ECLI:NL:GHAMS:2015:4156

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
200.173.196/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing naar België

In deze zaak gaat het om de vervangende toestemming voor verhuizing van de vrouw met de kinderen naar België. De man, die in hoger beroep is gekomen, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank Noord-Holland die de vrouw toestemming verleende om met de kinderen te verhuizen. De man betwist de noodzaak van de verhuizing en vreest dat dit negatieve gevolgen zal hebben voor de relatie met de kinderen. De vrouw heeft echter aangegeven dat de verhuizing goed voorbereid is en dat de kinderen al bekend zijn met de nieuwe omgeving. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen, mits de zorgregeling wordt gewaarborgd. Het hof heeft de belangen van beide partijen en de kinderen afgewogen en geconcludeerd dat de vrouw de toestemming voor verhuizing moet krijgen. De kinderen hebben aangegeven positief tegenover de verhuizing te staan. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van de man in hoger beroep af. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 6 oktober 2015
Zaaknummer: 200.173.196/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: C/15/225685/FARK15-2546
in de zaak in hoger beroep van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats a] ,
appellant,
advocaat: mr. T.J. Backx te 's-Hertogenbosch,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats b] , gemeente [x] in België,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.J. Dekker te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
De man is op 13 juli 2015 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 1 juli 2015 van de rechtbank Noord-Holland, met kenmerk C/15/225685/FARK15-2546.
1.3.
De vrouw heeft op 31 juli 2015 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De hierna te noemen minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven. Zij hebben dit schriftelijk gedaan met het door het hof bij de oproep gevoegde formulier. Het formulier is op 12 augustus 2015 door het hof ontvangen.
1.5
De man heeft op 17 augustus 2015 een proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg ingediend.
1.6.
De zaak is op 17 augustus 2015 ter terechtzitting behandeld.
1.7.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw V.A.S. Regout, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn [in] 2002 gehuwd. Hun huwelijk is op 20 februari 2009 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 14 oktober 2008 in de registers van de burgerlijke stand. Partijen zijn ouders van [naam kind 1] (hierna: [kind 1] ) geboren [in] 2000, [naam kind 2] (hierna: [kind 2] ) geboren [in] 2003 en [naam kind 3] (hierna: [kind 3] ) geboren [in] 2005 (hierna gezamenlijk: de kinderen). De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen. De kinderen verblijven sinds het uiteengaan van partijen bij de vrouw.
2.2.
Bij de echtscheidingsbeschikking is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepaald en is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald, inhoudende dat de kinderen de ene week van donderdag 19.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man verblijven en de andere week op zaterdagochtend tot 12.30 uur. Deze regeling is nadien door partijen in onderling overleg gewijzigd en [kind 2] en [kind 3] verblijven sindsdien in de even weken van vrijdag 17.00 tot zondag 20.00 uur bij de man. [kind 1] gaat al geruime tijd niet meer naar de man toe.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken van de vrouw haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar de gemeente [x] in België te verhuizen en om de kinderen voor het schooljaar 2015-2016 in te schrijven op [school] in de gemeente [x] in België, toegewezen. Daarbij is het
zelfstandig verzoek van de man de vrouw – onder verbeurte van een dwangsom - te verbieden om met de kinderen buiten een straal van 30 kilometer van de huidige woonplaats van de kinderen te verhuizen, afgewezen.
3.2.
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, te bepalen dat:
1. de inleidende verzoeken van de vrouw alsnog worden afgewezen;
2. de vrouw wordt verplicht ervoor te zorgen dat de kinderen, indien zij reeds zijn verhuisd, vóór 17 augustus 2015, althans vóór 1 september 2015 terugverhuizen naar [plaats] en de kinderen wederom in te schrijven en ingeschreven te houden op de scholen aldaar, onder verbeurte van een dwangsom van € 500, - per dag aan de man voor iedere dag dat de vrouw hieraan geen uitvoering geeft;
3. de vrouw wordt verboden om met de kinderen naar een plaats buiten een straal van 30 kilometer van [plaats] te verhuizen, onder verbeurte van een dwangsom aan de man van € 500,- per dag vanaf het moment van overtreding van dit verbod.
3.3.
De vrouw verzoekt de verzoeken van de man in hoger beroep af te wijzen, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
De man is het niet eens met de beslissing van de rechtbank waarbij aan de vrouw vervangende toestemming om met de kinderen naar België te verhuizen, is verleend.
De man is van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat er sprake is van een noodzaak om te verhuizen en dat er onomkeerbare stappen zijn genomen. De vrouw heeft dit volgens de man helemaal niet aangetoond. Van de vrouw mag verwacht worden dat zij in ieder geval gedeeltelijk in haar eigen levensonderhoud voorziet door middel van het verrichten van betaalde arbeid in Nederland. Zij heeft voorts niet aangetoond dat de relatie met haar partner zal eindigen als de toestemming tot verhuizing wordt geweigerd en dat zij niet zou kunnen verblijven in de woning van haar partner in [plaats] . Bovendien, als dat al zo zou zijn dan komt zij in aanmerking voor een sociale huurwoning, huurtoeslag en andere toeslagen, aldus de man.
De man benadrukt dat hij niet heeft geweigerd om bij te dragen in de kosten van de kinderen: hij was hier niet toe in staat. De man heeft huwelijkse schulden moeten aflossen. Tevens merkt de man op dat niet vaststaat dat de financiële verantwoordelijkheid voor de kinderen voor een groot deel op de partner van de vrouw heeft gerust.
De man is van mening dat sprake dient te zijn van een noodzaak voor de kinderen om te verhuizen, en niet voor de vrouw. De belangen van de kinderen staan centraal en de man heeft grote zorgen over de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen.
De vrouw heeft de verhuizing volgens hem onvoldoende voorbereid. De kinderen zijn de Franse taal niet machtig. De man heeft de stellingen van de vrouw, dat er een Nederlandse leerkracht aanwezig is op de school en dat de school ervaring heeft met Nederlandse leerlingen, betwist. De rechtbank is echter volledig aan deze betwisting voorbij gegaan. Dat de kinderen de camping reeds als vakantiebestemming kennen betekent volgens de man niet dat een permanent verblijf op de camping niet tot grote aanpassingsproblemen bij hen zal leiden. Daarnaast verwacht de man dat de vrouw en haar partner het zo druk zullen hebben dat de kinderen niet de benodigde tijd en aandacht krijgen.
Volgens de man zal voorts het contact tussen de kinderen en hem na de verhuizing minder worden. Hij heeft er twijfels over of de vrouw zich zal houden aan haar aanbod de zorgregeling te continueren. Zij wenst deze nu al in te perken en de kinderen later te brengen en eerder te halen. Het is de vraag of het voor de vrouw haalbaar is de kinderen een heel weekend naar Nederland te brengen. Ook is door de rechtbank de afstand en de reistijd ten onrechte niet meegewogen bij de beslissing. De kinderen zullen gemiddeld zeven uur per zorgweekend in de auto zitten. De man zou graag een groter deel van de zorg voor de kinderen op zich willen nemen. Dat hij niet heeft verzocht de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen doet daar, anders dan door de rechtbank is overwogen, niet aan af.
Voorts heeft de man zorgen over de volgens hem onzekere financiële toekomst van de vrouw en de kinderen in België.
4.2.
De vrouw heeft benadrukt dat zij met haar partner, met wie zij kort na het uiteengaan van partijen een relatie heeft gekregen, de afgelopen jaren voor de kinderen heeft gezorgd. Zij was met de kinderen financieel afhankelijk van het inkomen en vermogen van haar partner, nu haar eigen inkomen beperkt is geweest. De man heeft nauwelijks bijgedragen in de kosten van de kinderen. De vrouw betwist dat de man door haar in de schuldsanering zou zijn beland. De man had ook veel nahuwelijkse schulden. Ook na beëindiging van de schuldsanering heeft hij niet bijgedragen in de kosten van de kinderen, aldus de vrouw.
De vrouw en haar partner hadden al enige tijd de wens om een camping in België te exploiteren. Volgens de vrouw heeft zij dit op 1 december 2014 met de man besproken en heeft hij tijdens dit gesprek toestemming voor de verhuizing gegeven, waarna zij met haar partner alles in werking heeft gezet. Bij brief van 12 december 2014 heeft de man zijn toestemming echter weer ingetrokken. Er waren toen al onomkeerbare beslissingen genomen: haar partner had reeds zijn baan opgezegd.
De vrouw is van mening dat zij de verhuizing zorgvuldig heeft voorbereid. De financiële gevolgen van de verhuizing zijn goed in kaart gebracht. In eerste aanleg is een begroting overgelegd waaruit blijkt dat het geschatte inkomen voldoende is voor een gezin. Bovendien zullen zij geen woonlasten hebben en heeft de vrouw recht op (Belgische) kinderbijslag. De vrouw stelt dat het voor haar in Nederland zeer moeilijk zal zijn om een baan en een woning te vinden.
