ECLI:NL:GHAMS:2015:4522
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huur van bedrijfsruimte en opschorting van huurbetalingen in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de huur van een bedrijfsruimte. De kantonrechter had in eerste aanleg de huurovereenkomst beëindigd per 1 augustus 2016. De appellante, die een DA drogisterij exploiteert in het gehuurde, heeft in hoger beroep een incidentele vordering ingesteld tot opschorting van de huurbetalingen, omdat zij de huur per eind oktober 2015 wenst te beëindigen. De huurder heeft de opzegging van de huurovereenkomst door Dreef Beheer, de verhuurder, aanvankelijk niet geaccepteerd, maar later alsnog ingestemd met de beëindiging per 31 oktober 2015. Dreef Beheer heeft echter betwist dat de huurovereenkomst op die manier kon worden beëindigd en heeft verzocht om zekerheidstelling voor de huurbetalingen. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geoordeeld dat de incidentele vordering van de appellante moet worden toegewezen. Dit betekent dat Dreef Beheer moet gedogen dat de appellante de bedrijfsruimte ontruimt en dat de huurbetalingen voor de periode na de ontruiming worden opgeschort. De vordering van Dreef Beheer tot zekerheidstelling is afgewezen. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door de appellante.