Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Voor zover [appellant] heeft willen betogen dat hij, los van hetgeen hiervoor (hof: met betrekking tot de arbeidsomvang
) is overwogen, aanspraak maakt op uitbetaling van uren die wel op de loonstrook of op het urenoverzicht zijn vermeld maar dat die uren niet zijn uitbetaald, dan heeft hij dat onvoldoende duidelijk gemaakt. Voor zover (een deel van) de loonvordering hierop is gebaseerd is dat deel niet toewijsbaar.”
afspraakkan niet worden afgeleid uit het
verzoekvan [appellant] “de wijziging door de uitbreiding op de IJburg school te muteren”. Die afspraak blijkt evenmin uit het feit dat [appellant] vanaf september 2006 gedurende zeven weken 16,25 uur per week heeft gewerkt, zoals hij heeft aangevoerd. Het feit dat een werknemer gedurende enige weken meer dan de overeengekomen arbeidsduur werkt, impliceert niet dat de overeengekomen arbeidsduur structureel verandert. Dat betekent dat [appellant] , die zich op het bestaan daarvan beroept, de door hem gestelde afspraak over de uitbreiding van de arbeidstijd in september 2006 zou moeten bewijzen. Hij heeft evenwel ook in hoger beroep geen voldoende gespecificeerd bewijsaanbod gedaan en het hof ziet evenmin als de kantonrechter aanleiding hem ambtshalve bewijs op te dragen. De gestelde afspraak is dus niet komen vast te staan.