ECLI:NL:GHAMS:2015:5002
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van grieven
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 juli 2014 was gewezen. De verdachte, geboren in 1993, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis, maar heeft tijdens de terechtzitting op 27 januari 2015 en opnieuw op 17 november 2015 aangegeven het hoger beroep niet te willen handhaven. Dit leidde tot de vraag of de verdachte ontvankelijk was in het hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis heeft ingetrokken, waardoor er geen rechtens te respecteren belang meer was dat een nader onderzoek van de zaak rechtvaardigde. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.
De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Het arrest benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in hoger beroep en de gevolgen van het intrekken van grieven door de verdachte.