In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek dat op 8 september 2015 was ingediend door mr. R.W. Koevoets, advocaat te Rotterdam, tegen raadsheer-commissaris mr. R.J. de Bruijn. Het wrakingsverzoek volgde op een getuigenverhoor dat op 8 september 2015 had plaatsgevonden, waarbij de getuige had verklaard dat zij zich niet vrij voelde om te verklaren, omdat zij door verzoeker was beïnvloed tijdens een gesprek op het kantoor van zijn advocaat. De raadsheer-commissaris had in een e-mailbericht op 22 september 2015 gereageerd op het wrakingsverzoek en benadrukt dat hij de getuige kritisch had bevraagd en dat de zaak betrekking had op een zedendelict.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2015 was verzoeker niet aanwezig, maar mr. Koevoets was wel aanwezig en heeft het woord gevoerd. De raadsheer-commissaris was niet ter zitting aanwezig vanwege problemen met het openbaar vervoer. De advocaat-generaal, mr. R.C. Tdlohreg, was wel aanwezig en concludeerde tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
Het hof overwoog dat de onpartijdigheid van de raadsheer-commissaris niet in het geding was. De suggestie die de raadsheer-commissaris had gedaan aan de raadsman om zich te laten vervangen door een kantoorgenoot, was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. Het hof concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen.