ECLI:NL:GHAMS:2015:4934

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
200.164.826/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder en mentor; afwijking van wettelijke voorkeursregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor [A]. De zaak betreft de curatele van [A], die op 29 juni 2010 door het hof Amsterdam was ingesteld. De curator, [B], heeft in hoger beroep verzocht om de benoeming van een professionele bewindvoerder en mentor, in plaats van de eerder benoemde [tante]. De moeder van [A] en haar zus hebben ook hun bezorgdheid geuit over de geschiktheid van [tante] als bewindvoerder en mentor, en pleiten voor een onafhankelijke instantie. Het hof heeft vastgesteld dat er gegronde redenen zijn om af te wijken van de wettelijke voorkeursregeling voor de benoeming van een bewindvoerder en mentor. Het hof heeft geconcludeerd dat de complexe familieverhoudingen en de psychische kwetsbaarheid van [A] een professionele en onafhankelijke vertegenwoordiger vereisen. Daarom heeft het hof de beschikking van de kantonrechter vernietigd en Humanitas benoemd als bewindvoerder en Mentorschap Noordwest-Holland als mentor voor [A]. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van [A] en de noodzaak voor een objectieve en professionele begeleiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 24 november 2015
Zaaknummer: 200.164.826/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: 3504734 CB VERZ 14-193 NVDM
in de zaak in hoger beroep van:
[B] ,
handelend in zijn hoedanigheid van curator van [A] ,
wonende te [woonplaats b] ,
appellant,
advocaat: mr. J. Jong te Zaandam,
tegen
[A] ,
wonende te [woonplaats a] , thans verblijvende te [verblijfplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.P. van Vulpen te Haarlem.
Als belanghebbende in deze procedure zijn voorts aangemerkt
[c], wonende te [woonplaats a] , bijgestaan door mr. J.P. van Vulpen,
[d], wonende te [woonplaats c] en
[e], wonende te [woonplaats c] .

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna respectievelijk [de curator] en [A] genoemd.
1.2.
[de curator] is op 17 februari 2015 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 19 november 2014 van de kantonrechter in de rechtbank Noord‑Holland, locatie Zaanstad (hierna: de kantonrechter), met kenmerk 3504734 CB VERZ 14‑193 NVDM.
1.3.
[A] heeft op 22 mei 2015 een verweerschrift ingediend.
1.4.
[de curator] heeft op 16 maart 2015 de processtukken uit de eerste aanleg ingediend.
1.5.
Stichting Humanitas Inkomensbeheer (hierna: Humanitas) heeft op 28 april 2015 een nader stuk ingediend.
1.6.
De zaak is op 16 juli 2015 ter terechtzitting behandeld, alwaar het hof, voor zover thans van belang, zich onvoldoende voorgelicht achtte om op dat moment tot een beslissing te komen en heeft bepaald dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op 28 september 2015, voor welke zitting een aantal informanten is opgeroepen. Voorts heeft het hof vastgesteld dat appellant en geïntimeerde geen bezwaar hebben tegen raadpleging door het hof van het voogdijdossier ten behoeve van het feitenonderzoek in de onderhavige zaak. Van het verhandelde ter zitting is een verkort proces‑verbaal opgemaakt.
1.7.
[d] , de moeder van [A] (hierna: de moeder), heeft op 31 juli 2015 een schriftelijke reactie en nadere stukken ingediend.
1.8.
[de curator] heeft op 8 september 2015 een nadere stuk ingediend.
1.9.
De advocaat van [A] en [c] (hierna: [tante] ) heeft op 24 september 2015 een nader stuk ingediend.
1.10.
De mondelinge behandeling van de zaak is voortgezet op 28 september 2015, alwaar zijn verschenen:
- de advocaat van [de curator] , vergezeld van mevrouw […] (hierna: [f] ), werkzaam bij de Gelderse Stichting tot Beheer & Bewindvoering (hierna: GSBB);
- [A] , bijgestaan door haar advocaat, tevens advocaat van [tante] ;
- mevrouw [g] , behandelverantwoordelijke van [A] bij de [stichting] ;
- de heer [h] , persoonlijk begeleider van [A] bij [behandelcentrum] .
