ECLI:NL:GHAMS:2015:515

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
23 februari 2015
Zaaknummer
200.143.236/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming, wanprestatie of onrechtmatige daad in verband met reis- en verblijfskosten voor tentoonstelling

In deze zaak gaat het om een vordering van [appellant] tegen de stichting Westfriese Flora Bovenkarspel (SWFB) en een bestuurder van de stichting, [geïntimeerde sub 2], in verband met gemaakte reis- en verblijfskosten voor de organisatie van de tentoonstelling Holland Food & Flowers in 2013. [Appellant] was van 1990 tot 2012 bestuurslid van SWFB en heeft in die hoedanigheid kosten gemaakt voor de organisatie van de tentoonstelling. Na een eerdere afwijzing van zijn vordering door de kantonrechter, heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. Hij vorderde een verklaring voor recht dat SWFB en/of [geïntimeerde sub 2] jegens hem toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat zij onrechtmatig hebben gehandeld.

Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter de feiten correct heeft vastgesteld en dat de vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar zijn. Het hof oordeelde dat SWFB niet verplicht was om de onkosten van [appellant] te vergoeden, omdat er geen sponsorgelden waren verkregen. Bovendien heeft het hof geoordeeld dat [geïntimeerde sub 2] niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant]. De grieven van [appellant] zijn afgewezen en het hof heeft het bestreden vonnis bekrachtigd, waarbij [appellant] in de proceskosten is veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.143.236/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 438792 CV EXPL 13-1341
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 februari 2015
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
appellant,
advocaat: mr. G.T. Flapper te Amsterdam,
tegen

1.de stichting STICHTING WESTFRIESE FLORA BOVENKARSPEL,

gevestigd te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.C.J. Ris te Amsterdam,
2.
[geïntimeerde sub 2],
wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Maasdam te Hoorn.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant], SWFB en [geïntimeerde sub 2] genoemd. SWFB en [geïntimeerde sub 2] worden tezamen ook als SWFB c.s. aangeduid.
[appellant] is bij dagvaarding van 31 januari 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Hoorn (verder: de kantonrechter), van 16 december 2013, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser en SWFB c.s. als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord van de zijde van SWFB;
- memorie van antwoord van de zijde van [geïntimeerde sub 2].
Partijen hebben hun zaak ter zitting van het hof van 10 december 2014 door hun hiervoor genoemde advocaten aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities doen bepleiten. Bij deze gelegenheid heeft [appellant] nog een aantal stukken in het geding gebracht en zijn eis met toestemming van SWFB c.s. gewijzigd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest zijn vordering, zoals bij pleidooi gewijzigd, zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, met rente.
SWFB en [appellant] hebben ieder voor zich geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, kort gezegd, het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met beslissing over de proceskosten.
Partijen hebben allen bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in de overwegingen 4 tot en met 6 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Met
grief 1komt [appellant] op tegen overweging 4, voor zover daar is vermeld dat de in 2013 te houden tentoonstel-ling Holland Food & Flowers door SWFB werd georganiseerd. [appellant] merkt op dat dit evenement niet door SWFB maar door Stichting Holland Food & Flowers werd georganiseerd. Omdat SWFB c.s. dat niet hebben weersproken, zal het hof daarvan uitgaan. De grief is dus gegrond maar kan niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. De door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn voor het overige in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
In dit geding gaat het om het volgende.
( a) [appellant] is van 1990 tot 13 december 2012 bestuurslid van SWFB geweest. Van augustus 2000 tot 19 juni 2012 was hij voorzitter. Als zodanig is hij in verband met het bereiken van de statutaire ontslagleeftijd van 70 jaar per laatstgenoemde datum opgevolgd door [geïntimeerde sub 2].
( b) SWFB organiseerde (met uitzondering van een aantal jaren na de legionellabe-smetting in 1999) elk jaar februari overeenkomstig haar doelstelling te Bovenkarspel een tentoonstelling van bloembollengewassen en andere sierteeltproducten, het Holland Flowers Festival (in de stukken ook HFF genoemd, verder: de tentoonstelling). Vanaf halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw werd aan de tentoonstelling een landenthema verbonden. [appellant] was steeds betrokken bij de organisatie van de tentoonstelling en maakte in dat kader reizen. De daarmee gemoeide kosten werden door SWFB voldaan. In 2010 heeft SWFB besloten dat het thema van de tentoonstelling van 2013 zou zijn “Vierhonderd jaar vriendschap Nederland-Rusland alsmede 200 jaar Koninkrijk der Nederlanden en 80 jaar Holland Flowers Festival”, in de stukken ook HFF genoemd. [appellant] heeft zich sinds november 2011 althans begin 2012, samen met [X], werkzaam voor Flower & Trade Centre for Russia B.V. (verder: [X]), met de organisatie hiervan bezig gehouden en in verband daarmee de nodige kosten gemaakt, die ten dele ook door SWFB zijn vergoed.
