ECLI:NL:GHAMS:2015:5003

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
23-001751-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met geweld en bedreiging tegen kassamedewerkster

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1954 op de Nederlandse Antillen, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft in hoger beroep de vrijspraak aangevochten. De zaak betreft een winkeldiefstal van contactlenzen bij de Hema in Amsterdam op 15 april 2015, waarbij de verdachte de kassamedewerkster heeft bedreigd met geweld. Tijdens de zitting is het hof ingegaan op de feiten zoals deze zijn vastgesteld in de eerdere procedure en de verklaringen van de betrokkenen. De verdachte heeft de kassamedewerkster geduwd en dreigende woorden geuit, wat leidde tot een gevoel van intimidatie bij het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, en het hof heeft deze straf in hoger beroep bevestigd. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer meegewogen in de beslissing. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat de recidive onderstreept. Het hof heeft de proeftijd van een eerder opgelegde taakstraf met een jaar verlengd, en de gevangenisstraf is vastgesteld op twee maanden, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

parketnummer: 23-001751-15
datum uitspraak: 1 december 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 april 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701692-15 en 13-100218-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1954,
adres: [adres 1],
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder het tweede cumulatief is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, voor zover nog aan de orde, dat:
hij op of omstreeks 15 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen contactlenzen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Hema (gevestigd op de [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) heeft (weg)geduwd en/of
- ( vervolgens) met zijn arm(en) heeft gezwaaid en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd "Ik ben net de cel uit, ik moet mijn ontslagbrief nog tekenen. Ik maak je dood. Ik maak je dood, ik gooi mijn fiets op je! Ik ben blind! Ik ben blind!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Bewijsmiddelen

1.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2015086326-1 van 16 april

2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangeefster [slachtoffer], zakelijk
weergegeven:
Op 15 april 2015 omstreeks 12:30 uur bevond ik mij als medewerkster in de Hema te [adres 2]
te Amsterdam. Ik was aldaar werkzaam als kassière. Ik zag dat NN1 bij mij kwam afrekenen. Ik zag dat NN1 een zeeppompje af wilde rekenen. Ik zei de prijs en toen hoorde ik dat NN1 tegen mij zei dat hij het te duur vond en geen geld genoeg bij zich had, waarop ik hoorde dat NN1 het pompje niet meer wilde. Ik zag op het moment dat NN1 tegen mij zei dat hij niet genoeg geld bij zich had dat NN1 in
zijn rechtermouw nog een (1) verpakking van daglenzen had zitten. Ik heb dit pakje gelijk uit zijn mouw gehaald en gezegd tegen NN1 dat dit niet van hem was maar van de Hema, waarop ik zag NNI boos was. Ik hoorde dat NN1 tegen mij zei dat hij blind was en deze lenzen nodig had. Ik zag dat NN1 vervolgens wegliep in de richting van de uitgang. Ik zag en hoorde vervolgens dat het alarm van de elektronische beveiligingspoortjes, welke staan opgesteld bij de uitgang, afging. Hierop zijn mijn collega, genaamd [getuige 1], en ik naar de uitgang voor de winkel naar NN1 gelopen. Wij hoorden dat NN1 tegen ons nog steeds stond te schreeuwen en wij zagen dat hij zijn jas uitdeed en weer de winkel ingooide om aan te tonen dat het alarm afging vanwege zijn metalen been, wat NNI ons verklaarde dat hij een metalen been had. Vervolgens ging het alarm niet af, zagen wij NN1 weer de winkel inlopen in de richting van de brillen op de afdeling persoonlijke verzorging.
Enkele momenten later zagen wij, [getuige 1] en ik, NN1 weer in de richting van de uitgang lopen waarna wij zagen dat NN1 zijn jas oppakte en de winkel weer verliet. [getuige 1] en ik stonden nog buiten voor de winkel bij de deur, alwaar wij één van de deuren hadden afgesloten vanwege deze consternatie. Hierop zag ik dat NN1 zijn fiets, zwarte vouwfiets, welke op de stoep voor de Hema lag, oppakte en vervolgens met de fiets weg wilde fietsen. Ik heb dit trachten te belemmeren waarop ik hoorde dat NN1 tegen mij schreeuwde: “Ik ben net de cel uit, ik moet mijn ontslagbrief nog tekenen. Ik maak je dood. Ik maak je dood, ik gooi mijn fiets op je! Ik ben blind! IK ben blind!”.
Ik voelde mij door deze bewoordingen niet prettig, niet fijn doordat hij mij met de dood bedreigde en dichtbij mij kwam staan. Ik werd hierdoor geïntimideerd door NN1.

