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] met [medeverdachte 1] heeft opgehaald uit Emmen. Zij reden in de Ford van [medeverdachte 4] . Hij voelt zich gebruikt door [medeverdachte 1] . (
VERD 255/306)
Observatie 12 oktober 2011. Perceel [adres 1] in Emmen (=de woning waar [slachtoffer 1] verbleef) is onder observatie genomen. Observanten zagen rond 11.39 uur een Ford met kenteken [kenteken] rijden met een bestuurder (NN1) en een bijrijder (NN2). Gezien werd dat een vrouw uit de woning kwam en achterin de Ford plaatsnam. De vrouw werd naar Hilversum gebracht en zij ging perceel [adres 1] binnen. (
OBS 4/7)
Tapgesprek 12 oktober 2011 tussen [slachtoffer 1] en NN (= [medeverdachte 1] )
NN vraagt waar zij is.
[slachtoffer 1] zegt dat ze in Emmen is. Ze heeft aangifte gedaan en nu zit ze als het ware vast. Het lijkt wel een gevangenis. Ze brachten haar weg, zij zat alleen maar te huilen. Zij vindt hen (=de politie) wel lief, maar twijfelt aan hun werkwijze. Ze voelt zich alleen, ze wil naar huis, ze wil zich kunnen wassen, haar eigen spullen hebben. Ze wil uitzoeken wat haar huurachterstand is.
NN zegt dat hij haar morgen komt ophalen en dat het goed komt.
[slachtoffer 1] vraagt of NN nieuws heeft over die twee andere mongolen.
NN zegt dat hij een rode strik om haar heen doet en haar dan aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] geeft.
[slachtoffer 1] wil dat niet, zij vindt het geen leuke grap. Ze heeft ook aangifte tegen hen gedaan, ze heeft alles over hen verteld. (
TAPS 11/14)
Tapgesprek 12 oktober 2011 tussen [slachtoffer 1] en NN. (= [medeverdachte 1] )
[slachtoffer 1] : Alsjeblieft haal me ik wil weg.
NN: waarom ik? Ik heb echt zin om je gewoon eentje te geven (..) waarom luister je nooit naar mij? (..) Morgen ga ik jou zowiezo een lesje geven. (
TAPS 09)
Tapgesprek 12 oktober 2011 tussen [slachtoffer 1] (S) en [medeverdachte 1] (U).
U: Ik kom daar zo meteen met iemand (..) dat zie je wel schatje.
S: nee nee nee nee maak mij nu niet bang. (..)
U: nee, niet [medeverdachte 3] , is gewoon eh.. die man is mijn bodyguard, soort van bodyguard.
S: toch niet [betrokkene 4] he?
U: [betrokkene 4] komt maandag. (..) misschien neem ik [verdachte] wel mee. (..) Hij gaat gelijk tegen jou zeggen [slachtoffer 1] , jou ga ik levend begraven. (..)
S: wat gebeurt er met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ?
U: luister, als jij die vraag nog een keer aan mij vraagt [slachtoffer 1] , dan kom ik daar heen en ga ik jou pingpongen in jouw eigen huis.
S: Maar ik werk toch mee? (..)
U: met wat werk jij mee dan? (..)
(..)
S: ik heb alles op slot (..) [medeverdachte 3] had als eerste een sleutel. (..) [verdachte] had hem ook. (..) de politie heeft mijn huissleutels gevonden bij [verdachte] .
U: (..) of hij heeft hem weggegooid.
S: dat hoop ik, maar waarom zou hij een sleutel van mijn huis weggooien?
U: ja, dat zij allemaal bewijsmaterialen he?
(..)
U: Hou je alsjeblieft aan de regels, ja?
S: Ik hou me aan de regels.
U: echt schat echt, ik zeg nogmaals: ik wil je geen pijn doen. (..) ik heb geen zin om jouw mooie hartje te breken (..) je hebt al zoveel meegemaakt. (..) Ik wil jou niet in die fase laten komen, maar ja, het ligt allemaal in jouw handen schat.
(..)
S: denk je dat [verdachte] boos op jou gaat worden?
U: nee, ik denk dat hij trots op mij gaat worden (..) omdat ik zijn, tussen haakjes, zijn vriendin niet aan anderen heb gegeven (..)
S: waarom moet ik dan alles tegenhouden?
U: huh
S: waarom moet ik dan alles tegenhouden?
U: je weet toch, dat moet je niet meer door de telefoon zeggen ja. (..) want dat kan tegen mij of tegen jou gebruikt worden.