( c) Het verslag van de bestuursvergadering van SWFB van 19 juni 2012, bij welke vergadering [appellant] aanwezig was, luidt, voor zover van belang, als volgt:
10. Presentatie HFF 2013
[T]([geïntimeerde sub 2]; hof)
informeert middels een uitgebreide PowerPoint presentatie over de plannen voor 2013. (…) Naast het thema Rusland informeert [T] stichtingsleden over de vergevorderde plannen om het HFF te verbreden. Hiervoor is in april een eerste bijeenkomst (…) met stakeholders uit diverse agrarische sectoren in de regio gehouden. (…) [T] heeft bij deze bijeenkomsten de ambitie om te komen tot een breed agrarisch marketingpodium voor de gehele sector en de gehele keten verder toegelicht. (…) Het nieuwe marketingpodium voor de complete agrisector zal gebouwd worden op de basis van het Holland Flowers Festival. De bloementuin zal hierin als kern herkenbaar zijn. Er zal een nieuwe stichting worden opgericht met vertegenwoordigers uit alle sectoren en met hierin tevens vertegenwoordigers van de stichting Westfriese Flora(SWFB; hof)
. De stichting Westfriese Flora zal geen evenement meer organiseren, maar doet dit indirect door de organisatie over te laten aan de nieuwe stichting (…)”
( d) Het verslag van de bestuursvergadering van SWFB van 6 augustus 2012, waarbij [appellant] eveneens aanwezig was, luidt, voor zover van belang, als volgt:
4) Voortgang thema 2013
(…)
b) Financiën thema:
Er zijn voor de promotie in Rusland al flink kosten gemaakt. Er is o.a. een DVD gemaakt, een fotoshoot gedaan voor posters voor de Russische markt en reis en verblijfkosten van [W]([appellant]; hof)
in [I]([X]; hof)
in Venlo voor bezoek Floriade Rusland-tafel. Omdat thans nog geen ruimte in de begroting is voor meer uitgaven t.a.v. het Thema is de volgende afspraak gemaakt omtrent Rusland themakosten tussen [T] en [W]: [W] en [I] betalen de reis- en verblijfkosten van, naar en in Rusland zelf. Zij gaan een inspanning verrichten om voor de themagerichte kosten één of meerdere sponsor(s)(en) (in de vorm van bedrijven) te vinden. Als dit lukt zullen van deze sponsorgelden als eerste de onkosten van [W] en [I] betaald worden, deze worden in dat geval gedeclareerd. Mocht het vinden van sponsoren niet lukken dan is afgesproken dat de mogelijkheid wordt onderzocht of de stichting(SWFB; hof)
deze onkosten op enigerlei wijze (gedeeltelijk) kan vergoeden, hiertoe is (…) de stichting echter niet verplicht.
5) Opzet organisatie 2013
a.
a) Voortgang:
(…)
Waar [T] steeds tegen aan loopt is dat de nieuwe deelnemers niet mee willen doen met Holland Flowers Festival. Daarom gaan we de naam veranderen in: Holland Food & Flowers.
b) Bestuur & Stichting.
[T] wil niet tornen aan Stichting Westfriese Flora, deze moet blijven bestaan. (…) Voor Holland Food & Flowers wordt een nieuwe stichting opgericht.
(…)
d) naam HFF
Er is een lange discussie geweest tussen [W] en [T] of de editie van 2013 wel of niet nog Holland Flowers Festival moest blijven heten. Inmiddels is de knoop doorgehakt dat de naamswijziging nu reeds gaat plaatsvinden. De reden is dat niemand begrijpt waarom je iets anders bent en iets anders, nieuws aan het organiseren bent als je de naam niet veranderd. (…)”
( e) Op 5 oktober 2012 heeft [geïntimeerde sub 2] de stichting Stichting Holland Food & Flowers (verder: de nieuwe stichting) opgericht waarvan hij voorzitter werd. Meteen daarna verkreeg de nieuwe stichting van SWFB een lening van € 80.000,= althans ongeveer € 70.000,= en heeft zij de organisatie van de tentoonstelling van 2013 van SWFB overgenomen.
( f) Op 31 oktober 2012 heeft [appellant] SWFB in verband met reis- en verblijfkosten naar en in Rusland in de periode van 28 augustus 2012 tot en met 14 oktober 2012 ten behoeve van de organisatie van de tentoonstelling van 2013 een viertal declaraties gestuurd met een gezamenlijk beloop van € 14.666,78. Later heeft hij ook aanspraak gemaakt op de vergoeding van een bedrag van € 594,04 ter zake van een vliegticket naar en van Moskou in oktober 2012. SWFB weigert [appellant] deze bedragen te voldoen.
