In deze zaak heeft klager, een uitkeringsgerechtigde, op 5 maart 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, die op 27 februari 2015 de klacht van klager tegen de notarissen ongegrond verklaarde. Klager verwijt de notarissen bedrog, partijdigheid, het versturen van infamerende en beledigende geschriften over zijn moeder, discriminatie en valsheid in geschrift. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard, en het hof bevestigt deze beslissing.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 21 november 2013 is het testament van de moeder van klager verleden, waarin klager en zijn zus als erfgenamen zijn benoemd. De Stichting, verbonden aan het kantoor van de notarissen, is benoemd tot bewindvoerder en executeur. Na het overlijden van de moeder op 7 januari 2014 heeft de notaris klager geïnformeerd over de nalatenschap en de mogelijkheden van aanvaarding. Klager heeft de notarissen beschuldigd van partijdigheid en bedrog bij de verdeling van de nalatenschap.
Het hof heeft de klacht van klager beoordeeld en vastgesteld dat er geen bewijs is voor de beschuldigingen. De oud-notaris was niet betrokken bij de uitvoering van de bewindvoering en de notaris heeft niet onterecht gehandeld. De communicatie van de notaris over de nalatenschap was niet beledigend en de beslissing van de Stichting om de executeursbenoeming niet te aanvaarden was redelijk. Het hof concludeert dat de kamer de klacht terecht ongegrond heeft verklaard en bevestigt de bestreden beslissing.