S: hoe bedoel je?
U: wat jij nog net zei dan tegen ons allebei gebruikt worden, begrijp je? (..)
U: als jij mij naait dan is het einde van de wereld.(..)
U zegt dat ze het bed moet verschonen en herinneringen moet weggooien.
[slachtoffer 1] zegt dat ze zowiezo alles van [verdachte] heeft weggegooid. (
TAPS 15/24)
Tapgesprek 12 oktober 2011 tussen [slachtoffer 1] (S) en [medeverdachte 1] (U).
U: Hoe bedoel je, wat zeg je nou allemaal, als je dat niet wil? Heb je nou dingen te willen schat? Ik moet jou beschermen maar je hebt dingen te willen? (
TAPS 25)
14. Tergooi ziekenhuis, waar de arts heeft verklaard dat hij nog nooit zulke wondjes had gezien. [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij seks moest hebben met 20 Turkse mannen. Deze wondjes gingen weer open door seksueel contact. (
AH 241/242)
Bevindingen geneeskundige verklaring Universitair Medisch Centrum Utrecht 1/12/2011: Na onderzoek blijkt sprake te zijn van een forse bekkenbodem hypertonie die ten grondslag kan liggen aan de buikklachten. De klachten zouden zijn ontstaan vanaf maart 2011. [slachtoffer 1] heeft in het UMCU gezegd dat zij sinds januari 2011 onder dwang werkte als prostituee.
(AH 339/345)
B 2 c. Conclusie betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn volgens het hof op hoofdlijnen consistent en deze vinden ook op onderdelen verankering in andere stukken van het dossier, objectieve onderzoeksgegevens, of de verklaring van de verdachte ter terechtzitting. Het hof acht de voor de bewezenverklaring relevant te achten onderdelen hiervan voldoende betrouwbaar en zal deze bij het bewijs in aanmerking nemen. De conclusie van de raadsvrouw tot uitsluiting daarvan wordt dan ook verworpen.
C Overwegingen ten aanzien van de zaak met betrekking tot [slachtoffer 3]
De raadsvrouw heeft bepleit de verklaring van [slachtoffer 3] van 11 juli 2012 uit te sluiten van het bewijs, nu deze verklaring in het kader van het rechtshulpverzoek van Nederland aan Roemenië buiten de aanwezigheid van de toenmalige raadsman van de verdachte heeft plaatsgevonden.
Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd dat de verklaring van [slachtoffer 3] onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het door de rechtbank gebezigde proces-verbaal van de verbalisant [getuige 13] (
ZD02 AH/09-AH/17)kan wat betreft waargenomen emoties bij de aangeefster in beginsel niet als steunbewijs worden gebruikt.
De rechtbank is er vanuit gegaan, zonder dat dit uit het proces-verbaal blijkt, dat het gedeelte tussen haakjes
“(bult boven op haar hoofd en blauwe plekken bij linkeroog)”een waarneming van de verbalisant is.
Het proces-verbaal van [getuige 13] vormt evenmin een ondersteuning voor de essentiële bestanddelen van mensenhandel.
De rechtbank heeft de gebezigde verklaring van [slachtoffer 2] van 16 december 2009 (
ZD02 AH/22) gedenatureerd door een andere betekenis aan die verklaring te geven op het punt van “
de periode maart/april”en ene
“ [slachtoffer 3] uit Litouwen”. Bovendien biedt die verklaring enkel ondersteuning voor een vermeende mishandeling maar niet voor mensenhandel.
Uit de door de rechtbank gebruikte letselverklaring van 6 februari 2013 (
ZD02 AH/37) blijkt niet de oorzaak van het feit dat de linkerschouder van [slachtoffer 3] uit de kom was en deze vormt dus geen direct bewijs voor mensenhandel.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende ondersteuning is voor de feitelijkheden/bestanddelen die specifiek zijn voor mensenhandel.
Primair heeft de raadsvrouw verzocht de verdachte vrij te spreken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de bewezenverklaarde periode ten aanzien van [slachtoffer 3] te beperken tot een periode van 25 juli 2002 tot en met 18 augustus 2002.
C 2 Oordeel hof
Het hof laat het verweer met betrekking tot bewijsuitsluiting van de verklaring van 11 juli 2012 van [slachtoffer 3] onbesproken, nu het deze verklaring van [slachtoffer 3] niet voor het bewijs zal gebruiken.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de te gebruiken bewijsmiddelen voldoende dragend zijn voor de bewezenverklaring ten aanzien van feit 2 voor zover dit betrekking heeft op [slachtoffer 3] .
