ECLI:NL:GHAMS:2015:4479

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2015
Publicatiedatum
4 november 2015
Zaaknummer
200.137.535/07-2 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot mededelingen uit onderzoeksverslag in ondernemingsrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 26 oktober 2015 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek van [A] om mededelingen te mogen doen uit een onderzoeksverslag. Dit verslag betreft een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschappen Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V. Het verzoek van [A] is gedaan naar aanleiding van eerdere beschikkingen en vonnissen die hem beperkten in het delen van informatie uit het onderzoeksverslag. De Ondernemingskamer heeft in eerdere beschikkingen, waaronder die van 18 maart 2014, een onderzoek bevolen en onderzoekers aangesteld. De voorzitter van de Ondernemingskamer heeft het verzoek van [A] om het onderzoeksverslag voor een ieder ter inzage te leggen afgewezen, maar heeft wel toestemming gegeven voor het doen van mededelingen in specifieke procedures, waaronder een procedure bij het Federal Arbitrazhnyi Court in Rusland en een aansprakelijkheidsprocedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De voorzitter oordeelde dat het belang van [A] bij het kunnen doen van mededelingen uit het onderzoeksverslag in deze procedures voldoende zwaarwegend was. De beschikking is openbaar uitgesproken en de voorzitter heeft de machtiging verleend voor de mededelingen in de genoemde procedures, terwijl andere verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
VOORZITTER VAN DE ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.137.535/07 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 26 oktober 2015
inzake:
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaten:
mrs. F.M. Petersen
M.D. Hazenberg, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM I B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM II B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEADERLAND TTM III B.V.,
allen gevestigd te Hilversum,
VERWEERSTERS,
niet verschenen,
e n t e g e n

1.[B] ,

wonend te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. C.J. Jager, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

2.[D] ,

wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mrs. J.A. Meijeren
K. ter Hart, beiden kantoorhoudende te Den Haag,
e n t e g e n

