ECLI:NL:GHAMS:2015:4642

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2015
Publicatiedatum
12 november 2015
Zaaknummer
200.150.694/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van redelijk loon na beëindiging overeenkomst van opdracht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep inzake de bepaling van een redelijk loon in de zin van artikel 7:411 BW na de beëindiging van een overeenkomst van opdracht. De appellant, [X] VIDEO CONSULTANCY B.V., had een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, waarbij hij een bedrag van € 5.100,= exclusief btw vorderde. De rechtbank had eerder de vorderingen van de appellant afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep. Het hof had in een tussenarrest op 7 april 2014 al geoordeeld dat de rechtbank terecht de vorderingen van de appellant had afgewezen en dat de kosten van het geding in eerste aanleg voor rekening van de appellant kwamen.

Tijdens de verdere beoordeling heeft het hof de grieven van de geïntimeerde, die betrekking hadden op de vorderingen in reconventie, behandeld. Het hof heeft de geïntimeerde in de gelegenheid gesteld om een conceptbouwaanvraag over te leggen, om te beoordelen of deze reeds gereed was ten tijde van de beëindiging van de overeenkomst. De appellant betwistte echter dat de conceptbouwaanvraag ooit was besproken en stelde dat de bouwaanvraag incompleet was, wat volgens hem een reden was om het gevorderde loon niet als redelijk te beschouwen.

