Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[X] B.V.,
[appellant sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
Standaard contrakt voor de uitgave van een boek(hierna: het contract). Het contract geldt feitelijk voor alle werken van [geïntimeerde] die [X] heeft uitgegeven.
[Y].
[Y]uiteindelijk doen uitgeven door [Z] Books te Glasgow (hierna: [Z] ).
“ de Engelse Concordant , de Duitse Konkordanz en de Duitse Synoptische II ”, beëindigt op grond van artikel 15 lid 1 van het contract tegen 28 februari 2011.
Concordant Materia Medicaen
The New Synoptic One.
[Y]uit te doen geven door [X] .
[Y], afscheid van [X] mocht nemen zonder schadeplichtig te zijn. Voorts heeft de rechtbank, kort en zakelijk weergegeven, onder meer:
[Y]. Volgens [X] heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat tussen haar en [geïntimeerde] ter zake geen overeenkomst tot stand is gekomen. Dat dit de bedoeling was van beide partijen blijkt uit (i) de getuigenverklaring van [F] , (ii) de overgelegde producties, (iii) de verklaringen en gedragingen van [geïntimeerde] zelf en (iv) het feit dat partijen al twee jaar lang uitvoering gaven aan hun overeenkomst om
[Y]uit te geven. Daarbij is van belang dat de overeenkomsten tussen [X] en [geïntimeerde] steeds mondeling of stilzwijgend tot stand kwamen. In 2004 is begonnen met de uitgave van de Spectrum-serie die uit acht delen zou bestaan. Deel I is in 2005 uitgegeven en deel II in 2007.
[Y]zou het derde deel van de serie zijn. Partijen waren het er in augustus 2007 over eens dat
[Y]uit twee boeken van in totaal 2.000 pagina’s zou bestaan. Toen later bleek dat het werk veel omvangrijker zou worden is overleg gevoerd met als uitkomst dat [X]
[Y]zou uitgeven in de door [geïntimeerde] voorgestane omvang. Partijen hebben twee jaar lang aan
[Y]gewerkt. De werkzaamheden bestonden onder meer uit het werk van [F] , die toentertijd bij [X] in dienst was en [geïntimeerde] inhoudelijk heeft ondersteund, relevante informatie heeft verzameld en aangeleverd, heeft meegedacht over het werk en de indeling daarvan, een verklarende woordenlijst heeft gemaakt, het werk heeft geredigeerd en het ‘
proof readen’ heeft gedaan. Op grond van een en ander heeft [X] erop mogen vertrouwen dat partijen weer stilzwijgend een overeenkomst waren aangegaan voor de uitgave van
[Y], aldus nog steeds [X] .
[Y]een overeenkomst tot stand is gekomen. Daarvoor is van belang dat er - al dan niet stilzwijgend - overeenstemming bestaat over de essentialia van de overeenkomst, zoals de rechtbank ook heeft overwogen. [X] stelt dat zij en [geïntimeerde] het eens waren over de omvang van het werk en de wijze waarop dit zou worden uitgegeven. [geïntimeerde] bestrijdt dat, volgens hem hadden partijen nog geen overeenstemming bereikt over de inhoud en omvang van het manuscript. Volgens [geïntimeerde] vond [X] destijds ook zelf dat geen overeenstemming was bereikt, nu zij [geïntimeerde] bij e-mail van 28 januari 2010 schreef
“Je bent met deel 3 in de “Spectrum Series” naar [G] gegaan, dat is je goed recht”.
[Y]heeft verricht en tussen [F] en [geïntimeerde] werd gecorrespondeerd over een mogelijke publicatiedatum, niet (zonder meer) dat [X] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat overeenstemming was bereikt. Nu [X] in hoger beroep geen specifiek en concreet bewijs ter zake heeft aangeboden, is haar stelling betreffende het bestaan van een overeenkomst met betrekking tot de uitgave van [Y] niet in rechte komen vast te staan. Haar eerste principale grief slaagt daarom niet.
grief 3 in principaal beroepbetoogt [X] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij in verzuim is geraakt nadat zij de royalty’s over het eerste kwartaal 2010 eind januari 2010 nog niet had uitbetaald, en met
grief 4 in principaal beroepdat het niet tijdig betalen van royalty’s de ontbinding van alle overeenkomsten rechtvaardigde.
