ECLI:NL:GHAMS:2015:5001

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
23-003937-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake zware mishandeling en openlijk geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2014. De verdachte, geboren in 1988, was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder zware mishandeling en openlijk geweld. De tenlastelegging omvatte onder andere het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan slachtoffer 1 met een biljartkeu, het mishandelen van slachtoffer 2, en het openlijk in vereniging geweld plegen tegen slachtoffer 3. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 februari 2013 in Uithoorn deze feiten heeft gepleegd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 november 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzet had op de dood van slachtoffer 1, en heeft hem vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten. Wel heeft het hof de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiair ten laste gelegde feiten, waaronder het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan slachtoffer 1 en mishandeling van slachtoffer 2. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 267 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, slachtoffer 1, toegewezen tot een bedrag van € 3.220,00, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoon van de verdachte, die eerder voor geweldsdelicten was veroordeeld.

Uitspraak

parketnummer: 23-003937-14
datum uitspraak: 1 december 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-680023-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 3 februari 2013 te Uithoorn, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) een of (meer)ma(a)l(en) met een biljartkeu, althans met een (hard) voorwerp tegen het oog en/of tegen de neus en/of tegen het (achter)hoofd en/of tegen het oor heeft geslagen;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 3 februari 2013 te Uithoorn, in elk geval in Nederland aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een comminutieve gecompliceerde os nasale fractuur en wond), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] met dat opzet (met kracht) een of (meer)ma(a)l(en) met een biljartkeu, althans met een (hard) voorwerp tegen het oog en/of tegen de neus en/of tegen het (achter)hoofd en/of tegen het oor te slaan;
1. meer subsidiair:
hij op of omstreeks 3 februari 2013 te Uithoorn, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) een of (meer)ma(a)l(en) met een biljartkeu, althans met een (hard) voorwerp tegen het oog en/of tegen de neus en/of tegen het (achter)hoofd en/of tegen het oor heeft geslagen;
2 primair:
hij op of omstreeks 3 februari 2013 te Uithoorn, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 150 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich naar voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven en/of op de broekzak(ken) van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt en/of voornoemde [slachtoffer 2] tegen de lip en/of tegen de kin, althans tegen het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 3 februari 2013 te Uithoorn, in elk geval in Nederland opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] tegen de lip en/of tegen de kin, althans tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3 primair:
hij op of omstreeks 3 februari 2013 te Uithoorn, in elk geval in Nederland met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres 2], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het met een biljartkeu, althans met een (hard) voorwerp, slaan tegen de schouder, althans tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of het tegen de rug en/of tegen het lichaam slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen van voornoemde [slachtoffer 3];
3 subsidiair:
hij op of omstreeks 03 februari 2013 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon te weten [slachtoffer 3] heeft/hebben mishandeld, bestaande die mishandeling uit het éénmaal of meermalen (met kracht) met een biljartkeu, althans een (hard) voorwerp slaan tegen de schouder, althans tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of uit het éénmaal of meermalen (met kracht) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen de rug en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3], waardoor voornoemde [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4:
hij op of omstreeks 3 februari 2013 te Uithoorn, in elk geval in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een biljartkeu, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met die bilartkeu tegen een persoon (te weten [slachtoffer 1]) te slaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 1 primair en 2 primair