Het hof concludeerde dat de appellant niet voldoende had onderbouwd waarom het gevorderde loon niet redelijk zou zijn. De door de geïntimeerde gefactureerde bedragen werden als redelijk beschouwd en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerde waren begroot op € 704,= aan verschotten en € 1.737,= voor salaris. Het arrest werd openbaar uitgesproken op 10 november 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.150.694/01
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/531115/HA ZA 12-1434
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 november 2015
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] VIDEO CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Elst, gemeente Overbetuwe,
2.
[appellant],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellanten,
advocaat: mr. A. Robustella te Ede,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.A.M. Euverman te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna weer [appellant] (in mannelijk enkelvoud) en [geïntimeerde] genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 7 april 2014 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar dat arrest verwezen.
Partijen hebben na dat arrest de volgende stukken ingediend.
- akte met producties zijdens [appellant] ;
- antwoordakte met producties zijdens [geïntimeerde] .
Ten slotte is weer arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
Het hof blijft bij hetgeen in het tussenarrest is overwogen.
2.2
In het tussenarrest is het hof tot het oordeel gekomen dat de rechtbank terecht de vorderingen van [appellant] (in oorspronkelijke conventie) heeft afgewezen en hem in de kosten van dat deel van het geding in eerste aanleg heeft veroordeeld. In het kader van de beoordeling van de vorderingen van [geïntimeerde] (in oorspronkelijke reconventie) en de behandeling van de daarop betrekking hebbende grieven V, XI en XII heeft het hof [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld bij akte de door hem, naar hij stelt, vervaardigde conceptbouwaanvraag over te leggen. Alle overige grieven zijn reeds door het hof verworpen.
2.3
[geïntimeerde] is in de gelegenheid gesteld voormeld stuk over te leggen omdat het hof wilde kunnen beoordelen of het juist was dat [geïntimeerde] , zoals hij stelt, ten tijde van de beëindiging van de overeenkomst die conceptbouwaanvraag reeds gereed had. Als dat niet het geval was, kon het hof niet inzien waarom van de aanneemsom van de bouwvoorbereidingsfase (BV-fase) zo’n groot gedeelte (€ 5.100,= van de € 8.500,= steeds exclusief btw) reeds als redelijk loon verschuldigd zou zijn geworden.
2.4
Bij zijn akte na het tussenarrest heeft [geïntimeerde] als productie 21 een set stukken overgelegd, bestaande uit de conceptbouwaanvraagtekeningen, het voorlopig ontwerp, de stukken van constructeur [A] en de sonderingen. Hij stelt deze stukken met [appellant] te hebben besproken. Als productie 22 heeft hij een set stukken overgelegd, bestaande uit de definitieve bouwaanvraagtekeningen, de ontwerpstukken, de stukken van [A] , het rapport Toetsing verblijfsgebieden, verblijfsruimten van 18 april 2012, de sonderingen en het Veiligheids- en gezondheidsplan van 18 april 2012. Deze set moest nog met [appellant] worden besproken, alvorens tot indiening van de bouwaanvraag had kunnen worden overgegaan.
2.5
In zijn antwoordakte heeft [appellant] herhaald dat hij betwist dat de conceptbouwaanvraag ooit door partijen is besproken. Ook heeft hij betwist dat hetgeen [geïntimeerde] de definitieve bouwaanvraag noemt, als zodanig kan worden gekwalificeerd. Hij stelt dat de gemeente Overbetuwe, waar de bouwaanvraag had moeten worden ingediend, hem heeft medegedeeld dat de aanvraag incompleet is, omdat ontbreken: een nieuw welstandsadvies, een positief advies van de monumentencommissie, een riolerings- en afwateringsplan en een veiligheidsvoorziening aan de trap naar de kelderverdieping, terwijl met betrekking tot een aantal andere punten in de aanvraag informatie ontbreekt.
2.6
Het hof roept in herinnering dat [geïntimeerde] van de totale door hem geoffreerde werkzaamheden in de BV-fase (€ 8.500,=) heeft gefactureerd 60 uur à € 85,= voor plattegronden, gevels, doorsneden, details. Het resterende bedrag van € 3.400,= zou dan zien op het vervaardigen van een technische omschrijving ten behoeve van de aanbesteding, het overleg met de gemeente en de voorselectie van aannemers en de offertes van aannemers. De informatie die volgens [appellant] ontbrak, zou [geïntimeerde] in het (geoffreerde) overleg met de gemeente alsnog hebben kunnen verschaffen. Dat die informatie zou ontbreken is dan ook geen reden het gevorderde loon als niet redelijk aan te merken.
2.7
[appellant] heeft niet inzichtelijk gemaakt hoeveel (extra) uren hij meent dat met het aanvragen van de door hem genoemde welstands- en monumentenadviezen gemoeid zouden zijn geweest en hoe die werkzaamheden zich verhouden tot de vervallen post “overleg met gemeente”. Ook met betrekking tot de overige ontbrekende zaken heeft [appellant] geen voldoende gekwantificeerde conclusie verbonden aan zijn kritiek. Als zou moeten worden vastgesteld dat de bouwaanvraag (nog) niet geheel compleet was, is de consequentie daarvan immers niet, dat [geïntimeerde] voor zijn werkzaamheden in de BV-fase in het geheel geen beloning toekomt. Het gaat erom te bepalen welk deel van de gevorderde € 5.100,= exclusief btw als redelijk loon toewijsbaar is. Hetgeen door [appellant] is aangevoerd biedt geen grond om te oordelen dat het gevorderde loon niet redelijk is.
2.8
Hetgeen hiervoor werd overwogen leidt tot de slotsom dat ook de grieven V, XI en XII en in het vervolg daarvan ook grief XIII, tevergeefs zijn voorgedragen. De door [geïntimeerde] gefactureerde bedragen van € 6.069,= inclusief btw ( [appellant] merkt terecht op dat het bestreden vonnis abusievelijk vermeldt dat dat bedrag exclusief btw zou zijn) en € 725,90 inclusief btw (waartegen [appellant] geen voldoende kenbare specifieke grief heeft aangevoerd), zijn door de rechtbank terecht toegewezen en [appellant] is terecht in de kosten van het geding in reconventie veroordeeld.
2.9
Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij dient [appellant] de kosten van het hoger beroep te dragen.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van 18 december 2013;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 704,= aan verschotten en € 1.737,= voor salaris;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, J.C.W. Rang en H.J.M. Boukema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 november 2015.