Hierbij is van belang dat [slachtoffer 3] consistent in voor de verdachte belastende zin heeft verklaard.
Haar verklaringen vinden daarenboven op voor de bewezenverklaring relevante onderdelen voldoende steun in te bezigen bewijsmiddelen.
In het bijzonder wordt daarbij het volgende van belang geacht.
De uit Roemenie afkomstige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat de verdachte haar linkerarm op haar rug heeft gedraaid, dat dit veel pijn deed en dat haar linkerschouder daarna uit de kom was. Ook verklaarde zij dat zij naar de tippelzone in Amsterdam werd gebracht en de dag voor haar verklaring (
het hof begrijpt: 18 augustus 2002) door de verdachte tegen het hoofd geslagen is, dat zij met hem in de auto mee moest en dat zij tenslotte de auto is uitgerend (
ZD02, AH/01-AH/06)
Het vorenstaande wordt bevestigd door de volgende bewijsmiddelen:
a. [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat ene
[slachtoffer 3]een gebroken linkerschouder heeft gehad doordat [verdachte] haar zo hard had geslagen dat zij voor verzorging naar het hospitaal is geweest (
ZD, 02 AH/18-AH/25) Later heeft zij bij de rechter commissaris verklaard dat het ging om een meisje uit Roemenië dat op straat werkte, dat bij haar schouder behoorlijk was verwond (
verhoor rechter commissaris van 24 april 2012)
b. De verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof verklaard dat hij [slachtoffer 3] noemde.
c. Blijkens een letselverklaring van 4 juli 2002 heeft [slachtoffer 3] op 4 juli 2002 het toenmalige ziekenhuis Gooi Noord bezocht met een linker schouder die uit de kom was (
ZD02, AH/37).
d. De verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof verklaard dat de schouder van [slachtoffer 3] uit de kom was geraakt en hij met haar naar het ziekenhuis is gegaan.
d. Verbalisant [getuige 13] nam waar dat [slachtoffer 3] uit de rijdende auto van de verdachte sprong, zeer hard gilde en dat zij blootsvoets naar de verbalisanten toerende. [slachtoffer 3] ging meteen achter een van de verbalisanten staan. De verbalisanten hebben in het proces-verbaal opgemerkt: (
bult boven op haar hoofd en blauwe plekken bij linkeroog.)
Het hof merkt naar aanleiding van het hierboven onder C2 a. aangehaalde nog het volgende op:
[slachtoffer 2] heeft aanvankelijk verklaard over “
[slachtoffer 3] uit Litouwen”. In een later stadium heeft zij echter verklaard dat het bedoelde meisje uit Roemenië kwam. Dat het om hetzelfde meisje, dus [slachtoffer 3] (= volgens de verdachte [slachtoffer 3] ) ging, leidt het hof af uit de vraagstelling van de rechter-commissaris waarbij uitdrukkelijk aan de eerder afgelegde verklaring van [slachtoffer 2] is gerefereerd.
Naar aanleiding van het hierboven onder C2 e. aangehaalde merkt het hof nog het volgende op:
Hoewel dit niet expliciet is vermeld gaat het hof er, evenals de rechtbank, van uit dat de omschrijving van het letsel niet de verklaring van [slachtoffer 3] betreft maar de waarnemingen van verbalisant. Het hof acht het uiterst onwaarschijnlijk dat de verbalisanten dergelijke zichtbare verwondingen zouden hebben vermeld als zij deze niet zelf zouden hebben waargenomen, te minder waarschijnlijk gezien de weergave in het proces-verbaal. Het plaatsen van haakjes (
bult boven op haar hoofd en blauwe plekken bij linkeroog)ligt niet in de rede als dit de weergave van de verklaring van [slachtoffer 3] zou betreffen, aangezien deze in de daaraan voorafgaande tekst zonder deze leestekens is vermeld.
De hierboven onder C2 d. vermelde bevinding van verbalisant [getuige 13] wordt bevestigd door de verklaring van de verdachte ter terechtzitting bij het hof inhoudende dat [slachtoffer 3] uit de auto is gesprongen waar de politie bij was.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Daarbij wordt opgemerkt dat het proces-verbaal van [getuige 13] voor het bewijs kan worden gebruikt. De verdediging is in verband met zijn arbeidsongeschiktheid weliswaar niet in de gelegenheid geweest deze verbalisant te doen ondervragen, maar het bewijs steunt niet alleen of in beslissende mate op diens verklaring.