2.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015086326-12 van 16 april

2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [getuige 2], zakelijk
weergegeven:
U vraagt of ik woensdag 15 april 2015 getuige ben geweest van het voorval in de Hema [adres 2] Amsterdam. Omstreeks 12.40 uur bevond ik mij op kantoor. Ik hoorde collega [slachtoffer] omroepen pin kassa punt. Dit betekent dat er dringend assistentie nodig is. Hierop ben ik naar de kassa gelopen en ik zag en hoorde daar een man schelden tegen [slachtoffer]. Ik zag dat de man ooglenzen in zijn mouw had, deze staken namelijk nog uit. Ik merkte aan de woorden van [slachtoffer] dat zij dit kenbaar heeft gemaakt aan de man. De man was het hier dus kennelijk niet mee eens. De man begon steeds harder te schreeuwen. Ik had op dat moment al 112 gebeld. Vervolgens liep de man naar buiten waarop de alarmpoortjes afgingen. [slachtoffer] is de man toen achterna gelopen en zij heeft toen de man weer naar binnen weten te praten. De man bleef echter maar schelden. Ik hoorde hem zeggen: ‘racist, ik ga een fiets naar je toegooien, ik ga je dood maken’. De man liep vervolgens met zijn fiets weg. [slachtoffer] is de man toen gaan volgen zodat de politie hem later kon aanhouden. Toen het op een gegeven moment wel erg lang duurde voordat er politie was ben ik [slachtoffer] gaan zoeken. Ik ben [slachtoffer] later tegengekomen in de aanwezigheid van de politie en de man. Ik zag dat de man werd meegenomen. Ik herkende de man die de politie heeft meegenomen als de man die de contactlenzen trachtte te stelen en die de bedreigingen heeft geuit.

3.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015086326-6 van 15 april

2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5].
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 april 2015 te 12:34 uur kregen wij portofonisch van de centrale meldkamer van Amsterdam de melding om te gaan richting de Amstelveenseweg alwaar een man bij de Hema op de [adres 2] een winkeldiefstal had gepleegd. Wij hoorden over de portofoon dat deze verdachte een licht getint uiterlijk had een groene jas aanhad en weg was op een vouwfiets. Hierop zijn wij verbalisanten direct ter plaatste gegaan naar de Amstelveenseweg alwaar de melder nog steeds de verdachte in het zicht zou hebben en de locatie doorgaf. Hierop hoorden wij dat de verdachte zou rijden op de Marathonweg. Wij zagen een man fietsen welke voldeed aan het opgegeven signalement, te weten een licht getint uiterlijk, groene jas en een vouwfiets. Hierop hebben wij de verdachte op de Pieter Lastmankade te Amsterdam aangehouden. De verdachte bleek achteraf te zijn genaamd:
[verdachte].
Ter plaatse zagen wij de meldster genaamd [slachtoffer], welke een medewerkster van de Hema betrof. Welke kennelijk achter ons aan had gerend. Wij hoorden [slachtoffer] tegen ons zeggen met woorden van gelijke strekking: “Deze man heeft bij ons in de Hema wat gestolen. Ik heb ook camerabeelden. Toen deze man de Hema weer uitliep liep ik hem achterna en toen heeft hij mij bedreigd. Hij wilde mij dood maken en hij heeft mij geduwd en wilde in mijn gezicht spugen. Ik zag dat hij contactlenzen in
zijn mouw had gestopt welke hij had gestolen uit de Hema. Deze hebben we wel al terug kunnen
pakken.”

4.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015086326-10 van 15 april

2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6]
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 6], heb op woensdag 15 april 2015 in de HEMA op de [adres 2] te Amsterdam beelden uitgekeken van de beveiligingscamera. Ik zag op deze beelden een man voor de kassa staan van de HEMA. Ik herken deze man als de verdachte die vandaag verbleef in het politiedagverblijf naar aanleiding van een winkeldiefstal van ooglenzen. De verdachte is [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] en de kassamedewerkster weer de winkel verlieten en een discussie kregen voor de winkel. Ik zag dat [verdachte] erg veel en wild met zijn armen aan het zwaaien was en steeds richting de kassamedewerkster wees met zijn vinger.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 april 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen contactlenzen, toebehorende aan Hema (gevestigd op de [adres 2]), welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- met zijn armen heeft gezwaaid en
- voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd "Ik ben net de cel uit, ik moet mijn ontslagbrief nog tekenen. Ik maak je dood. Ik maak je dood, ik gooi mijn fiets op je! Ik ben blind! Ik ben blind!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg eerste cumulatief bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal een heeft vervolgens de kassamedewerkster bedreigd. Niet alleen heeft hij hiermee schade en hinder veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf, ook heeft hij de kassamedewerkster angst aangejaagd. Het hof rekent dit de verdachte aan. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 november 2015 is hij eerder voor winkeldiefstallen onherroepelijk veroordeeld, dit heeft hem er niet van weerhouden te recidiveren.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2015 opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 10 uur, subsidiair 5 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar worden verlengd.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het eerste cumulatief ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter te Amsterdam van 4 februari 2015 parketnummer 13-100218-13, met een termijn van 1 één jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E.N. van der Spoel, mr. N.A. Schimmel en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 december 2015.
=========================================================================
[....]