ECLI:NL:GHAMS:2015:4461
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Burenrechtelijke geschil over verwijdering van ligusterheg en schadevergoeding
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een burenconflict tussen twee eigenaren van aangrenzende percelen. De appellant, eigenaar van een perceel, vorderde dat de geïntimeerde, zijn buurman, een ligusterheg zou herplaatsen die zonder overleg was verwijderd. De ligusterheg had jarenlang de feitelijke erfscheiding gevormd. De appellant stelde dat de heg gemeenschappelijk eigendom was en dat de verwijdering onrechtmatig was. De rechtbank had eerder de vorderingen van de appellant en zijn inmiddels overleden echtgenote afgewezen, omdat zij onvoldoende belang hadden bij de herplaatsing van de heg. Het hof bevestigde deze afwijzing en oordeelde dat de appellant geen voldoende belang had bij de vordering tot herplaatsing, aangezien de oorspronkelijke heg niet meer kon worden hersteld en de huidige situatie niet onrechtmatig was. Bovendien werd de vordering tot smartengeld afgewezen, omdat er geen bewijs was dat de geïntimeerde opzettelijk schade had willen toebrengen aan de appellant. Het hof concludeerde dat de appellant niet kon aantonen dat hij geestelijk leed had geleden in de zin van de wet. De kosten van het geding in hoger beroep werden aan de appellant opgelegd.