D Overwegingen ten aanzien van de zaak met betrekking tot [slachtoffer 4]
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaring van [slachtoffer 4] onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De door de rechtbank gebruikte verklaring van de verdachte van 19 november 2002 houdt enkel in dat [slachtoffer 4] een prostituee is en sinds september 2002 bij hem woont. Dit zegt niets over een vermeende uitbuitingssituatie.
De door de rechtbank gebruikte verklaring van [betrokkene 3] van 19 november 2002, van wie de verdediging formeel geen afstand heeft gedaan, ziet slechts op het door de verdachte vernietigen van een SIM-kaart en is voor het overige ontlastend voor de verdachte.
De door de rechtbank gebruikte verklaring van [slachtoffer 2] van 8 juli 2010 is onvoldoende concreet en specifiek. Uit het dossier blijkt niet waar [slachtoffer 2] de informatie dat [slachtoffer 4] voor de verdachte zou werken vandaan heeft. De politie heeft geen enkele verduidelijkingsvraag gesteld. Opvallend is dat [slachtoffer 4] op een haar door de verbalisanten getoonde foto [slachtoffer 2] niet heeft herkend.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende ondersteuning is voor de feitelijkheden/bestanddelen die specifiek zijn voor mensenhandel en heeft verzocht de verdachte vrij te spreken.
D 2 Oproepen getuige [betrokkene 3]
De opdracht van het hof aan de raadsheer-commissaris in februari 2015 luidde te trachten [betrokkene 3] te traceren in Turkije.
Het hof leidt uit het proces-verbaal van bevindingen van de raadsheer-commissaris van 19 november 2015 af dat veel inspanningen zijn geleverd om de getuige [betrokkene 3] in Turkije te traceren om haar te kunnen (doen) horen, zonder dat dit resultaat heeft gehad.
Het hof leidt uit evengenoemd proces-verbaal voorts af dat niet aannemelijk is dat hiervoor op korte termijn wel aanknopingspunten kunnen worden gevonden. In het dossier zijn evenmin aanknopingspunten te vinden voor het huidige adres van [betrokkene 3] .
Gelet daarop is het hof van oordeel dat onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn (ter zitting) zal verschijnen.
Het hof ziet dan ook af van een hernieuwde oproeping van de getuige [betrokkene 3] .
D 3 Gebruik verklaring [betrokkene 3] bij de politie
Het hof is van oordeel dat de verklaring van [betrokkene 3] bij de politie voor het bewijs kan worden gebezigd, aangezien het bewijs niet alleen of in beslissende mate op haar verklaring steunt.
D 4 Nadere opmerkingen ten aanzien van bewezenverklaring in de zaak [slachtoffer 4] .
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 4] voldoende steun vindt in de door het hof te gebruiken bewijsmiddelen.
Daarbij merkt het hof naar aanleiding van het verweer van de raadsvrouw nog op, dat de mededeling van de verdachte bij de politie dat [slachtoffer 4] een hoer is die bij hem woont (
AH/12)een kwalitatief relevante ondersteuning vormt voor de verklaringen van [slachtoffer 4] over haar werkzaamheden als prostituee en haar woonsituatie (
Get/01).
Ditzelfde geldt voor de verklaring van [betrokkene 3] die onder meer de verklaring van [slachtoffer 4] heeft bevestigd voor zover dit de aanwezigheid van [slachtoffer 4] op 19 november 2002 in de woning van de verdachte betreft en voor zover dit betreft het kapotmaken van de simkaart van [slachtoffer 4] hetgeen niet als een ondergeschikt detail in haar verklaring kan worden aangemerkt. Dit laatste heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd.
Ten aanzien van de verklaring van getuige [slachtoffer 2] overweegt het hof nog dat -zo het al is dat de politie geen verduidelijkingsvragen heeft gesteld- de raadsvrouw in de gelegenheid is geweest de getuige [slachtoffer 2] tijdens haar verhoren vragen te stellen.
Bewezen verklaarde perioden
Met betrekking tot de hieronder in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ bewezen verklaarde feiten 1 en 2 acht het hof de volgende perioden per slachtoffer bewezen:
- ten aanzien van [slachtoffer 2] : 1 februari 2001 tot 20 juni 2006
- ten aanzien van [slachtoffer 1] : 4 juli 2011 tot en met 9 september 2011
- ten aanzien van [slachtoffer 4] : 12 september 2002 tot en met 19 november 2002
- ten aanzien van [slachtoffer 3] : 1 juni 2002 tot en met 18 augustus 2002.