ECLI:NL:GHAMS:2015:4529
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in een strafzaak met betrekking tot softdrugs
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De officier van justitie had de verdachte gedagvaard voor het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hasjiesj, terwijl de verdachte zich in een proeftijd bevond van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De officier van justitie was gebonden aan de beleidsuitgangspunten voor vervolging, waaronder de 'Aanwijzing kader voor strafvordering' en de 'Richtlijn Opiumwet, softdrugs'. De politierechter had de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, omdat er geen transactie was aangeboden aan de verdachte, wat in strijd zou zijn met de beleidsregels.
Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel de verdachte recht had op een transactie, de officier van justitie in redelijkheid kon besluiten om de verdachte te dagvaarden, gezien de omstandigheden van de proeftijd. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bevestigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling. De beslissing van het hof is genomen na het horen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman van de verdachte. Het hof heeft de uitspraak gedaan in een openbare zitting, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren.