ECLI:NL:GHAMS:2015:5184

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
200.152.380/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over weigering van declaratie en onwaardige handelswijze

In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen notaris mr. [naam] over de weigering om een declaratie te verstrekken voor een gewaarmerkt afschrift van het testament van erflater. Klager, die niet in het testament is genoemd, heeft de notaris verzocht om inzage en een kopie van het testament na het overlijden van erflater op 8 juli 2013. De notaris vroeg hiervoor een bedrag van € 347,50, maar heeft later kosteloos een kopie aan een andere notaris verstrekt. Klager heeft de notaris meerdere keren verzocht om een declaratie, maar de notaris weigerde dit en stelde dat klager niet bereid was te betalen. Klager verwijt de notaris dat hij zijn financiële belangen boven die van klager heeft gesteld en dat hij onterecht de afgifte van de declaratie heeft geweigerd. De kamer voor het notariaat heeft de klacht deels gegrond verklaard en de notaris een waarschuwing opgelegd. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de notaris onterecht de afgifte van de declaratie heeft geweigerd, maar dat zijn handelswijze niet onwaardig was. De maatregel van waarschuwing wordt als passend beschouwd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.152.380/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2013/157
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 december 2015
inzake
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
appellant,
tegen
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. [naam] te [plaats] .

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de notaris) heeft op 15 juli 2014 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 18 juni 2014 (ECLI:NL:TNORARL:2014:53). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klager) deels gegrond verklaard en aan de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd
.
1.2.
Op 23 juli 2014 heeft het hof een aanvullend beroepschrift van de notaris ontvangen.
1.3.
Klager heeft op 20 augustus 2014 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 28 september 2015. De notaris en klager, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De notaris heeft op 23 december 2012 een testament gepasseerd voor de oom van klager (hierna: erflater), destijds 80 jaar oud. In dit testament heeft erflater een 27-jarige vrouw tot zijn enige erfgenaam benoemd. Klager noch enig ander familielid is in het testament genoemd.
3.2.2.
Erflater is op 8 juli 2013 overleden.
3.2.3.
Zowel klager als kandidaat-notaris mr. [X] en notaris mr. [Y] (beiden benaderd door klager) hebben de notaris na het overlijden van erflater in juli 2013 verzocht om inzage in het testament van erflater en verstrekking van een kopie. De notaris heeft klager laten weten hiervoor een bedrag van € 347,50 inclusief BTW in rekening te brengen.
3.2.4.
In diezelfde maand heeft de notaris aan notaris [Y] kosteloos een kopie van het testament van erflater verstrekt (met zwartmaking van het adres van de erfgenaam).
3.2.5.
Bij brief van 29 juli 2013 heeft de gemachtigde van klager, werkzaam bij [rechtsbijstandsverzekeraar] , de notaris onder meer het volgende bericht:
“(..) Cliënt heeft een kopie van het testament mogen ontvangen. Hoewel contrecoeur kan cliënt niet anders dan berusten in het testament. Desondanks roept het testament wel de nodige vragen op, reden waarom ik mij tot u wend.
Het testament vermeldt rechts bovenaan “eerste en laatste blad”. Er staan echter geen handtekeningen onder het testament. Ook blijkt niet dat het een gewaarmerkt afschrift is gelijk aan het origineel. Ik ontvang graag alsnog een gewaarmerkt afschrift van u, voorzien van handtekeningen
(..)”
Erflater heeft alle uiterste wilsbeschikkingen die zijn gemaakt vóór het voornoemde testament herroepen. Echter met uitzondering van de door erflater gemaakte codicillen. Het is mijn cliënt bekend dat erflater bij codicil een aantal “familiegoederen” aan cliënt en andere familieleden heeft nagelaten. (..) Cliënt wil daarom meer weten over deze codicillen. Ik verzoek u daarom vriendelijk mij hierover nader te informeren. (..)”
3.2.6.
Op 1 augustus 2013 heeft de notaris per e-mail geantwoord:
“Ik heb al teveel tijd aan uw cliënt besteed die hij niet wenst te betalen.
Hij kan tegen vooraf overmaking van € 90,75 (..) een gewaarmerkt uittreksel van het testament afhalen tegen overlegging van legitimatie. Het beantwoorden van uw brief gaat tegen een uurtarief van 217,30, incl. kantoorkosten, excl. btw met een minimum van 150,00 excl. btw. Na betaling van een voorschot van 181,50 zal ik op uw brief reageren.”
3.2.7.
Bij brief van 29 augustus 2013 heeft de gemachtigde van klager de notaris onder meer meegedeeld:
“Als een gewaarmerkt afschrift van het testament € 90,75 kost dan wil ik dat graag aan u betalen. Ik zie het afschrift graag op korte termijn tegemoet.
Wat de codicillen betreft, mijn vraag is of die er zijn de ja of de neen, uiteraard voor zover bij u bekend.”
3.2.8.
Bij brief van 3 september 2013 heeft de gemachtigde van klager de notaris onder meer meegedeeld:
“Ik kan voornoemd bedrag echter alleen aan u overmaken wanneer ik over een declaratie beschik. Ik verzoek u daarom om aan mij een declaratie te doen toekomen ten bedrage van
€ 90,75. Ik ga er dan vanuit dat u na ontvangst van dit bedrag het gewaarmerkte afschrift van het testament per omgaande aan mij doet toekomen.”
Bij brief van 18 september 2013 heeft de gemachtigde van klager de notaris een herinnering gezonden.
3.2.9.
De notaris heeft bij e-mail van 20 september 2013 aan de gemachtigde van klager het volgende medegedeeld:
“Het lijkt wel alsof u niet kunt lezen. In mijn mail van 1 augustus geef ik aan onder welke condities een afschrift kan worden verkregen. Ik kreeg ook nog geen excuses voor uw onbehoorlijk gedrag jegens mij. Ik wens over dit onderwerp geen post/mail van u meer te ontvangen. Mocht u dat wel doen dan zal ik u mijn tijd in rekening brengen, als gemeld in mijn mail van 1 augustus.”

