ECLI:NL:GHAMS:2015:5176

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
200.165.336/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van Infomap en Sociaal Plan bij beëindiging arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de kantonrechter de vordering van [appellant] tot betaling van een extra uitkering op grond van de Infomap heeft afgewezen. [appellant] was in dienst bij [geïntimeerde] en zijn arbeidsovereenkomst is met wederzijds goedvinden beëindigd. Hij claimde recht te hebben op een extra uitkering van twee maandsalarissen, zoals vermeld in de Infomap, naast de vergoedingen die voortvloeiden uit het Sociaal Plan. De kantonrechter oordeelde dat de Infomap als minimumregeling moet worden beschouwd en dat [appellant] geen recht had op de extra vergoeding omdat de vergoeding uit het Sociaal Plan deze minimumregeling overstijgt.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn grieven ingediend, waarin hij betoogt dat de kantonrechter de kern van het geschil verkeerd heeft geformuleerd en dat de Infomap niet als een minimumregeling kan worden aangemerkt. Het hof heeft de grieven van [appellant] gehonoreerd en geoordeeld dat de Infomap en het Sociaal Plan naast elkaar bestaan. Het hof concludeert dat [appellant] recht heeft op de extra uitkering van twee maandsalarissen, omdat hij voldoet aan de voorwaarden van de Infomap. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van [appellant] toe, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding in eerste aanleg. Tevens wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.165.336/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 3196070 \ CV EXPL 14-3065 (H.K.)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 december 2015
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J.P. Boot te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. K. Wiersma te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 4 februari 2015, gevolgd door herstelexploten van 6 februari 2015 en 10 maart 2015, in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter), van 5 november 2014, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 23 oktober 2015 doen bepleiten door hun in de kop van dit arrest genoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft, zakelijk weergegeven en naar het hof begrijpt, geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van € 6.189,40, alsmede buitengerechtelijke kosten berekend conform de staffel kantonrechters van de Commissie Voorwerk II, genoemde bedragen vermeerderd met wettelijke rente, alles met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.6 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. [appellant] heeft in
grief Iaangevoerd dat de kantonrechter heeft verzuimd om onder de feiten te vermelden de onder 3.2 tot en met 3.7 van de memorie van grieven genoemde omstandigheden, alle betrekking hebbend op de sluiting van de vestiging Hoorn van [geïntimeerde] . Deze grief wordt verworpen. De rechtbank heeft de door [appellant] gestelde feiten terecht niet relevant geacht voor de beoordeling van het geschil. Voor het overige bestaat over de door de kantonrechter vastgestelde feiten geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.2
[appellant] , geboren op 18 april 1960, is op 5 oktober 1981 bij (een rechtsvoorganger van) [geïntimeerde] in dienst getreden en was laatstelijk werkzaam in de vestiging Hoorn in de functie van productie cel-leider, tegen een salaris van laatstelijk € 2.782,- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. De arbeidsovereenkomst is met wederzijds goedvinden geëindigd per 30 april 2013.
2.3
Op de arbeidsovereenkomst met [appellant] was van toepassing een zogenoemde Infomap. Daarin is onder andere het volgende bepaald:
"EXTRA UITKERINGEN
(…)
Bij 12½-jarig dienstverband: ¼ maandsalaris bruto
Bij 25-jarig dienstverband: 1 maandsalaris bruto/netto + bloemstuk
Bij 40-jarig dienstverband: 1 maandsalaris bruto + 1 maandsalaris netto + bloemstuk
(…)
Bij pensionering, VUT of 100% afkeuring en bij beëindiging dienstverband met wederzijds goedvinden:
Bij 12½ - 30 jarig dienstverband: 1 maand salaris bruto
Bij 30 en meerjarig dienstverband: 2 maanden salaris bruto
De berekening en uitkering hiervan vindt plaats via de salarisstrook bij de laatste afrekening na uitdiensttreding.”
2.4
[geïntimeerde] is in verband met de door [geïntimeerde] voorgenomen sluiting van de vestiging Hoorn met FNV Bondgenoten een Sociaal Plan overeengekomen (verder: het Sociaal Plan), met een looptijd van 1 december 2012 tot 1 december 2015. Daarin is vermeld dat de werknemer bij beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst recht heeft op een beëindigingsvergoeding (‘vergoeding’) overeenkomstig de kantonrechtersformule en is verder onder andere het volgende bepaald:
4.3
Eindafrekening
Per de Einddatum stelt de Werkgever een eindafrekening op en zal de Werkgever (pro rata) uitbetaling doen van vakantiegeld en opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen. De pensioenopbouw, levensloopregeling en/of overige verzekeringen van de Werknemer via de Werkgever eindigen per de Einddatum. Dit zal door de Werkgever in de Schriftelijke Mededeling aan de Werknemer kenbaar gemaakt worden. Bij de eindafrekening worden de op de Werkgever toepasselijke CAO en infomap gevolgd.