( g) In de eerste aanleg van dit geding vorderde [appellant] - na vermeerdering van eis - de hoofdelijke veroordeling van SWFB c.s. tot betaling van een bedrag van € 15.260,82, met wettelijke (handels)rente, zulks ter zake van de declaraties en het vliegticket. De vordering tegen SWFB baseerde [appellant] op nakoming althans onrechtmatige daad, die tegen [geïntimeerde sub 2] op onrechtmatige daad. Na verweer van SWFB c.s. heeft de kantonrechter bij het bestreden vonnis de vordering afgewezen en [appellant] in de proceskosten verwezen. Thans in hoger beroep vordert [appellant], na wijziging van eis, tevens een verklaring voor recht dat SWFB en/of [geïntimeerde sub 2] jegens hem toerekenbaar tekort is/zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst “c.q.” jegens hem een onrechtmatige daad heeft/hebben gepleegd, alsmede de vergoeding door SWFB c.s. van buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
De
grieven 2 tot en met 6houden in dat de kantonrechter de vorderingen van [appellant] ten onrechte heeft afgewezen en dat [appellants] gewijzigde vorderingen moeten worden toegewezen. De grieven kunnen gezamenlijk worden besproken, waarbij het hof zich in eerste instantie zal beperken tot de vorderingen tegen SWFB.
3.3.
Desgevraagd heeft [appellant] bij gelegenheid van de in appel gehouden pleidooien verklaard dat zijn vorderingen tegen SWFB primair zijn gebaseerd op nakoming, subsidiair, kort gezegd, op wanprestatie en meer subsidiair op onrechtmatige daad. Het hof zal daarom deze grondslagen achtereenvolgens aan een onderzoek onderwerpen.
3.4.
Het hof stelt voorop dat [appellant] niet heeft gesteld en dat evenmin is gebleken dat de tussen hem en SWFB tijdens de bestuursvergadering van 6 augustus 2012 gemaakte afspraak onjuist is weergegeven in het van die vergadering gemaakte verslag zoals hiervoor onder 3.1 (d) geciteerd. Evenmin staat ter discussie dat SWFB in het kader van de tentoonstelling van 2013 geen sponsorgelden heeft verkregen waaruit de onderhavige kosten van [appellant] zouden kunnen worden vergoed. Volgens [appellant] houdt de afspraak ten aanzien van de passage “
Mocht het vinden van sponsoren niet lukken dan is afgesproken dat de mogelijkheid wordt onderzocht of de stichting deze onkosten op enigerlei wijze (gedeeltelijk) kan vergoeden, hiertoe is (…) de stichting echter niet verplicht”in dat SWFB hem zijn onkosten zou vergoeden, indien zij over voldoende kapitaal zou beschikken om dat te kunnen doen
.Dit staat echter niet in het verslag en [appellant] heeft zijn onderhavige stelling tegen die achtergrond - en in het licht van de omstandigheid dat niet is gesteld of gebleken dat hij tegen de inhoud van dat verslag heeft geprotesteerd - onvoldoende feitelijk toegelicht. Het hof gaat daarom aan deze stelling voorbij en aan een bewijsopdracht op dit punt kan niet worden toegekomen. Aan dit oordeel doet niet af dat SWFB onkosten als thans door [appellant] gevorderd in het verleden steeds heeft vergoed, evenals de door [geïntimeerde sub 2] en andere bestuursleden van SWFB in verband met de onderhavige tentoonstelling gemaakte onkosten. Anders dan [appellant] stelt, kon hij er - juist vanwege de in het verslag van 6 augustus 2012 neergelegde afspraak als zojuist (wederom) geciteerd - niet op vertrouwen dat SWFB (ook dit keer) de door hem gemaakte onkosten zou vergoeden indien haar financiële situatie dat toeliet. Die afspraak hield immers in, kort gezegd, dat SWFB niet verplicht was [appellants] onkosten te vergoeden, als geen sponsorgelden waren verkregen waaruit deze konden worden voldaan. Niet van belang is daarom of SWFB als gevolg van de door haar aan de nieuwe stichting verstrekte lening al dan niet over voldoende middelen beschikt om [appellants] onderhavige onkosten te voldoen. Ten slotte kan in het midden blijven of [appellant] en SWFB, zoals [appellant] stelt en SWFB betwist, tevens zijn overeengekomen dat de inzet van [appellant] en de concreet door SWFB behaalde resultaten zouden worden getoetst op het rendement en dat aan [appellant] in goed overleg nog een nader overeen te komen vergoeding zou worden betaald. Een dergelijke vergoeding vordert [appellant] in dit geding immers niet. De conclusie is dat [appellants] vorderingen jegens SWFB niet op de grondslag “nakoming” toewijsbaar zijn.