Het hof is met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer [slachtoffer 1]. Evenmin kan worden bewezen dat de verdachte geld van [slachtoffer 2] heeft gestolen. De verdachte moet daarom van hetgeen aan hem onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair:
hij op 3 februari 2013 te Uithoorn aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een comminutieve gecompliceerde os nasale fractuur en wond), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] met dat opzet met kracht met een biljartkeu tegen de neus en tegen het achterhoofd te slaan;
2 subsidiair:
hij op 3 februari 2013 te Uithoorn opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] tegen het gezicht heeft gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3 primair:
hij op 3 februari 2013 te Uithoorn, op of aan de openbare weg, de [adres 2], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het met een biljartkeu slaan tegen de schouder van die [slachtoffer 3] en het tegen de rug en tegen het lichaam slaan en schoppen van voornoemde [slachtoffer 3];
4:
hij op 3 februari 2013 te Uithoorn opzettelijk en wederrechtelijk een biljartkeu, toebehorende aan [slachtoffer 4], heeft vernield door met die biljartkeu tegen een persoon (te weten [slachtoffer 1]) te slaan.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte handelde uit noodweer, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent het volgende.
Naar het oordeel van het hof is geen sprake van een noodweersituatie, zijnde een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte door [slachtoffer 2], dan wel [slachtoffer 1], waartegen de verdachte zich heeft moeten verdedigen. Uit de stukken in het dossier, noch het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door [slachtoffer 2] wederrechtelijk werd aangerand dan wel dat [slachtoffer 2] de verdachte dreigde aan te vallen. [slachtoffer 1] heeft de verdachte voorts slechts weggetrokken uit de rokersruimte en daarna weer losgelaten. Noch uit de verklaring van de verdachte, noch uit de verklaring van een ander, is aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een wederrechtelijke aanval van [slachtoffer 1] op (het lijf) van de verdachte, waartegen de verdachte zich moest verdedigen. Het beroep op noodweer en noodweerexces kan hierom niet slagen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aangevoerd noch anderszins aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair en 4 bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Door de raadsman is aangevoerd dat de verdachte handelde uit putatief noodweer, aangezien hij in de mening verkeerde dat [slachtoffer 2] een vuurwapen bij zich droeg.
Voor zover de verdachte dacht dat [slachtoffer 2] een vuurwapen bij zich droeg, overweegt het hof dat de verdachte zich in dat geval had kunnen en moeten onttrekken aan de situatie. Niet is gebleken dat de verdachte niet vrij was om de rokersruimte te verlaten: er stonden hieraan geen mensen of objecten in de weg. Dit had in de gegeven situatie ook van hem mogen worden verwacht.
Voorts rechtvaardigt het vermoeden bij de verdachte dat [slachtoffer 2] een vuurwapen bij zich droeg niet zijn handelwijze jegens [slachtoffer 1], nu [slachtoffer 2] zich op dat moment in een andere ruimte bevond. Het beroep op putatief noodweer wordt verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen tot het bedrag van 3.720,- euro.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 267 dagen voorwaardelijk met aftrek en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de zware mishandeling van [slachtoffer 1] door op gewelddadige wijze hem met een biljartkeu in het gezicht en tegen het achterhoofd te slaan. Hij heeft hierbij zo hard en agressief geslagen dat de keu is gebroken. Hij heeft door zo te handelen een voor het slachtoffer en andere aanwezigen angstaanjagende situatie geschapen en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op ernstige wijze geschonden. Het slachtoffer heeft hierdoor zwaar letsel aan zijn neus opgelopen en een hersteloperatie moeten ondergaan.
Daarnaast heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] geschonden door zich ook jegens hem agressief te gedragen en hem te stompen in het gezicht.
Buiten het café heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 3]. De verdachte heeft zich volstrekt onbeheerst gedragen en buitenproportioneel veel geweld gebruikt.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 november 2015 is hij eerder voor geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof neemt echter in strafmatigende zin mee dat de verdachte gedurende lange tijd onder bezwarende voorwaarden is geschorst en er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen te onderkennen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot het bedrag van
€ 3.270,00, waarvan € 1.620,00 materiële schade en € 1.600,00 immateriële schade (het hof gaat uit van een kleine verschrijving).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 63, 141, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
272 (tweehonderdtweeënzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.220,00 (drieduizend tweehonderdtwintig euro) bestaande uit € 1.620,00 (duizend zeshonderdtwintig euro) materiële schade en € 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.220,00 (drieduizend tweehonderdtwintig euro) bestaande uit € 1.620,00 (duizend zeshonderdtwintig euro) materiële schade en € 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
42 (tweeënveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. E.N. van der Spoel en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 december 2015.
[......]