1.11.
[tante] , de moeder en mevrouw [i] , orthopedagoog bij de [stichting] , zijn, allen met voorafgaand bericht, niet ter terechtzitting verschenen. Van Stichting Mentorschap Noordwest-Holland (hierna: Mentorschap Nw‑H) en Humanitas zijn, met voorafgaand bericht, geen vertegenwoordigers ter terechtzitting verschenen.
1.12.
Na de mondelinge behandeling heeft de zus van [A] , [e] (hierna: [zus] ), desverzocht bij brief, ingekomen op 14 oktober 2015, haar visie schriftelijk kenbaar gemaakt en daarbij nadere stukken ingediend, waarna partijen en belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld daarop te reageren.
1.13.
Bij brief, ingekomen op 27 oktober 2015, heeft de moeder op het schrijven van [zus] gereageerd. Bij brief, ingekomen op 27 oktober 2015, heeft [de curator] op het schrijven van [zus] gereageerd. Mr. Van Vulpen heeft bij brief van 27 oktober 2015 gereageerd, en daarbij de reactie van [A] en [tante] op het schrijven van [zus] in het geding gebracht.
Van genoemde stukken zijn afschriften gezonden naar alle belanghebbenden.

2.De feiten

2.1.
[A] is geboren [in] 1991. Zij verblijft thans bij [behandelcentrum] te [verblijfplaats] .
2.2.
[tante] is geboren [in] 1964. [tante] is gehuwd geweest met een broer van [A] ’s vader.
2.3.
Bij beschikking van 29 juni 2010 van het hof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem , is [A] onder curatele gesteld, met benoeming van [de curator] tot curator ten behoeve van [A] .
2.4.
In het dossier bevinden zich een schriftelijke bereidverklaring van Humanitas, gedateerd 20 april 2015, om het bewind ten behoeve van [A] uit te voeren, alsmede een schriftelijke bereidverklaring van Mentorschap Nw‑H, gedateerd 16 februari 2015, om het mentorschap ten behoeve van [A] uit te voeren.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is – voor zover thans van belang – op het daartoe strekkende verzoek van [A] , haar ondercuratelestelling opgeheven, een bewind wegens lichamelijke/geestelijke toestand ingesteld over de goederen die haar (zullen) toebehoren en een mentorschap ten behoeve van haar ingesteld, met benoeming van [tante] tot bewindvoerder en mentor. Voorts is hierbij als ingangsdatum bepaald de datum waarop deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.
3.2.
[de curator] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, Humanitas te benoemen als bewindvoerder en Mentorschap Nw‑H te benoemen als mentor.
3.3.
[A] verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Ingevolge artikel 1:435 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), onderscheidenlijk artikel 1:452 lid 1 BW benoemt de rechter die het bewind respectievelijk het mentorschap instelt, daarbij of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder respectievelijk een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Ingevolge het derde lid van deze wetsartikelen, volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder respectievelijk de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
4.2.
[de curator] betoogt dat een professionele bewindvoerder en mentor ten behoeve van [A] dienen te worden benoemd. Hiertoe voert hij aan dat hem vanuit de begeleidende instanties alarmerende berichten hebben bereikt over [A] . Volgens [de curator] bestaat onvoldoende distantie tussen [tante] en [A] . In dit verband verwijst hij naar een verklaring van 4 februari 2015 van drs. [j] , NVO Orthopedagoog‑Generalist bij de [stichting] . Humanitas is bereid de taak van bewindvoerder op zich te nemen en Mentorschap Nw‑H is bereid om als mentor op te treden, aldus [de curator] .
4.3.
[A] heeft hiertegen verweer gevoerd. Zij stelt dat [de curator] zich in eerste aanleg akkoord heeft verklaard met de opheffing van de curatele en dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen benoeming van [tante] tot haar bewindvoerder en mentor. Zij stelt voorts dat een vertrouwensband tussen haar en de bewindvoerder/mentor van belang is en dat zij zich bij [tante] veilig voelt en vertrouwen heeft in haar. Zij betwist dat zij wisselend is geweest ten aanzien van de benoeming van [tante] tot haar bewindvoerder en mentor. Er zijn geen aanwijzingen dat [tante] niet geschikt is om haar belangen te behartigen, aldus [A] .
