Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.STICHTING IRIS,
STICHTING PHOENIX,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een kort geding waarin Greenpeace en twee stichtingen, Iris en Phoenix, in hoger beroep zijn gegaan tegen een gebod dat hen verbood om acties te ondernemen tegen de olietanker Mikhail Ulyanov, die Noordpoololie vervoerde. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 20 oktober 2015 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter had eerder op 4 oktober 2014 beslist dat Greenpeace en de stichtingen zich gedurende vier weken moesten onthouden van acties tegen de tanker, op straffe van een dwangsom. Greenpeace voerde aan dat het vonnis een 'chilling effect' had op hun recht om te demonstreren en dat zij belang hadden bij de behandeling van het hoger beroep, ondanks het feit dat de periode waarvoor het gebod was gegeven inmiddels was verstreken.
Het hof oordeelde dat het hoger beroep geen feitelijke betekenis meer had, omdat de periode van het gebod al was verlopen. Het hof verwierp de grieven van Greenpeace en de stichtingen, omdat er geen materieel belang meer was bij de behandeling van het hoger beroep. Het hof oordeelde dat de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter niet meer relevant was voor de huidige situatie, en dat er geen belemmering was voor toekomstige acties van Greenpeace. Het hof veroordeelde Greenpeace en de stichtingen in de proceskosten van het hoger beroep, die aan de zijde van Blueward zijn begroot op een totaal van 5.088 euro.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van materieel belang bij hoger beroep en de afweging tussen het recht op demonstratie en de belangen van derden, in dit geval de belangen van Blueward, de eigenaar van de olietanker. Het hof concludeerde dat de belangen van Greenpeace en de stichtingen niet opwogen tegen de belangen van Blueward, en dat het hoger beroep om die reden moest worden verworpen.