Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de stichting STICHTING WESTFRIESE FLORA BOVENKARSPEL,
[geïntimeerde sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1komt [appellant] op tegen overweging 4, voor zover daar is vermeld dat de in 2013 te houden tentoonstel-ling Holland Food & Flowers door SWFB werd georganiseerd. [appellant] merkt op dat dit evenement niet door SWFB maar door Stichting Holland Food & Flowers werd georganiseerd. Omdat SWFB c.s. dat niet hebben weersproken, zal het hof daarvan uitgaan. De grief is dus gegrond maar kan niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. De door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn voor het overige in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
3.Beoordeling
informeert middels een uitgebreide PowerPoint presentatie over de plannen voor 2013. (…) Naast het thema Rusland informeert [T] stichtingsleden over de vergevorderde plannen om het HFF te verbreden. Hiervoor is in april een eerste bijeenkomst (…) met stakeholders uit diverse agrarische sectoren in de regio gehouden. (…) [T] heeft bij deze bijeenkomsten de ambitie om te komen tot een breed agrarisch marketingpodium voor de gehele sector en de gehele keten verder toegelicht. (…) Het nieuwe marketingpodium voor de complete agrisector zal gebouwd worden op de basis van het Holland Flowers Festival. De bloementuin zal hierin als kern herkenbaar zijn. Er zal een nieuwe stichting worden opgericht met vertegenwoordigers uit alle sectoren en met hierin tevens vertegenwoordigers van de stichting Westfriese Flora(SWFB; hof)
. De stichting Westfriese Flora zal geen evenement meer organiseren, maar doet dit indirect door de organisatie over te laten aan de nieuwe stichting (…)”
in [I]([X]; hof)
in Venlo voor bezoek Floriade Rusland-tafel. Omdat thans nog geen ruimte in de begroting is voor meer uitgaven t.a.v. het Thema is de volgende afspraak gemaakt omtrent Rusland themakosten tussen [T] en [W]: [W] en [I] betalen de reis- en verblijfkosten van, naar en in Rusland zelf. Zij gaan een inspanning verrichten om voor de themagerichte kosten één of meerdere sponsor(s)(en) (in de vorm van bedrijven) te vinden. Als dit lukt zullen van deze sponsorgelden als eerste de onkosten van [W] en [I] betaald worden, deze worden in dat geval gedeclareerd. Mocht het vinden van sponsoren niet lukken dan is afgesproken dat de mogelijkheid wordt onderzocht of de stichting(SWFB; hof)
deze onkosten op enigerlei wijze (gedeeltelijk) kan vergoeden, hiertoe is (…) de stichting echter niet verplicht.
a) Voortgang:
grieven 2 tot en met 6houden in dat de kantonrechter de vorderingen van [appellant] ten onrechte heeft afgewezen en dat [appellants] gewijzigde vorderingen moeten worden toegewezen. De grieven kunnen gezamenlijk worden besproken, waarbij het hof zich in eerste instantie zal beperken tot de vorderingen tegen SWFB.
Mocht het vinden van sponsoren niet lukken dan is afgesproken dat de mogelijkheid wordt onderzocht of de stichting deze onkosten op enigerlei wijze (gedeeltelijk) kan vergoeden, hiertoe is (…) de stichting echter niet verplicht”in dat SWFB hem zijn onkosten zou vergoeden, indien zij over voldoende kapitaal zou beschikken om dat te kunnen doen
.Dit staat echter niet in het verslag en [appellant] heeft zijn onderhavige stelling tegen die achtergrond - en in het licht van de omstandigheid dat niet is gesteld of gebleken dat hij tegen de inhoud van dat verslag heeft geprotesteerd - onvoldoende feitelijk toegelicht. Het hof gaat daarom aan deze stelling voorbij en aan een bewijsopdracht op dit punt kan niet worden toegekomen. Aan dit oordeel doet niet af dat SWFB onkosten als thans door [appellant] gevorderd in het verleden steeds heeft vergoed, evenals de door [geïntimeerde sub 2] en andere bestuursleden van SWFB in verband met de onderhavige tentoonstelling gemaakte onkosten. Anders dan [appellant] stelt, kon hij er - juist vanwege de in het verslag van 6 augustus 2012 neergelegde afspraak als zojuist (wederom) geciteerd - niet op vertrouwen dat SWFB (ook dit keer) de door hem gemaakte onkosten zou vergoeden indien haar financiële situatie dat toeliet. Die afspraak hield immers in, kort gezegd, dat SWFB niet verplicht was [appellants] onkosten te vergoeden, als geen sponsorgelden waren verkregen waaruit deze konden worden voldaan. Niet van belang is daarom of SWFB als gevolg van de door haar aan de nieuwe stichting verstrekte lening al dan niet over voldoende middelen beschikt om [appellants] onderhavige onkosten te voldoen. Ten slotte kan in het midden blijven of [appellant] en SWFB, zoals [appellant] stelt en SWFB betwist, tevens zijn overeengekomen dat de inzet van [appellant] en de concreet door SWFB behaalde resultaten zouden worden getoetst op het rendement en dat aan [appellant] in goed overleg nog een nader overeen te komen vergoeding zou worden betaald. Een dergelijke vergoeding vordert [appellant] in dit geding immers niet. De conclusie is dat [appellants] vorderingen jegens SWFB niet op de grondslag “nakoming” toewijsbaar zijn.