4.4.
De moeder en [zus] stellen zich – kort gezegd – op het standpunt dat het belang van [A] het meest zou zijn gediend met een ondercuratelestelling, doch dat in het geval van onderbewindstelling en mentorschap een onafhankelijke, gespecialiseerde instantie het bewind en mentorschap ten behoeve van [A] dient uit te voeren. Zij verzetten zich tegen benoeming van [tante] tot bewindvoerder en mentor van [A] .
4.5.
Het hof stelt voorop dat de inzet van onderhavig appel is de benoeming van [tante] tot bewindvoerder en mentor ten behoeve van [A] . In hoger beroep hebben de belanghebbenden niet in incidenteel appel verzocht om de beslissing van de kantonrechter tot opheffing van de curatele en de omzetting daarvan in bewind en mentorschap ongedaan te maken. Evenmin is tegen dit onderdeel van de bestreden beslissing gegriefd. De moeder en [zus] hebben aangevoerd dat handhaving van een ondercuratelestelling het meest in het belang van [A] zou zijn, maar zij hebben niet nader onderbouwd waarom deze maatregel passender zou zijn dan een bewind en mentorschap. Het hof ziet dan ook geen aanleiding dit onderdeel van de bestreden beschikking in zijn beoordeling te betrekken.
Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat ten aanzien van [A] opnieuw diagnostisch onderzoek zal worden verricht bij [deskundigheidscentrum] en dat dit onderzoek naar verwachting in december 2015 zal zijn afgerond. Het hof ziet hierin geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden, zoals door de [stichting] is verzocht. Voor de beantwoording van de vraag wie het bewind en mentorschap dient uit te voeren, acht het hof de onderzoeksresultaten van [deskundigheidscentrum] en de daarin ten aanzien van [A] gestelde diagnose niet relevant.
4.6.
Met betrekking tot het bezwaar van [A] dat [de curator] zich in eerste aanleg niet heeft verzet tegen benoeming van [tante] tot haar bewindvoerder en mentor, overweegt het hof dat het hoger beroep er mede toe strekt fouten en omissies in eerste aanleg te herstellen. Dit standpunt behoeft daarmee geen verdere bespreking.
4.7.
Blijkens de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is sprake van moeizame familieverhoudingen, waarbij onder meer de relatie tussen de moeder en [tante] is verstoord. De onderlinge familieverhoudingen zijn dermate beladen, dat [de curator] en de [stichting] met klem adviseren een professionele bewindvoerder en mentor ten behoeve van [A] te benoemen. Blijkens de door [de curator] in het geding gebrachte verklaring van drs. [j] wordt, gelet op de persoonlijke en psychische problematiek van [A] en de gecompliceerde en ambivalente relaties binnen het (familie)systeem met klem geadviseerd een onafhankelijke ‘externe’ wettelijke vertegenwoordiger aan te stellen. Daarnaast wordt in deze verklaring betwijfeld of [A] in staat is een weloverwogen beslissing te nemen over de vraag of iemand uit haar familie de taak van bewindvoerder en mentor op zich dient te nemen en wordt alleszins denkbaar geacht dat die beslissing onderhavig is aan de stemming van het moment, forse loyaliteitsproblemen, emotionele druk, verstoorde gezagsverhoudingen en psychische, sociale en persoonlijkheidsfactoren.
De moeder heeft in haar schriftelijke reacties, ingekomen op 31 juli 2015 en 27 oktober 2015, bevestigd dat, gelet op de persoonlijke en psychische problematiek van [A] , alsmede haar forse loyaliteitsproblematiek, het in haar belang is dat een professionele instantie het bewind en mentorschap uitvoert. Volgens [f] , die namens [de curator] sinds 2009 betrokken is bij [A] , zijn de kwetsbaarheid van [A] , de complexe familierelaties en haar loyaliteit jegens haar familie reden om een onafhankelijke bewindvoerder en mentor te benoemen. [f] heeft voorts gesteld dat er nauwelijks contact met [A] mogelijk was in de periode waarin zij bij [tante] verbleef, hetgeen door [A] onvoldoende gemotiveerd is bestreden.