De vrouw stelt verder dat zij veel aandacht heeft besteed aan de overgang van de kinderen naar een Franstalige school, die veel ervaring heeft met Nederlandse leerlingen. Daarnaast heeft een vriendin van de vrouw, die docente Frans is, aangeboden de kinderen te helpen en te begeleiden.
Dat een verandering van omgeving voor de kinderen zijn weerslag zal hebben op de kinderen onderkent de vrouw. De camping en de omgeving zijn voor de kinderen echter al jaren een tweede huis. Zij gingen hier de afgelopen jaren bijna ieder weekend dat zij niet bij de man waren naar toe.
De vrouw benadrukt voorts dat zij het belangrijk vindt dat de kinderen contact hebben met hun vader en dat zij dat altijd heeft gestimuleerd. Zij zal de zorgregeling dan ook continueren en het contact tussen de man en de kinderen zal volgens haar niet minder worden na de verhuizing. De vrouw betwist dat zij in België niet genoeg tijd zou hebben voor de kinderen en dat zij de kinderen niet een heel weekend naar Nederland zou kunnen brengen. De vrouw en haar partner hebben rekening gehouden met al deze omstandigheden. Zij heeft in een andere procedure weliswaar om minieme aanpassingen van de zorgregeling verzocht, maar alleen om deze iets flexibeler te maken. De vrouw heeft daarbij aangeboden dat de man met zijn gezin op de camping kan staan.
Het verbaast de vrouw dat de man nu ineens een groter deel van de zorg voor de kinderen op zich wil nemen. Hij heeft hier eerder nooit interesse in getoond en was altijd een weekendvader.
Ten aanzien van de afstand stelt de vrouw dat zij en de kinderen bereid en gewend zijn om deze afstand af te leggen. De kinderen leggen deze afstand al bijna elk weekend af als zij niet bij de man zijn.
Inmiddels woont de vrouw met de kinderen in België. De kinderen hebben het er naar hun zin en hebben zich erop ingesteld om in België naar school te gaan. De vrouw acht het niet in hun belang om dit terug te draaien. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen gewogen en heeft terecht de beslissing genomen om de vrouw vervangende toestemming te verlenen.
Mocht de vrouw in hoger beroep geen toestemming krijgen, dan is er geen enkele aanleiding om haar een verplichting tot terugverhuizing op te leggen op straffe van een dwangsom. Allereerst zal zij zich houden aan een dergelijke uitspraak en bovendien dient haar enige ruimte gegund te worden om werk en woonruimte in Nederland te vinden.
4.3.
De oudste twee kinderen hebben in hun bericht aan het hof - kort en zakelijk samengevat - te kennen gegeven dat zij graag naar België verhuizen en daar naar school willen gaan.
4.4.
De Raad heeft het hof ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vrouw toestemming te verlenen om te verhuizen met de kinderen, mits zij de zorgregeling blijft garanderen. De Raad heeft daarbij het volgende opgemerkt.
De kinderen hebben belang bij een grote betrokkenheid van beide ouders. In het onderhavige geval zien de kinderen hun vader eens per twee weken en speelt de man in die zin een rol op afstand. De vraag is in hoeverre de relatie tussen de man en de kinderen door de verhuizing geschaad wordt en in hoeverre de kinderen last van de verhuizing zullen hebben. Dat laatste is voor de Raad niet geheel duidelijk, maar de oudste twee kinderen lijken in ieder geval positief tegenover de verhuizing te staan. De Raad constateert voorts dat de vrouw het belang van de relatie tussen de man en de kinderen onderkent en dat zij toezegt deze relatie in stand te houden.
De Raad heeft begrip voor de angst van de man dat de weekendregeling mogelijk uitgehold zal worden. De Raad acht het van belang dat de ouders aan hun communicatie werken, bijvoorbeeld door middel van mediation.
4.5.
Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253 a Burgerlijk Wetboek (BW) dient de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient de rechter alle omstandigheden van het geval en de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en mee te wegen. Het belang van de kinderen is daarbij een overweging van de eerste orde. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
In het onderhavige geval dient het hof bij de beoordeling de belangen van de kinderen in acht te nemen en daarbij te betrekken het belang van de vrouw om met de kinderen en haar partner in België een nieuw leven te beginnen en het belang van de man de kinderen in zijn directe omgeving te zien opgroeien, betrokken te blijven bij hun leven en regelmatig contact met hen te hebben.
4.6.