(…)
4.9
Jubileumuitkering
De Boventallige Werknemer die voor 1 januari 2014 recht heeft op een jubileumuitkering van de Werkgever, ontvangt deze uitkering conform de geldende bedrijfs- en fiscale regels direct na beëindiging van het dienstverband bij de eindafrekening als omschreven in 4.3.
2.5
Bij het Sociaal Plan is een bijlage gevoegd waarin een concept vaststellingsovereenkomst is opgenomen. In deze concept vaststellingsovereenkomst is onder andere bepaald:

3.Vergoeding

3.1
De Werkgever betaalt een vergoeding voor de beëindiging van de Arbeidsovereenkomst en het in verband daarmee gederfde en/of te derven loon van EUR [____] bruto (de Vergoeding). Uitbetaling van de Vergoeding vindt binnen [vier] weken na de Einddatum plaats op een door de Werknemer aan te geven wijze, mits fiscaal toegestaan en zonder dat daaraan extra kosten voor de Werkgever (of een aan de Werkgever gelieerde onderneming) zijn verbonden.
3.2
In beginsel wordt de Vergoeding direct aan de Werknemer betaald nadat tijdig en correct de verschuldigde loonbelasting en/of premies volksverzekeringen zijn ingehouden.
(…)

4.Eindafrekening

4.1
Per de Einddatum stelt de Werkgever de eindafrekening op en zal de Werkgever pro rata uitbetaling doen van het vakantiegeld en de opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen. De pensioenopbouw, levensloopregeling en/of eventuele verzekeringen van de Werknemer via de Werkgever zullen per de Einddatum eindigen. Bij de eindafrekening worden de op de Werkgever toepasselijke CAO en infomap gevolgd. (…)
2.6
[geïntimeerde] en [appellant] hebben op 19 december 2012 een vaststellingsovereenkomst gesloten, overeenkomstig de bijlage bij het Sociaal Plan. Hierin is onder punt 3.1 bepaald dat [geïntimeerde] aan [appellant] een bedrag betaalt van € 132.268,90 bruto als vergoeding voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en het in verband daarmee gederfde en/of te derven loon.
2.7
[appellant] heeft aanspraak gemaakt op een extra uitkering op grond van de Infomap. Deze uitkering is gelijk aan twee maandsalarissen zijnde € 6.189,40 bruto. [geïntimeerde] heeft geweigerd hem deze uitkering te betalen.

3.Beoordeling

3.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de vordering van [appellant] tot betaling van € 6.189,40 bruto, als vergoeding overeenkomstig de Infomap, afgewezen. De kantonrechter heeft hiertoe onder andere overwogen dat de regeling in de Infomap dient te worden aangemerkt als minimumregeling, en nu de vergoeding overeenkomstig het Sociaal Plan boven deze minimumregeling uitstijgt, aan [appellant] geen extra vergoeding toekomt.
3.2
Grief IIricht zich tegen rechtsoverweging 4.2 van het bestreden vonnis, waarin de kantonrechter overweegt dat de kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of uit de bepalingen in de Infomap volgt dat bepaalde werknemers, onder wie [appellant] , bij einde dienstverband met wederzijds goedvinden recht hebben op een aanvullende vergoeding van één of twee maandsalarissen bovenop de vergoeding op grond van het Sociaal Plan, of dat de Infomap een minimumvergoeding biedt voor het geval een lagere of in het geheel geen vergoeding wordt aangeboden. De grief voert aan dat dit een gekleurde formulering van de kern van het geschil betreft. Zowel de elementen ‘minimum’ als ‘aanvullend’ zijn in de betreffende regeling in de Infomap niet te vinden. In de Infomap staat niet dat de betreffende vergoeding komt te vervallen als er een vergoeding in een sociaal plan wordt afgesproken. Van een minimumregeling is dus geen sprake. De Infomap bestaat al lang en is ruim voor de totstandkoming van het Sociaal Plan gaan gelden zodat van een aanvullende regeling van de Infomap ten opzichte van het Sociaal Plan geen sprake kan zijn, aldus de grief.
3.3
Grief IIIricht zich tegen de overwegingen 4.3 en 4.5 van het bestreden vonnis. In 4.3 staat: “Naar het oordeel van de kantonrechter dient voor de beantwoording van deze vraag (van de uitleg van de regeling in de Infomap, toevoeging hof) de volgende relevante omstandigheden in acht te worden genomen:
  • de totstandkoming van de bepaling en de partijbedoeling daarbij,
  • de letterlijke tekst van de bepaling daarbij,
  • de omstandigheid dat zowel de partijen bij het Sociaal Plan als bij de vaststellingsovereenkomst hebben bedoeld en beoogd een uitputtende regeling te treffen,
  • de gedachte achter de bepaling,
  • het feit dat de Infomap onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst van de werknemers en
  • de toepassing van de bepaling in het verleden.
De grief voert aan dat de uitleg van de regeling in de Infomap, alsmede de uitleg van het Sociaal Plan, dient te geschieden op basis van de zogenaamde cao-norm, en niet aan de hand van het Haviltex-criterium. [appellant] was, aldus de grief, geen partij bij de totstandkoming van de Infomap en het Sociaal Plan, zodat de bedoeling van de partijen die wel betrokken waren bij die totstandkoming, voor zover niet kenbaar voor [appellant] , bij de uitleg van die regelingen geen rol behoren te spelen. [geïntimeerde] verzet zich tegen deze grief en voert aan dat de Infomap op grond van een incorporatiebeding onderdeel is gaan uitmaken van de individuele arbeidsovereenkomst. Een individuele arbeidsovereenkomst dient aan de hand van het Haviltex-criterium te worden uitgelegd, aldus [geïntimeerde] . Overigens meent [geïntimeerde] dat ook wanneer de cao-norm wordt toegepast [appellant] geen aanspraak kan maken op een extra maandsalaris. [geïntimeerde] heeft de bepaling in de Infomap steeds toegepast als minimumuitkering. De achtergrond van de bepaling is dat [geïntimeerde] beoogd heeft een minimumregeling aan haar trouwe medewerkers te bieden bij het einde van het dienstverband met wederzijds goedvinden, en zowel [geïntimeerde] als [appellant] hebben, gelet op de overwegingen in de vaststellingsovereenkomst, beoogd een uitputtende regeling te treffen, aldus [geïntimeerde] .
3.4
Grief IVricht zich tegen de overwegingen van de kantonrechter onder 4.4 tot en met 4.6 waarin de kantonrechter, kort samengevat, heeft overwogen dat indien [appellant] bij het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst recht meende te hebben op genoemde extra vergoeding van een maandsalaris, zulks is terug te voeren op een gebrekkige communicatie tussen de vakbonden en de OR enerzijds, en de werknemers onder wie [appellant] anderzijds. Daarbij is van belang dat bij de onderhandelingen over het beschikbare budget door de vakbond en OR niet uitdrukkelijk en ondubbelzinnig is aangegeven dat [geïntimeerde] hierbij ook rekening moet houden met de extra vergoedingen op grond van de Infomap, aldus de kantonrechter. Verder heeft de kantonrechter overwogen dat de verwachtingen van [appellant] niet relevant zijn omdat die zijn ontstaan door een gebrek aan communicatie tussen [appellant] en de vakbond. Naar het oordeel van de kantonrechter had de vakbond gezien het budget moeten weten dat er niet meer vergoeding zou kunnen worden betaald dan de kantonrechtersformule en de vakbond en de OR hadden [geïntimeerde] moeten waarschuwen dat zij gehouden zou zijn de vergoeding uit de Infomap uit te keren als zij akkoord zou gaan met het opnemen van de Infomap in het Sociaal Plan. De grief voert aan dat [appellant] niet aanwezig was bij de betreffende onderhandelingen en dat hij dus niet wist of kon weten wat er aldaar over en weer is gezegd. Hij kon slechts afgaan op de tekst van de Infomap, alsmede de op verzoek van de werknemers in het Sociaal Plan toegevoegde bepaling dat de Infomap zou worden gerespecteerd. [geïntimeerde] verweert zich hiertegen en stelt dat zij met de vakbond onderhandelde over een sociaal plan en dat het dan aan de vakbond is om de achterban duidelijk te maken wat het resultaat van die onderhandelingen is en wat de werknemers dus kunnen verwachten.
3.5
De grieven II tot en met IV lenen zich voor gezamenlijke behandeling. [appellant] maakt aanspraak op een extra vergoeding van twee maandsalarissen op grond van de regeling in de Infomap. [geïntimeerde] verweert zich daartegen en stelt daartoe dat [appellant] een vergoeding heeft ontvangen op grond van het Sociaal Plan, dat die laatste vergoeding de vergoeding op grond van de regeling in de Infomap in omvang overstijgt, en dat dus geen recht bestaat op de extra uitkering op grond van laatstgenoemde regeling. Voor de beoordeling of [appellant] recht heeft op de door hem genoemde extra vergoeding is van belang hoe de regeling in de Infomap en die in het Sociaal Plan dienen te worden uitgelegd. [appellant] was bij de totstandkoming van beide regelingen geen partij. Beide regelingen zijn regelingen die naar hun aard bestemd zijn om in een groot aantal situaties te worden toegepast en zijn tot stand gekomen zonder dat derden zoals [appellant] op die totstandkoming invloed hebben gehad. De uitleg van die regelingen dient daarom aan de hand van de zogenaamde cao-norm plaats te vinden. Dat betekent dat als uitgangspunt voor de bepalingen van een dergelijke regeling geldt dat in beginsel de bewoordingen daarvan en eventueel van de daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op de bedoeling van de partijen die de regeling hebben getroffen, voor zover deze niet uit de bepalingen van die regeling en de toelichting kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de regeling en de toelichting zijn gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de regeling gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Dat betekent in concreto dat de bedoeling van de partijen die destijds de Infomap en nadien het Sociaal Plan hadden bij het tot stand brengen van die regelingen, voor zover niet blijkend uit de tekst en context van die regelingen, niet relevant is. Voor zover de vakbond en [geïntimeerde] bij de totstandkoming van het Sociaal Plan een bepaalde bedoeling hebben gehad, welke bedoeling niet blijkt uit de tekst en context van dat Sociaal Plan, zal het hof daarop dan ook geen acht slaan. Dat de Infomap in de arbeidsovereenkomst van toepassing is verklaard, en dat [appellant] zelf een vaststellingsovereenkomst heeft getekend waarin verwezen wordt naar de Infomap en het Sociaal Plan maakt het vorengaande niet anders. Immers, niet is gesteld dat met [appellant] zelf is onderhandeld over genoemde regelingen uit de Infomap of het Sociaal Plan.
3.6
Het hof overweegt aangaande de uitleg van de regeling in de Infomap en die in het Sociaal Plan als volgt:
- de Infomap is eerder tot stand gekomen dan het Sociaal Plan. Dat de regeling in de Infomap een aanvulling zou betreffen op die in het Sociaal Plan kan daarom niet zonder meer worden aangenomen;
- in de regeling in het Sociaal Plan staat niet dat deze mede omvat datgene waar gelet op de Infomap aanspraak op bestaat; de tekst van de regeling in het Sociaal Plan verwijst op geen enkele manier naar andere aanspraken. De tekst in het Sociaal Plan geeft daarmee geen aanleiding te veronderstellen dat de hieruit voortvloeiende aanspraak mede die andere aanspraken zou omvatten.
- de door [appellant] geclaimde vergoeding van twee maandsalarissen staat in de Infomap onder het kopje ‘Extra uitkeringen’; deze bewoordingen geven veeleer aanleiding te veronderstellen dat het om een extra uitkering gaat, dan dat deze uitkering onderdeel vormt van iets anders zoals een vergoeding op grond van het Sociaal Plan;
- in de standaard vaststellingsovereenkomst die als bijlage is gevoegd bij het Sociaal Plan, is op verzoek van de vakbond die dat heeft gedaan op aandringen van de werknemers – zo werd door [appellant] tijdens het pleidooi bij het hof onweersproken gesteld – onder het kopje ‘Eindafrekening’ toegevoegd: ‘Bij de eindafrekening worden de op de Werkgever toepasselijke cao en Infomap gevolgd’. [geïntimeerde] heeft bij haar memorie van antwoord gesteld dat zij heeft toegestemd met het opnemen van deze toevoeging in de overtuiging dat deze niet tot extra kosten voor haar zou leiden.
