ECLI:NL:GHAMS:2015:5013
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder en ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders. Klager had op 10 februari 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 19 december 2014, waarin zijn klacht tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond was afgewezen. De kamer had eerder op 2 september 2014 de klacht van klager al ongegrond verklaard. Klager stelde dat de kamer partijdig had gehandeld en dat de beslissing onvoldoende was gemotiveerd. De gerechtsdeurwaarder voerde aan dat klager niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, onder andere omdat hij te laat was met het indienen van zijn beroepschrift en omdat er geen gronden waren om het rechtsmiddelenverbod te doorbreken.
Het hof heeft de stukken van het geding en de argumenten van beide partijen in overweging genomen. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat de kamer partijdig had gehandeld en dat de motivering van de beslissing voldeed aan de minimumeisen. Het hof concludeerde dat er geen reden was om het rechtsmiddelenverbod van artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet te doorbreken. Daarom verklaarde het hof klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 19 december 2014. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 december 2015.