Op grond van de stukken in het dossier en het ter zitting verhandelde is het volgende naar voren gekomen. De kinderen hebben sinds de echtscheiding van partijen hun hoofdverblijf bij de vrouw. De vrouw heeft kort na het uiteengaan van partijen haar huidige partner ontmoet en zij is met de kinderen bij hem gaan wonen. Inmiddels vormen zij sinds 2008 een gezin. De kinderen verblijven in het kader van de zorgregeling om het weekend bij de man. [kind 1] heeft op enig moment besloten dat zij niet meer met de anderen mee wil en zij is al meer dan een jaar niet meer naar haar vader toegegaan. Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het zwaartepunt van de zorg en opvoeding van de kinderen sinds de echtscheiding bij de vrouw ligt. Ook het zwaartepunt van de financiële zorg voor de kinderen heeft sinds de echtscheiding bij de vrouw en haar partner gelegen, omdat de man na het uiteengaan van partijen door omstandigheden niet heeft bijgedragen in de kosten van de kinderen. Gebleken is voorts dat de communicatie tussen partijen sinds de scheiding zeer moeizaam verloopt.
4.7.
Ten aanzien van het belang van de vrouw bij de vervangende toestemming om te mogen verhuizen naar België overweegt het hof als volgt. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw haar stelling dat de beslissing van de partner om begin december 2014 zijn baan op te zeggen niet meer is terug te draaien, in het licht van de betwisting van de man voldoende onderbouwd, zodat het hof daar van uit gaat. Voorts blijkt uit de door de vrouw overgelegde stukken dat de vrouw en haar partner een overeenkomst hebben gesloten om vanaf medio 2015 gedurende drie jaar camping [de camping] in [woonplaats b] te exploiteren. Daarbij is hen een omzetgarantie gegeven en kunnen zij gebruik maken van de beheerderswoning zonder daarvoor extra huur te hoeven betalen. Het huis van de partner van de vrouw staat sinds mei 2015 te koop. De te verwachten overwaarde uit de verkoop zal dienen als een financiële buffer voor het gezin in België. Inmiddels wonen de vrouw, haar partner en de kinderen sinds de zomervakantie 2015 op de camping in België. Als de vrouw geen vervangende toestemming voor de verhuizing van de kinderen zal worden verleend zal zij zonder haar partner met de kinderen naar Nederland moeten terugkeren waar zij thans geen eigen huisvesting of werk heeft. Gelet op de gesloten exploitatieovereenkomst zal haar partner in dat geval in België moeten achterblijven. Een (geografische) scheiding van haar partner, die al jarenlang een belangrijke rol speelt in het leven van de kinderen, zou een ingrijpende verandering betekenen in het gezinsleven dat zij inmiddels met elkaar hebben opgebouwd. Het zwaarwegende belang van de vrouw om te mogen verhuizen naar België is hiermee gegeven.
4.8.
Tegenover het belang van de vrouw om te verhuizen staat het eveneens zwaarwegende belang van de man om betrokken te blijven bij de verzorging en opvoeding van de kinderen en om regelmatig contact met hen te hebben en te behouden. De man heeft daarbij de angst dat hij de kinderen kwijtraakt als zij zullen verhuizen.
Vast staat dat de geografische afstand tussen de man en de kinderen door een verhuizing naar België veel groter zal worden. Anders dan de man stelt, staat echter niet vast dat de verhuizing tot een (wezenlijke) verandering van de inhoud en frequentie van het contact tussen hen zal leiden. De kinderen zijn de afgelopen jaren niet op andere momenten dan gedurende de weekenden van de zorgregeling naar hun vader toegegaan. De vrouw onderkent het belang van het contact tussen de kinderen en de man en heeft toegezegd de zorgregeling te continueren en de kinderen te brengen en halen. Zij heeft dit zo georganiseerd dat zij bij haar moeder in […] verblijft gedurende de weekenden dat de kinderen bij de man zijn. Het hof ziet geen aanleiding te verwachten dat de vrouw zich niet aan deze regeling zal houden. In de (geringe) wijziging die de vrouw sedert het verblijf in België in de huidige haal- en brengtijdstippen wenst aan te brengen, ziet het hof, anders dan de man, geen aanleiding om de intenties van de vrouw in twijfel te trekken. Het hof heeft begrip voor de angst van de man dat het mogelijk in de toekomst lastiger zal worden om de zorgregeling te continueren, omdat de kinderen ouder worden, sociale activiteiten ontwikkelen en zelf hun weekendactiviteiten willen bepalen, maar een dergelijke ontwikkeling kan zich eveneens voordoen als de vrouw en de kinderen in Nederland blijven. Het hof tekent hierbij aan dat de man ook op andere wijze, bijvoorbeeld door middel van Skype of het door de vrouw aangeboden verblijf op de camping, contact met de kinderen kan onderhouden. Het hof komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat in de betrokkenheid van de man bij de opvoeding en verzorging van de kinderen door een verhuizing geen cruciale wijziging komt.