- de toevoeging van de passage over de toepasselijkheid van cao en Infomap onder het kopje ‘Eindafrekening’, en niet onder de daarboven gelegen alinea met het kopje ‘Vergoeding’ duidt er op dat de extra vergoeding op grond van de Infomap betrekking heeft op de eindafrekening, en niet op de (reguliere ontslag-)vergoeding. Dat de regeling met betrekking tot de extra aanspraak van twee maandsalarissen zoals opgenomen in de Infomap, onderdeel zou uitmaken van de (ontslag)vergoeding conform het Sociaal Plan, zoals [geïntimeerde] bepleit, ligt dan niet voor de hand;
- op de door [appellant] geclaimde vergoeding bestaat recht wanneer werknemers met een langdurig dienstverband met wederzijds goedvinden vertrekken. In geval van vertrek anders dan met wederzijds goedvinden, bijvoorbeeld in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, bestaat die aanspraak niet. De bepaling kan aldus worden opgevat dat [geïntimeerde] bereid is werknemers die met wederzijds goedvinden vertrekken, een extra uitkering te verstrekken;
- in onderdeel 4.9 van het Sociaal Plan is vermeld dat werknemers die na het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst maar vóór 1 januari 2014 recht hadden op een jubileumuitkering, deze jubileumuitkering toch zullen ontvangen. [geïntimeerde] voert aan dat het in het Sociaal Plan wel specifiek verwijzen naar deze jubileumuitkering, en niet naar de extra vergoeding zoals [appellant] die claimt, een uitvloeisel ervan is dat niet is bedoeld werknemers zoals [appellant] aanspraak te geven op die extra vergoeding. Het hof is van oordeel dat die conclusie niet noodzakelijkerwijs hoeft te worden getrokken, omdat onderdeel 4.9 werknemers een extra aanspraak geeft bovenop die voortvloeiend uit toepassing van de Infomap: ook wanneer zij al vóór 1 januari 2014 uit dienst gaan krijgen zij een jubileumuitkering alsof zij wel tot 1 januari 2014 in dienst zijn gebleven. Omdat deze uitkering een extra aanspraak betreft was er reden deze in het Sociaal Plan op te nemen.
- dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat partijen met die overeenkomst beoogd hebben een uitputtende, alomvattende regeling te treffen laat onverlet dat de in die vaststellingsovereenkomst genoemde elementen dienen te worden uitgevoerd.
3.7
Gelet op de hierboven genoemde omstandigheden is het hof van oordeel dat de (letterlijke) tekst van de Infomap, het Sociaal Plan en de in het Sociaal Plan opgenomen regelingen alsmede die van de concept vaststellingsovereenkomst duiden op het naast elkaar bestaan van de aanspraken op grond van de Infomap en het Sociaal Plan. De plaatsing van de regeling omtrent de Extra Uitkering op grond van de Infomap en die van de vergoeding uit hoofde van het Sociaal Plan geeft ook geen aanleiding ervan uit te gaan dat de Extra Uitkering onderdeel uitmaakt van genoemde vergoeding in het Sociaal Plan. Er is geen schriftelijke toelichting op de Infomap en/of het Sociaal Plan die een onderbouwing vormt van de door [geïntimeerde] bepleite uitleg van beide regelingen. De door [appellant] bepleite uitleg is ook op zichzelf beschouwd niet onaannemelijk en leidt anderszins evenmin tot een onaanvaardbaar resultaat. Of [geïntimeerde] met de vakbond gesproken heeft over maximaal te gebruiken budgetten is niet relevant, en evenmin of de vakbond de achterban over die budgetten heeft geïnformeerd. [geïntimeerde] heeft voorts gesteld dat het in het verleden praktijk was om bij vertrekkende werknemers naast de overeengekomen ontslagvergoeding niet ook de Extra Uitkering op grond van de Infomap toe te kennen, maar [geïntimeerde] heeft niet gesteld dat [appellant] van die praktijk op de hoogte was. Reeds om die reden kan genoemde stelling van [geïntimeerde] buiten beschouwing blijven.
3.8
Het hof is aldus van oordeel dat werknemers die voldoen aan de in de Infomap genoemde criteria, te weten een langdurig dienstverband en een beëindiging van dat dienstverband met wederzijds goedvinden, recht hebben op de in die regeling genoemde extra uitkering. Voor [appellant] betreft dat een extra vergoeding van twee maandsalarissen. Dat ‘twee maandsalarissen’ in de zin van deze regeling het door [appellant] gevorderde bedrag betreft is door [geïntimeerde] niet weersproken. De grieven II tot en met IV slagen.
3.9
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de door [appellant] gevorderde hoofdsom zal alsnog worden toegewezen. De op zichzelf niet bestreden wettelijke rente daarover wordt toegewezen vanaf de datum van dagvaarding in eerste aanleg, te weten 5 juni 2014. Tegenover de gemotiveerde betwisting van de buitengerechtelijke incassokosten heeft [appellant] zijn vordering onvoldoende onderbouwd. Dit deel van de vordering is dus ook in hoger beroep niet toewijsbaar.
3.1
[geïntimeerde] heeft geen bewijs aangeboden van feiten die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden dan hiervoor genomen.
3.11
[geïntimeerde] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van € 6.189,40 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 juni 2014;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] begroot op € 306,80 aan verschotten en € 500,- voor salaris, en in hoger beroep tot op heden op € 405,19 aan verschotten en € 1.264,- voor salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, S.F. Schütz en M.L.D. Akkaya en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 december 2015.