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de notaris het volgende.
i. De notaris heeft ten onrechte geweigerd een declaratie te verstrekken (met als gevolg dat klager nog altijd niet beschikt over een gewaarmerkt afschrift van het testament van erflater).
ii. De notaris heeft gehandeld op een wijze die een notaris onwaardig is. Hij heeft zijn financiële belang laten prevaleren boven het belang van klager.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klachtonderdeel i.
6.1.
Met de kamer is het hof van oordeel dat er voor de notaris geen gegronde reden was afgifte van een declaratie te weigeren, in aanmerking genomen dat de notaris om betaling vooraf had gevraagd en de gemachtigde van klager, werkzaam bij een rechtsbijstandsverzekeraar, schriftelijk aan de notaris had verklaard bereid te zijn het gevraagde bedrag te betalen. Door afgifte toch te weigeren heeft de notaris onnodig een patstelling laten ontstaan, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Wat de weigering met ondernemerschap te maken heeft, vermag het hof niet in te zien omdat de notaris geen reden had te veronderstellen dat de rechtsbijstandsverzekeraar de declaratie niet zou voldoen. Het verweer van de notaris dat de kamer hem halsstarrigheid verwijt maar eraan voorbijgaat dat klager eveneens halsstarrig is, vormt evenmin een rechtvaardiging voor zijn handelwijze. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een ander oordeel rechtvaardigen. De kamer heeft dit klachtonderdeel terecht gegrond verklaard.
Klachtonderdeel ii.
6.2.
Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel verenigt het hof zich met het oordeel van de kamer, inhoudende dat op basis van de voorliggende informatie niet kan worden geoordeeld dat de notaris heeft gehandeld op een wijze die een notaris onwaardig is. De toonzetting van de notaris is niet altijd hoffelijk en constructief geweest, maar dat is onvoldoende voor een tuchtrechtelijk verwijt. Dit klachtonderdeel heeft de kamer dan ook terecht ongegrond verklaard.
Maatregel
6.3.
Het hof acht de door de kamer opgelegde maatregel van waarschuwing passend en geboden.
6.4.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, C.H.M. van Altena en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2015 door de rolraadsheer.