4.6.Het hof overweegt als volgt.
Ter zitting in hoger beroep heeft de advocaat van [de minderjarige] desgevraagd bevestigd dat het subsidiaire verzoek de zaak aan te houden voor een korte periode waarin de gemeente ervoor dient te zorgen dat [de minderjarige] in een instelling geplaatst wordt waar hij gepast onderwijs en gepaste behandeling krijgt, zwaarder weegt dan het primaire verzoek, en dat het primaire verzoek (mede) is ingediend om een doorbraak in de stagnerende situatie van [de minderjarige] te forceren.
Het hof ziet, gelet op deze toelichting en het verhandelde ter zitting, aanleiding eerst dit subsidiaire verzoek van [de minderjarige] te behandelen. De omstandigheid dat [de minderjarige] zich niet verzet tegen een gesloten uithuisplaatsing als zodanig – en dat de vraag of een gesloten uithuisplaatsing noodzakelijk is in hoger beroep strikt genomen niet aan de orde is - staan daaraan, in het belang van [de minderjarige] , thans niet in de weg. Het hof overweegt als volgt.
Een machtiging gesloten jeugdhulp op grond van artikel 6.1.2. tweede lid Jw kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Uit artikel 1.1 Jw volgt dat als jeugdhulp heeft te gelden:
Ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatisch of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.
Vast staat dat [de minderjarige] sinds 2010 op diverse opvanglocaties heeft verbleven en dat hij sinds 2 mei 2014 in een accommodatie van gesloten jeugdzorg verblijft. Uit het gezinsplan van 31 maart 2015 blijkt dat, vanwege het uitblijven van resultaat van behandeling van [de minderjarige] in de gesloten instelling, op 20 maart 2015 is besloten tot onderzoek van [de minderjarige] door het CCE. De GI heeft ter zitting in hoger beroep laten weten dat het eindgesprek naar aanleiding van dit onderzoek zal plaatsvinden op 19 oktober 2015, en voorts dat het onduidelijk is wat het advies zal zijn en op welke termijn [de minderjarige] uiteindelijk de op hem toegesneden behandeling zal krijgen. Uit het gezinsplan volgt voorts dat in maart 2014 reeds is geconstateerd dat binnen de [de instelling] geen passend onderwijs aan [de minderjarige] kan worden geboden, hetgeen de GI ter zitting in hoger beroep heeft bevestigd. Dit heeft tot gevolg gehad dat [de minderjarige] sinds de zomervakantie niet of nauwelijks onderwijs volgt.
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de jeugdhulp aan [de minderjarige] , die nog maar 13 jaar oud is, lijkt te stagneren.
Aangezien op 19 oktober 2015 het door het CCE te geven eindadvies ten aanzien van de aan [de minderjarige] te verlenen jeugdhulp zal worden besproken en de GI ter zitting in hoger beroep heeft laten weten dat zij naar aanleiding van dit advies met de gemeente in overleg zal treden over de aan [de minderjarige] te verlenen jeugdhulp, zal het hof, overeenkomstig het verzoek van de advocaat van [de minderjarige] , de zaak aanhouden tot 18 november 2015 teneinde van de GI te vernemen:
- het door het CCE gegeven advies;
- de uitkomst van de bespreking van dit advies; én
- op welke wijze en op welke termijn adequaat in de behandel- en onderwijsbehoefte van [de minderjarige] zal worden voorzien.