3.[C] ,

wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mrs. I.S. Oosterhoffen
R.J.T. Kamstra, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen en andere personen zullen hierna als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker als [A] ;
  • verweersters 1 tot en met 4 ieder afzonderlijk als respectievelijk Leaderland TTM, Leaderland I, Leaderland II en Leaderland III en gezamenlijk als Leaderland c.s.;
  • belanghebbende 1 als [B] ;
  • belanghebbende 2 als [D] ;
  • belanghebbende 3 als [C] .
1.2
Voor het eerdere verloop van het geding verwijst de voorzitter van de Ondernemingskamer naar de beschikkingen van de Ondernemingskamer van 18 maart 2014, 11 juli 2014, 24 juli 2014, 5 december 2014, 15 december 2014, 3 februari 2015, 28 april 2015 en 29 mei 2015, 5 juni 2015, 22 juli 2015, 5 oktober 2015 en 26 oktober 2015, alsmede naar de beschikkingen van de voorzitter van de Ondernemingskamer van 29 mei 2015 en 15 juni 2015.
1.3
Bij haar beschikking van 18 maart 2014 heeft de Ondernemingskamer onder meer en voor zover hier van belang:
- een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Leaderland c.s. over de periode vanaf 1 oktober 2012;
- mr. F.D. Stibbe te Amsterdam en drs. N. van der Noll te Oosthuizen (hierna ook aan te duiden als de onderzoekers) benoemd tot onderzoekers.
1.4
Het verslag van het door de onderzoekers verrichte onderzoek met bijlagen (hierna het onderzoeksverslag te noemen) is op 28 april 2015 ter griffie van de Ondernemingskamer neergelegd. Bij de op die dag gegeven beschikking heeft de Ondernemingskamer onder meer bepaald dat het onderzoeksverslag ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.5
Bij de beschikking van 29 mei 2015 heeft de Ondernemingskamer, onder meer, het verzoek van [A] om te bepalen dat het onderzoeksverslag voor een ieder ter inzage ligt, afgewezen.
1.6
Bij de beschikking van 15 juni 2015 heeft de voorzitter van de Ondernemingskamer [A] gemachtigd om mededelingen uit het onderzoeksverslag te doen in het kader van de in die beschikking vermelde procedures aan de aldaar genoemde derden.
1.7
Bij brief van 26 augustus 2015 heeft mr. Peters de Ondernemingskamer bericht dat [A] het onderzoeksverslag heeft verstrekt aan een aantal - niet onder het bereik van de op 15 juni 2015 verleende machtiging vallende - derden.
1.8
Bij vonnis in kort geding van 25 september 2015 heeft de voorzieningenrechter van rechtbank Amsterdam [A] - onder meer - op straffe van een dwangsom verboden het onderzoeksverslag aan derden te verstrekken en anderszins mededelingen daaruit te doen aan derden, behoudens machtiging door de voorzitter van de Ondernemingskamer, en [A] veroordeeld om opgave te doen aan [B] van de volledige namen en adresgegevens van partijen aan wie [A] het onderzoeksverslag heeft verstrekt of daaruit anderszins mededelingen heeft gedaan.
1.9
Bij verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer per e-mail op 2 oktober 2015 (per post op 6 oktober 2015), heeft [A]
primair de Ondernemingskamer verzocht het onderzoeksverslag voor een ieder ter inzage te leggen,
subsidiair de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht hem te machtigen het onderzoeksverslag, inclusief bijlagen, in te brengen en daaruit mededelingen te mogen doen in “
alle (toekomstige) procedures en zaken waarbij geen andere partijen betrokken zijn dan (…) [A] , ( [B] ), ( [D] ), ( [C] ), (Leaderland c.s.), [B] , SC Raw Materials B.V., SC Investment Group BVBA, Peters Inc., Peters BVI, OOO Soyuz TTM, OOO Soyuz Corporation, OO Soyuz M, SC Financial Investment Group BVI”, en
meer subsidiair de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht hem te machtigen het onderzoeksverslag, inclusief bijlagen, in te brengen en daaruit mededelingen te mogen doen “
in de navolgende procedures:
(i)
cassatieberoep in Rusland;
(ii)
het hoger beroep tegen het (…) vonnis van de rechtbank Lelystad;
(iii)
de vrijwaringsprocedure in de Peters Inc. procedure;
(iv)
de (nog te starten) procedure tegen [A] in verband met onrechtmatig gelegd beslag; en
(v)
het eventueel door [B] c.s. te starten voorlopig getuigenverhoor betreffende EFKO en de lange termijn contracten.
1.1
Bij brief van 6 oktober 2015 heeft mr. Jager namens [B] geconcludeerd tot afwijzing van voormelde verzoeken van [A] . Bij brief van 14 oktober 2015 hebben mrs. Oosterhoff en Kamstra de (voorzitter van de) Ondernemingskamer bericht dat [C] de standpunten en argumenten van [B] in de brief van 6 oktober 2015 van mr. Jager onderschrijft.
1.11
Bij brief van 14 oktober 2015 heeft mr. Meijer namens [D] geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [A] , althans afwijzing van diens verzoeken.
1.12
Van Leaderland c.s. is in dit verband niet vernomen.
1.13
Bij de beschikking van 26 oktober 2015 heeft de Ondernemingskamer het primaire verzoek van [A] om te bepalen dat het onderzoeksverslag ter inzage ligt voor een ieder (zie hierboven onder 1.9 sub a) afgewezen.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Thans zijn aan de orde de hiervoor in 1.9 onder b en c weergegeven verzoeken van [A] aan de voorzitter van de Ondernemingskamer.
2.2
Aan het verzoek van [A] als weergegeven in 1.9 onder b heeft hij ten grondslag gelegd dat alle daar genoemde (rechts)personen belanghebbende zijn in de enquêteprocedure of anderszins “
ultiem bekend” zijn met de in het onderzoeksverslag genoemde feiten en omstandigheden en dat de huidige en toekomstig te verwachten geschillen tussen die partijen “
steeds in meer of mindere gerelateerd (zijn) aan hetgeen in de enquêteprocedure aan de orde is gekomen”.
2.3
De voorzitter van de Ondernemingskamer acht dit verzoek te ruim en te ongespecificeerd. Het dient dan ook te worden afgewezen.
2.4
Ten aanzien van het meer subsidiaire verzoek als weergegeven in 1.9 onder c geldt het volgende.
2.5
Als algemeen bezwaar hebben [B] , [C] en [D] aangevoerd dat het [A] vooral te doen is om hen zwart te maken, dat [A] niet op zorgvuldige wijze omgaat met de belangen van anderen, stelselmatig en opzettelijk eerdere machtigingen heeft geschonden, en zowel de Ondernemingskamer als de voorzieningenrechter welbewust onjuist heeft geïnformeerd. Dit verweer wordt verworpen. Het feit dat [A] zonder machtiging van de voorzitter van de Ondernemingskamer aan een aantal derden mededelingen heeft gedaan uit het onderzoeksverslag, waaronder tevens moet worden verstaan het geven van inzage in of verstrekking van het onderzoeksverslag, en dat de informatie die [A] daarover heeft verstrekt aan de Ondernemingskamer en de voorzieningenrechter - naar [B] stelt - onjuist is (verwezen zij onder meer naar het voornoemde vonnis van 25 september 2015), dient naar het oordeel van de voorzitter van de Ondernemingskamer niet zonder meer te leiden tot afwijzing van een nieuw machtigingsverzoek van [A] . Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat, zoals vermeld in de brief van 26 augustus 2015 van mr. Peters, van de zijde van [A] is “
verzekerd dat een dergelijke misstap niet weer zal plaatsvinden.”
2.6
De voorzitter van de Ondernemingskamer oordeelt als volgt.
(i) cassatieberoep in Rusland
2.7
Deze procedure is aanhangig bij de “Federal Arbitrazhnyi (Commercial) Court of the North-Western District of the Russian Federation (St. Petersburg)” (zaaknummer A21-9225/2013). Nu de voorzitter van de Ondernemingskamer [A] reeds, bij beschikking van 15 juni 2015, heeft gemachtigd om in de hieraan voorafgegane procedure in hoger beroep mededelingen uit het onderzoeksverslag te doen, acht de voorzitter van de Ondernemingskamer toewijzing van dit verzoek op zijn plaats.
(ii) het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Lelystad
2.8
[A] vordert in deze procedure in hoger beroep voor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (locatie Leeuwarden) (zaaknummer nog niet bekend) vaststelling van aansprakelijkheid van onder andere Leaderland c.s., [B] , [D] en [C] voor het ‘leeghalen’ van Leaderland c.s. [A] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het onderzoeksverslag van belang kan zijn bij de oordeelsvorming in deze aansprakelijkheidsprocedure. De voorzitter van de Ondernemingskamer acht het door [A] gestelde belang bij het kunnen doen van mededelingen uit het onderzoeksverslag in het kader van deze procedure voldoende zwaarwegend. De machtiging zal worden verleend.
(iii) de vrijwaringsprocedure in de Peters Inc. procedure
2.9
Bij de beschikking van 15 juni 2015 heeft de voorzitter van de Ondernemingskamer [A] gemachtigd om uit het onderzoeksverslag mededelingen te doen in het kader van de procedure voor de rechtbank Amsterdam tussen Peters Inc. en [A] betreffende de terugbetaling van de lening die Peters Inc. verstrekt zou hebben aan Leaderland c.s. In deze procedure heeft [A] een vrijwaringsincident opgeworpen. [A] wenst in vrijwaring op te roepen [B] , [D] , [C] , Peters BVI en Meijer advocaten. Deze procedure (met zaaknummer 13/588661) staat op de rol van 7 oktober 2015 voor een beslissing in het vrijwaringsincident. Gelet op de reeds verstrekte machtiging en op de in vrijwaring op te roepen personen, ziet de voorzitter van de Ondernemingskamer aanleiding om deze machtiging ook te verlenen ten aanzien van de eventuele vrijwaringsprocedure.
De (nog aan te vangen) procedures genoemd onder (iv) en (v)
2.1
Reeds omdat deze procedures nog niet zijn aangevangen en evenmin zeker is dat die een aanvang zullen nemen, acht de voorzitter van de Ondernemingskamer deze verzoeken - mede in aanmerking genomen de overige hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden van deze zaak - niet toewijsbaar.
2.11
De slotsom is dat het verzoek tot machtiging om mededelingen uit het onderzoeksverslag te doen wordt toegewezen ten aanzien van de in 1.9 onder c sub (i) tot en met (iii) genoemde procedures en dat alle overige verzoeken worden afgewezen. De te verlenen machtiging strekt zich voorts uit tot procedures die volgen op het aanwenden van een rechtsmiddel. Alle overige of andere verzoeken worden afgewezen.

