Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
STICHTING STUDIEFINANCIERING CURAÇAO,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot terugbetaling van een studielening door de Stichting Studiefinanciering Curaçao (SSC) aan een voormalige student, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak betreft een overeenkomst van studielening die op 8 december 1992 werd aangegaan. SSC vorderde een bedrag van € 4.335,57 aan hoofdsom, vermeerderd met contractuele rente van 10% per jaar vanaf 26 december 2001. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat de vordering niet was verjaard, maar had de rente pas toewijsbaar geacht vanaf 12 juli 2010, na een lange periode van inactiviteit en onduidelijkheid over de schuld. SSC ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij zij zeven grieven formuleerde.
Het hof heeft vastgesteld dat de lange periode tussen de vraag van [geïntimeerde] in 2002 en het antwoord van SSC in 2010, in combinatie met de onduidelijkheid over de schuld, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Het hof oordeelde dat SSC geen aanspraak kon maken op de contractuele rente over de periode van 2001 tot 2010. De grieven van SSC werden verworpen en het vonnis van de kantonrechter werd bekrachtigd. SSC werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.