grief 1 in incidenteel beroepaan dat de termijn voor het overleggen van statements schriftelijk is overeengekomen en daardoor een fatale termijn is, zodat een ingebrekestelling niet nodig was.
de principale grief 2.
primairdat zij een vordering heeft op [geïntimeerde] omdat deze de overeenkomst met betrekking tot het uitgeven van
[Y]niet is nagekomen. Uit hetgeen het hof ten aanzien van de eerste principale grief heeft overwogen volgt dat zulks niet juist is, zodat de primaire stelling niet draagkrachtig is.
subsidiairdat partijen reeds zover gevorderd waren in hun onderhandelingen over het tot stand brengen van een overeenkomst met betrekking tot
[Y], dat [geïntimeerde] niet gerechtigd was deze onderhandelingen af te breken zonder [X] een schadevergoeding te betalen.
[Y], en deze kosten niet (deels) vergoed. De stelling van [X] dat zo’n situatie zich hier voordoet, onder verwijzing naar met name de e-mailwisseling tussen [F] en [geïntimeerde] , is door [geïntimeerde] onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dat de vergoedingsplicht niet op zou gaan omdat tussen partijen een - aan [X] verwijtbare - vertrouwensbreuk is ontstaan, is door [geïntimeerde] onvoldoende toegelicht. Het voorgaande heeft tot gevolg dat [geïntimeerde] de door [X] geleden schade (deels) dient te vergoeden. Nu de omvang van deze schade eenvoudig moet kunnen worden begroot zal het hof hiertoe in de onderhavige procedure overgaan en niet verwijzen naar de schadestaat. [X] wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de omvang van de met haar inspanningen gemoeide kosten, voor zover [geïntimeerde] hiervan heeft geprofiteerd. In zoverre slaagt de twee principale grief.
grief 2 in incidenteel beroepkomt [geïntimeerde] op tegen die overweging, stellend dat [X] onvoldoende promotiewerkzaamheden heeft verricht. Volgens hem ligt het op de weg van [X] om niet alleen te stellen dat zij die werkzaamheden heeft verricht maar ook om dat aan te tonen.
incidentele grieven 3 en 4zijn gericht tegen voormelde overwegingen en beslissing van de rechtbank.
incidentele grief 6betoogt [geïntimeerde] dat ook [appellant sub 2] aansprakelijk is zowel voor de auteursrechtinbreuken als voor de schadevergoeding die hij heeft gevorderd.
incidentele grief 7betreft de uitgave door [X] van werken van [geïntimeerde] in digitale vorm.
incidentele grief 10houdt in dat [X] na opzegging of beëindiging weliswaar gerechtigd was de aanwezige voorraad boeken te verkopen, maar niet nadat de uitgeefovereenkomsten op grond van artikel 6:265 BW zijn ontbonden wegens een tekortkoming van [X] .
incidentele grief 5is gericht tegen de afwijzing van deze provisionele voorziening door de rechtbank. Het hof deelt het oordeel van de rechtbank dat voormelde vordering diende te worden afgewezen. Voor een motivering van dit oordeel verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft overwogen (rechtsoverweging 6.35 tussenvonnis), met welke overwegingen het hof zich verenigt en die het hof tot de zijne maakt. Nu ook het hof de vordering in het incident niet toewijsbaar acht en [geïntimeerde] geen grief heeft gericht tegen (de hoogte van) de proceskostenveroordeling dient deze te zijnen laste te blijven.
incidentele grief 9is gericht tegen afwijzing van deze vordering door de rechtbank.
incidentele grief 8is namens [geïntimeerde] ter zitting ingetrokken, zodat deze geen bespreking behoeft.
principale grief 5uiteengezet wat volgens haar het lot moet zijn van de vorderingen van [geïntimeerde] en haar eigen eis gewijzigd. Het hof zal hierna achtereenvolgens de vorderingen van [geïntimeerde] en de resterende vorderingen van [X] aan de orde stellen.
[geïntimeerde]:
[X]:
[Y]niet is nagekomen en subsidiair is tekortgeschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door de onderhandelingen af te breken, op te maken bij staat.