[A] heeft hiertegenover onvoldoende onderbouwd dat [tante] geschikt is om als haar bewindvoerder en mentor op te treden. De omstandigheid dat [A] – naar zij stelt – vertrouwen heeft in [tante] en een goede band heeft met haar, is gelet op het vorenstaande onvoldoende om aan te nemen dat [tante] onder de gegeven omstandigheden geschikt is om als haar bewindvoerder en mentor op te treden. Bovendien heeft [A] , hoewel zij dit ter zitting heeft betwist, een wisselend standpunt ingenomen ten aanzien van de benoeming van [tante] tot haar bewindvoerder en mentor. Dit komt naar voren uit de schriftelijke reactie van de moeder, ingekomen op 31 juli 2015, de verklaringen van [f] in haar brief van 4 september 2015, alsmede in de uitlatingen van [A] jegens de raadsonderzoeker, weergegeven in het raadsrapport van 11 februari 2015 uit het voogdijdossier (zaaknummer 200.166.969/01). De consistentie van de uitdrukkelijke voorkeur van [A] is daarmee onzeker, te meer daar [A] blijkens de stukken in het dossier een beïnvloedbare vrouw is die niet goed in staat is beslissingen te nemen. Gelet op deze gegevens is het hof van oordeel dat [A] juist gediend is met de benoeming van een onafhankelijke en professioneel optredende bewindvoerder en mentor.
Voorts is gebleken dat er tussen [tante] en verscheidene begeleiders van [A] verschil van inzicht bestaat over wat [A] nodig heeft. Ter zitting in hoger beroep van 16 juli 2015 is namens [tante] verklaard dat de [stichting] [A] afhankelijk en onzelfstandig houdt. Mede in aanmerking genomen voormelde verklaring van drs. [j] , acht het hof het zeer wel mogelijk dat [tante] de problematiek van [A] rooskleuriger inschat dan goed is voor [A] , waardoor voorzienbaar is dat er verschil van inzicht met de begeleiders van [A] zal optreden. Hierdoor treden er naar het oordeel van het hof belemmeringen op bij de noodzakelijke begeleiding van [A] .
Op grond van het vorenstaande acht het hof gegronde redenen aanwezig die zich tegen de benoeming van [tante] als bewindvoerder en mentor ten behoeve van [A] verzetten.
4.8.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat het hof aanleiding ziet om af te wijken van de wettelijke voorkeursregeling, als bedoeld in artikel 1:435 lid 4 BW onderscheidenlijk artikel 1:452 lid 4 BW, en de vermogensrechtelijke en niet‑vermogensrechtelijke belangen van [A] te laten behartigen door een onafhankelijke en professionele bewindvoerder onderscheidenlijk mentor.
Het hof zijn geen gegronde redenen gebleken die zich verzetten tegen de benoeming van Humanitas, welke stichting is aangesloten bij de Branchevereniging Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI), tot bewindvoerder en tegen de benoeming van Mentorschap Nw‑H tot mentor ten behoeve van [A] . In aanmerking genomen hun beider bereidverklaringen zal het hof – met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre en opnieuw rechtdoende – Humanitas benoemen tot bewindvoerder en Mentorschap Nw‑H tot mentor van [A] .
4.9.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
benoemt, met ingang van de datum waarop deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, tot bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [A] :
Stichting Humanitas Inkomensbeheer
Postbus 141
1440 AC Purmerend
benoemt, met ingang van de datum waarop deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, tot mentor van [A] :
Stichting Mentorschap Noordwest‑Holland
Koopvaarder 1
1625 BZ Hoorn
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
bepaalt dat deze beschikking binnen tien dagen na heden vanwege de griffier bekend wordt gemaakt in de Staatscourant;
bepaalt dat de griffier van dit hof een kopie van deze beschikking zal zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, Sectie Kanton, locatie Zaanstad ter aantekening in het Centraal Curatele en Bewind Register.
Deze beschikking is gegeven door mw. mr. M.F.G.H. Beckers, mr. H.A. van den Berg en mr. I.M. Dölle in tegenwoordigheid van mr. J.H.M. Kessels als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2015.