Uitspraak
[verzoeker 1]
[ verzoeker 23]
mr. P. Haasen
mr. B. Verkerk, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. J.G. Princenen
mr. J.P.D. van de Klift, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
[belanghebbende 1]
[belanghebbende 60]
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 2 december 2015 een beschikking gegeven inzake de verhoging van het bedrag dat het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Rotterdamse Taxi Centrale RTC N.V. en RTC Franchise B.V. mag kosten. Dit onderzoek was eerder bevolen op 11 september 2015, waarbij het maximale bedrag was vastgesteld op € 50.000, exclusief omzetbelasting. De onderzoeker, mr. P.D. Olden, heeft op 12 november 2015 verzocht om een verhoging van dit bedrag met € 10.000, wat de Ondernemingskamer aan partijen heeft voorgelegd. Partijen hebben echter geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zich over deze verhoging uit te laten.
De Ondernemingskamer heeft de gronden van het verzoek van de onderzoeker beoordeeld, waarbij hij verslag deed van de reeds uitgevoerde werkzaamheden en een planning gaf voor de nog uit te voeren werkzaamheden. De onderzoeker heeft ook de noodzaak van de verhoging van het budget toegelicht, onder verwijzing naar het aantal te interviewen personen, de complexiteit van de materie en de hoeveelheid te bestuderen stukken. De Ondernemingskamer oordeelt dat het verzoek van de onderzoeker voldoende is onderbouwd en niet onredelijk is.
Daarom heeft de Ondernemingskamer besloten het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten te verhogen tot € 60.000, exclusief omzetbelasting. Tevens is bepaald dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van de betrokken vennootschappen en dat zij aanvullende zekerheid moeten stellen voor de betaling van het verhoogde bedrag. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is gegeven door een collegiaal gezelschap van rechters, met mr. F.L.A. Straathof als griffier.