ECLI:NL:GHAMS:2015:5013

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
4 december 2015
Zaaknummer
200.167.353/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder en ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders. Klager had op 10 februari 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 19 december 2014, waarin zijn klacht tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond was afgewezen. De kamer had eerder op 2 september 2014 de klacht van klager al ongegrond verklaard. Klager stelde dat de kamer partijdig had gehandeld en dat de beslissing onvoldoende was gemotiveerd. De gerechtsdeurwaarder voerde aan dat klager niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, onder andere omdat hij te laat was met het indienen van zijn beroepschrift en omdat er geen gronden waren om het rechtsmiddelenverbod te doorbreken.

Het hof heeft de stukken van het geding en de argumenten van beide partijen in overweging genomen. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat de kamer partijdig had gehandeld en dat de motivering van de beslissing voldeed aan de minimumeisen. Het hof concludeerde dat er geen reden was om het rechtsmiddelenverbod van artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet te doorbreken. Daarom verklaarde het hof klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 19 december 2014. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 december 2015.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.167.353/01 GDW
nummer eerste aanleg : 671.2014
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 1 december 2015
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
[naam] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. [naam] , toegevoegd-kandidaat gerechtsdeurwaarder te [plaats] .

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 10 februari 2015 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 19 december 2014 (ECLI:NL:TGDKG:2014:228).
1.2.
De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet van klager tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 2 september 2014, waarbij de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) als kennelijk ongegrond was afgewezen, ongegrond verklaard.
1.3.
Op 14 april 2015 heeft het hof een aanvullend beroepschrift met bijlagen ontvangen.
1.4.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 29 mei 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.5.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klager in zijn hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 29 oktober 2015. Klager is verschenen en heeft het woord gevoerd. De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk te kennen gegeven niet te zullen verschijnen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep

3.1.
Klager heeft bij brief van 9 februari 2014 bij de kamer een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd, dat bij de kamer is ingekomen op 26 maart 2014. De voorzitter heeft bij beschikking van 2 september 2014 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Tegen die beschikking heeft klager bij verzetschrift van 5 september 2014, ontvangen door de kamer op 18 september 2014, verzet ingesteld bij de kamer. Het verzetschrift is behandeld op de terechtzitting van 7 november 2014. Vervolgens heeft de kamer bij beslissing van 19 december 2014 het verzet ongegrond verklaard.
3.2.
Artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor de klager geen rechtsmiddel openstaat. Dat is ook vermeld onder de beslissing waarvan beroep. Van het in voormeld wetsartikel opgenomen rechtsmiddelenverbod kan worden afgeweken, indien is gebleken van schending van fundamentele beginselen van procesorde dan wel van andere gronden die een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigen.
3.3.
Klager stelt in zijn aanvullend beroepschrift dat de kamer partijdig heeft gehandeld en haar beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd. Ter zitting in hoger beroep heeft klager dit standpunt gehandhaafd.
3.4.
De gerechtsdeurwaarder is van mening dat klager niet kan worden ontvangen in zijn hoger beroep. Klager heeft geen, althans onvoldoende onderbouwde gronden aangevoerd op grond waarvan voormeld rechtsmiddelenverbod dient te worden doorbroken. Bovendien is klager
– gelet op artikel 45 lid 1 Gdw – te laat met indiening van zijn beroepschrift, aldus de gerechtsdeurwaarder.
3.5.
Het hof is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting nog door klager is aangevoerd niet is gebleken dat de kamer partijdig heeft gehandeld. De motivering van de beslissing voldoet voorts aan de daaraan te stellen minimumeisen. Doorbreking van het rechtsmiddelenverbod van artikel 39 lid 4 Gdw is dan ook niet aan de orde. Dit leidt ertoe dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
3.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 19 december 2014.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2015 door de rolraadsheer.