4.9.
Ten aanzien van de belangen van de kinderen overweegt het hof als volgt.
De oudste kinderen [kind 1] en [kind 2] hebben zowel in eerste aanleg als in hoger beroep aangegeven dat zij positief staan tegenover de verhuizing. Volgens de man maakt [kind 3] zich zorgen over de verhuizing en met name over het feit dat zij naar een Franstalige school zal gaan. Volgens de vrouw maakt [kind 3] zich er juist zorgen over dat de verhuizing niet doorgaat.
Het hof overweegt dat de verhuizing naar België een ingrijpende verandering in het leven van de kinderen zal betekenen; zij worden uit hun vertrouwde sociale omgeving gehaald, veranderen van school en zullen Franstalig onderwijs krijgen. Het is niet zeker hoe de kinderen op een dergelijke verandering zullen reageren en of dit tot door de man gevreesde aanpassingsproblemen zal leiden. Wel zijn de kinderen al enigszins vertrouwd met hun nieuwe omgeving omdat zij daar al veel weekenden en vakanties hebben doorgebracht. Hierdoor zijn zij inmiddels enigszins aan het reizen tussen Noord-Holland en België gewend geraakt. Ook heeft de vrouw naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd dat er mogelijkheden zijn om de kinderen te ondersteunen in het leren van de Franse taal. Alle omstandigheden in aanmerking nemend is het hof van oordeel dat het belang van de kinderen het meest gediend is bij continuering van hun huidige gezinssituatie. Zoals eerder overwogen ligt het zwaartepunt van de opvoeding en verzorging van de kinderen sinds het uiteengaan van partijen bij de vrouw en haar partner. Inmiddels woont het gezin in België. De stelling van de man dat de kinderen daar niet de benodigde tijd en aandacht zullen krijgen, is niet nader onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbij gaat. Het onthouden van toestemming tot de verhuizing aan de vrouw zou er thans op neer komen dat de partner van de vrouw in België moet blijven om de camping te exploiteren en dat de vrouw met de kinderen naar Nederland moet terugkeren, waar zij vooreerst geen werk of woonruimte heeft. Dit zou een zeer onzekere situatie opleveren voor de vrouw en de kinderen en een ingrijpende verandering betekenen in hun gezinsleven, waarbij de relatie tussen de vrouw en haar partner naar verwachting onder zware druk komt te staan, hetgeen niet in het belang van de kinderen kan worden geacht. Dat deze situatie mede is ontstaan omdat de vrouw en haar partner hebben gehandeld voordat de (officiële) toestemming door de man was gegeven maakt, hoe ongelukkig deze gang van zaken ook is geweest, het voorgaande niet anders. Voorts is van belang – zoals eerder overwogen- dat de frequentie van het contact tussen de man en de kinderen niet of nauwelijks zal veranderen.
4.10.
Op grond van het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat alle betrokken belangen in aanmerking genomen aan de vrouw de toestemming tot verhuizing dient te worden verleend. Dit leidt ertoe dat het hof de beschikking waarvan beroep zal bekrachtigen en de verzoeken van de man in hoger beroep zal afwijzen.
Het hof overweegt ten slotte dat het van belang is dat partijen aan hun communicatie werken. De gang van zaken rond de verhuizing is een voorbeeld van de gebrekkige communicatie tussen partijen. Zowel de man als de vrouw heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij dit graag willen verbeteren. Het hof sluit zich aan bij het advies van de Raad aan partijen om hiervoor mediation te starten. Als partijen beter in staat zijn met elkaar te communiceren en te overleggen zal dit bijdragen aan een goede uitvoering van de zorgregeling en in die zin een extra waarborg vormen voor het behoud van het contact tussen de man en de kinderen. Bovendien zullen de kinderen niet langer belast worden met de spanningen tussen de ouders.
4.11.
Het hof ziet onvoldoende aanleiding de man te veroordelen in de kosten van de procedure, zoals door de vrouw is verzocht en zal deze kosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.12.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. J.F.A.M. Graafland‑Verhaegen en mr. S.F.M. Wortmann in tegenwoordigheid van mr. E.E. Kraan als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2015.