Uitspraak
hij op of omstreeks 07 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid goederen (bestaande uit o.a. tandpasta en/of douchegel en/of een of meer blikjes bier en/of whisky (ter waarde van 60,95 euro)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal gelegen aan de [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte (met kracht) - eenmaal of meermalen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geduwd en/of (vervolgens) - (met gebalde vuist(en)) een of meer slaande en/of zwaaiende bewegingen naar en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gemaakt;
hij op of omstreeks 07 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000;
Bij de beoordeling van een besluit als het onderhavige dient internationale regelgeving in ogenschouw te worden genomen.
De uitspraak van het HvJ-EU van 11 juni 2015 heeft betrekking op het bepaalde in artikel 7, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn. De kern van de uitspraak is dat een termijn voor vrijwillig vertrek wordt gegeven, tenzij sprake is van een acuut of reëel gevaar voor de openbare orde.
In het inreisverbod van de verdachte is geen termijn voor vrijwillig vertrek opgenomen zonder dat hieraan overwegingen zijn gewijd. Volstaan wordt met een verwijzing naar eerdere veroordelingen. Gelet op de uitspraak van het HvJ-EU van 11 juni 2015 is dit niet juist. Hieraan hoeven echter in deze strafzaak geen consequenties te worden verbonden nu materieel gezien wel sprake is geweest van een dergelijke termijn. Het besluit dateert immers van 4 februari 2014 en de verdachte heeft genoeg tijd gehad om terug te keren.
In de onderhavige zaak kon het inreisverbod voorts op juiste gronden worden opgelegd voor de duur van 10 jaar nu de strafbare feiten waarop dit verbod is gebaseerd niet slechts betrekking hebben op vermogensdelicten maar ook op ernstiger feiten, die gedurende langere tijd hebben plaatsgevonden.
Hierbij wordt opgemerkt dat het arrest van 11 juni 2015 specifiek betrekking had op artikel 7, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn.
1.Rechtsoverweging 38:
2.Rechtsoverweging 40
3.Rechtsoverweging 41
4.Rechtsoverweging 50
individueel onderzoekvan het betrokken geval en het evenredigheidsbeginsel. Daaruit volgt dat het enkele feit dat een derdelander wordt verdacht van het plegen van een naar nationaal recht als misdrijf strafbaar gesteld feit of daarvoor is veroordeeld, er op zichzelf geen rechtvaardiging voor kan vormen dat deze derdelander wordt beschouwd als een gevaar voor de openbare orde te zijn in de zin van artikel 7, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn.
5.Rechtsoverweging 60
6.Rechtsoverweging 61
7.Rechtsoverweging 70
“openbare orde” in artikel 7, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn geen betekenis worden ontzegd bij de uitleg van het begrip
“ernstige bedreiging van de openbare orde” in artikel 11, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn.
doelstellingverdraagt zich naar het oordeel van het hof niet aanstonds met doel en strekking van de ISD-maatregel zoals neergelegd in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht.
gerichtop terugkeer naar het land van herkomst zou voorts tot gevolg hebben dat deze strafrechtelijke sanctie feitelijk als onderdeel van de terugkeerprocedure moet worden gezien hetgeen naar het oordeel van het hof op gespannen voet staat met:
spreekt de verdachte daarvan vrij.
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.