3.5.
Aan zijn stelling dat SWFB jegens hem (toerekenbaar) tekort is geschoten en/of onrechtmatig heeft gehandeld, legt [appellant], kort gezegd, ten grondslag dat SWFB hem de organisatie van de tentoonstelling van 2013 en de werving van voldoende sponsoren daarvoor onmogelijk heeft gemaakt door de nieuwe stichting vanaf oktober 2012 in de gelegenheid te stellen die organisatie van hem en SWFB over te nemen. Hierdoor heeft SWFB zelf in de hand gewerkt dat zij [appellants] onkosten ingevolge de op 6 augustus 2012 gemaakte afspraak niet behoefde te voldoen, aldus [appellant]. Dit betoog faalt op grond van het volgende. Uit het onder 3.1 (d) geciteerde verslag blijkt dat de nieuwe stichting zou worden opgericht en de naam van de tentoonstelling van SWFB zou overnemen, bij welk (meerderheids)besluit [appellant] zich had neer te leggen en - ondanks zijn als bijlage van een e-mail van 20 juli 2012 aan [geïntimeerde sub 2] gerichte brief van 19 juli 2012 - kennelijk ook heeft neergelegd door het niet in rechte of anderszins aan te vechten. Hierbij is nog van belang dat dit besluit is genomen in dezelfde vergadering als waarin de afspraak over de vergoeding van [appellants] onkosten werd gemaakt en dat [appellant], gelet op het onder 3.1 (c) geciteerde gedeelte van het verslag van de bestuursvergadering van SWFB van 19 juni 2012, wist dat de nieuwe stichting de tentoonstelling van 2013 zou organiseren. [appellant] heeft, ten slotte, de stelling dat SWFB zijn activiteiten voor de tentoonstelling van 2013 (moedwillig) heeft gefrustreerd onvoldoende feitelijk toegelicht en/of met stukken gestaafd. De inhoud van de door [appellant] bij de inleidende dagvaarding als productie 5 overgelegde e-mail van [geïntimeerde sub 2] noopt niet tot een ander oordeel. Ook als juist is de (door SWFB betwiste) stelling van [appellant] dat Russische hoogwaardigheidsbekleders hebben besloten niet naar de tentoonstelling van 2013 te komen omdat niet SWFB maar de nieuwe stichting deze bleek te organiseren, kan dat in de zojuist omschreven omstandigheden niet leiden tot het oordeel dat SWFB jegens [appellant] wanprestatie heeft gepleegd of onrechtmatig heeft gehandeld. De slotsom is dan ook dat de vorderingen van [appellant] jegens SWFB ook niet op die grondslagen toewijsbaar zijn.
3.6.
Nu SWFB op geen van de door [appellant] aangevoerde grondslagen jegens hem aanspra-kelijk is, valt niet in te zien dat en op wijze [geïntimeerde sub 2] onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld. De door [appellant] tegen hem ingestelde vorderingen zijn dus evenmin gegrond.
3.7.
De door [appellant] in hoger beroep gedane bewijsaanbiedingen worden van de hand gewezen. De onder 5.3 van de memorie van grieven te bewijzen aangeboden stellingen acht het hof voor de beoordeling van het geschil niet relevant - zodat het bewijsaanbod reeds om die reden wordt verworpen - met uitzondering van de stellingen dat SWFB c.s. [appellant] hebben tegengewerkt met de organisatie van de tentoonstelling van 2013 en dat de bedoeling van SWFB en [appellant] bij het maken van de afspraak van 6 augustus 2012 was dat [appellant] zijn onkosten slechts zou voorschieten omdat SWFB daarvoor op dat mo-ment de liquide middelen niet had. Deze laatste twee stellingen zijn weliswaar relevant maar onvoldoende feitelijk toegelicht om [appellant] tot bewijs daarvan te kunnen toelaten.
3.8.
Omdat uit al het voorgaande blijkt dat de grieven 2 tot en met 6 geen succes hebben, zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd en zullen de voor het eerst in hoger beroep ingestelde vorderingen van [appellant] worden afgewezen. [appellant] zal, als in het ongelijk gesteld, in de kosten van het appel worden verwezen.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis en wijst de voor het eerst in hoger beroep ingestelde vorderingen van [appellant] af;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het appel, aan de zijde van SWFB gevallen en tot op heden begroot op € 1.920,= voor verschotten en € 2.682,= voor salaris van de advocaat;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het appel, aan de zijde van [geïntimeerde sub 2] gevallen en tot op heden begroot op € 704,= voor verschotten en € 2.682,= voor salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, A.M.A. Verscheure en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2015.