Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
‘overschrijding van de termijn(ktr: van de verbouwingswerkzaamheden)
leidt tot opschorting van de datum van huurbetaling, maar niet gebleken is (dat; hof) partijen afspraken hebben gemaakt over de termijn waarbinnen partijen aan hun wederzijdse verbouwings-verplichtingen zouden hebben voldaan, zodat opschorting van de huur evenmin aan de orde kan zijn”.
grief 3 in principaal appelbetoogt [appellante] dat de kantonrechter de huur over de periode van 1 april 2009 tot en met 31 augustus 2010 had moeten matigen in verband met achterstallig onderhoud. In dit verband stelt [appellante] dat De Bolle Deur ondanks verzoeken daartoe steeds in gebreke is gebleven om verzochte en noodzakelijke werkzaamheden te verrichten.
grief 5 in principaal appelstelt [appellante] dat de kantonrechter ten onrechte haar vordering tot schadevergoeding, op te maken bij staat, wegens de beëindiging van haar onderneming (per 1 april 2010) heeft afgewezen. [appellante] heeft echter niet duidelijk gemaakt dat en waarom onjuist is de overweging van de kantonrechter dat [appellante] het causale verband tussen het staken van haar onderneming en de tekortkomingen van De Bolle Deur onvoldoende heeft onderbouwd. De grief is dus onvoldoende toegelicht. Omdat [appellante] op dit punt te weinig heeft gesteld, zal zij niet tot bewijslevering ter zake worden toegelaten. De grief heeft dus geen succes.