Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klaagster zelfstandig een klacht ingediend tegen haar notaris, waarbij zij hem beschuldigt van samenspanning met de kantonrechter, haar curator, de makelaar en de bank. Dit zou hebben geleid tot de verkoop van haar onroerendgoedportefeuille tegen een veel te lage prijs. De kamer voor het notariaat in Amsterdam heeft de klacht van klaagster op 13 januari 2015 ongegrond verklaard. Klaagster heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam.
Het hof heeft op 10 november 2015 geoordeeld dat de kamer klaagster niet in haar klacht had mogen ontvangen. Dit oordeel is gebaseerd op de bevindingen dat klaagster, die onder curatele is gesteld wegens een geestelijke stoornis, niet in staat was tot een redelijke waardering van haar belangen. Het hof heeft vastgesteld dat klaagster niet in staat was om haar wil ten aanzien van de klacht te bepalen en de betekenis van de klacht te begrijpen. Hierdoor heeft het hof de beslissing van de kamer vernietigd en klaagster alsnog niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de ontvankelijkheid van klachten ingediend door personen die onder curatele staan, en de rol van de curator in dergelijke procedures. Het hof heeft de relevante wetgeving, met name artikel 99 van de Wet op het notarisambt, in overweging genomen bij het nemen van zijn beslissing.