3.De beslissing

De voorzitter van de Ondernemingskamer:
machtigt [A] , wonende te Amsterdam, om uit het verslag met bijlagen van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Leaderland TTM B.V., Leaderland TTM I B.V., Leaderland TTM II B.V. en Leaderland TTM III B.V., neergelegd ter griffie van de Ondernemingskamer op 28 april 2015:
i mededelingen te doen aan het “Federal Arbitrazhnyi (Commercial) Court of the North-Western District of the Russian Federation (St. Petersburg)” in Rusland in het kader van de procedure onder zaaknummer A21-9225/2013 en aan de daarbij betrokken partijen, alsmede het onderzoeksverslag met bijlagen in deze procedure in te brengen;
ii mededelingen te doen aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (locatie Leeuwarden) in het kader van de aansprakelijkheidsprocedure als bedoeld in 2.8 hiervoor, en aan de daarbij betrokken partijen, alsmede het onderzoeksverslag met bijlagen in deze procedure in te brengen;
iii mededelingen te doen aan de rechtbank Amsterdam in het kader van de (eventuele) vrijwaringsprocedure als bedoeld in 2.9 hiervoor, en aan de daarbij betrokken partijen, alsmede het onderzoeksverslag met bijlagen in deze procedure in te brengen;
iv. bepaalt dat de hiervoor onder (i) tot en met (iii) verleende machtiging zich mede uitstrekt tot procedures die volgen op het aanwenden van een rechtsmiddel;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, (waarnemend) voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2015.